Direct naar artikelinhoud
OpinieMax Pam

Als iedereen tevreden moet worden gesteld is dat het einde van de literatuur

Max Pam

Mijn moeder de vrouw was een heel wijze vrouw, van wie ik heel veel heb gehouden. Ze werd geboren in de Eerste Wereldoorlog, trouwde tijdens de Grote Depressie, scheidde tijdens de ­bezetting en hertrouwde na de Tweede Wereldoorlog met de man die later mijn vader zou zijn.

Mijn moeder de vrouw was een wijze vrouw, die door de omstandigheden wijs was geworden. Ze zei: ‘Zorg er altijd voor dat je wordt beoordeeld om wat je doet. Laat je nooit beoordelen om wat je bent: man of vrouw, blank of donker, zwart of wit, gelovig of ongelovig, ­Nederlander of Duitser, Jood of niet-Jood. Doe dat zelf ook niet bij anderen. Je zult ein Mann ohne Identitäten zijn. Dat klinkt nu misschien een beetje kaal, maar wees daar blij om. Later zul je ervaren welk een kolossaal voordeel het is om de wereld zonder de vooroordelen van een eigen identiteit tegemoet te treden.’

Mijn vader, die lang niet zo wijs was als mijn moeder maar die wel een helder verstand had, sloot zich aan bij zijn echtgenote. Hij brak met een traditie in zijn familie en liet zijn zoon onbesneden, zodat anderen niet zouden denken dat zijn zoon een Jood was, en zijn zoon zelf ook niet.

Mijn moeder de vrouw, die dus erg wijs was, leefde – voor zover mogelijk – naar haar eigen principes. Zij ging aan sport doen, wat in de jaren twintig van de vorige eeuw beslist on­gebruikelijk was. Helemaal ongebruikelijk was dat zij ging schoonspringen, een sport die men beoefende in badpak. De buren, die nog in hun gereformeerde identiteit vastzaten, spraken er schande van.

Maar het kon mijn moeder de vrouw niet verhinderen haar eigen weg in te slaan. Ze besloot een vak te leren en werd onderwijzeres op een lagere school. Ze is praktisch haar hele leven blijven werken, ook al trouwde ze en stond ze weleens – vooral in de weekenden – achter het aanrecht.

Ik had niet de indruk dat zij daar erg onder leed. Het waren tijden van armoede en de aardappels werden tot de laatste kruimel opgebakken. Toch ging ze ook weleens uit. Ze ging uit dansen en trouwde met de trompettist van de band. Het huwelijk beviel haar echter niet en zij vroeg een scheiding aan.

Om in die tijd wettelijk te kunnen scheiden, moest je min of meer bekennen dat je overspel had gepleegd. Dat deed zij zonder blikken of blozen. De andere buren, die nog erg in hun katholieke identiteit vastzaten, spraken er schande van. Ze weigerde elke alimentatie, en dat midden in de oorlog – in 1942! Kom daar in 2018 nog maar eens om, het zou een goed thema zijn voor Boekenweek.

Mijn moeder de vrouw werd al eigenwijs genoemd, toen zij mijn vader tegenkwam. Zij trouwde voor de tweede keer en bij mijn geboorte had ik dus al een halfzusje, dat mijn moeder uit haar eerste huwelijk had meegenomen.

Ze verdroeg de escapades van mijn vader, zelfs toen ons gezin elke nacht anoniem werd wakker gebeld door iemand die na onderzoek van de PTT de jaloerse echtgenoot van mijn ­vaders minnares bleek te zijn. Mijn vader was niet goed wijs, biechtte alles op en beloofde beterschap, waar hij zich – geloof ik – aan heeft gehouden.

Mijn moeder die een wijze vrouw was, citeerde graag Aristoteles, hoewel ze een hekel had aan filosofen: ‘Vrouwen houden meer van hun kinderen dan mannen, want zij hebben een pijnlijker aandeel in hun voortbrenging en zij weten met meer zekerheid dat de kinderen van hen zijn.’ Daarna fietste ze naar de school waar ze lesgaf aan de kinderen van de hoogste klassen.

Mijn moeder las veel, van Harry Mulisch tot Hella Haasse. Het woud der verwachting was haar lievelingsboek. Maar ze las die schrijvers niet als man of vrouw, ‘maar als mens’. Ze zei: ‘Op het moment dat je schrijvers gaat beoordelen en bekronen op grond van hun identiteit, kom je terecht in een gunsysteem, dat niet gebaseerd is op kwaliteit. Dat is een systeem van subsidies, beurzen, prijzen en van vele, vele juryleden. Iedereen moet tevreden worden gesteld en alles moet naar eerlijkheid verdeeld, maar dat is ­tevens het einde van de literatuur.’

Het verbaasde me niet dat mijn moeder over dit soort dingen nadacht. Conflicten ging zij niet uit de weg, maar ze zocht ze evenmin op. Terwijl mijn ­vader te onhandig was om een spijker in een muur te slaan en voornamelijk de functie had om alle tegenslagen weg te ­lachen, kon zij eigenlijk alles. Plamuren, behangen, autorijden en onder de brug een schip bevaren. Alleen psalmen zingen deed zij niet.