Direct naar artikelinhoud
Gezondheid

Al jaren geen abortuscijfers meer voorhanden

Al jaren geen abortuscijfers meer voorhanden
Beeld iStock

Al zes jaar lang worden er in ons land geen statistieken meer gepubliceerd over vrijwillige zwangerschapsafbrekingen. Dat staat vrijdag in La Libre. Hoewel de wet van 1990 voorziet in een nationale commissie die moet toezien op de toepassing van de wettelijke bepalingen, kampt die al sinds 2012 met een tekort aan leden.

De commissie moet elke twee jaar een rapport opstellen voor het parlement op basis van de registratiedocumenten van artsen die een vrijwillige zwangerschapsafbreking hebben uitgevoerd. De analyses moeten een beeld geven van de sociodemografische, psychosociale en medische omstandigheden van vrouwen die een abortus hebben. 

Het laatste jaar waarvan de statistieken beschikbaar zijn, is 2011, toen 20.000 vrijwillige zwangerschapsafbrekingen werden aangegeven. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen was toen 27 jaar. In 87 gevallen ging het om meisjes tussen 10 en 14 jaar. Meer recente gegevens zijn in principe voorhanden, maar die moeten gevalideerd worden door de evaluatiecommissie, die momenteel de facto niet meer bestaat wegens een nijpend tekort aan leden. In totaal werden al drie oproepen tot kandidaturen zonder resultaat gepubliceerd in het Staatsblad. 

Momenteel worden nog steeds zestien leden gezocht, van wie er acht dokters, vier rechtenprofessoren of advocaten en vier mensen uit de sector van vrouwenbegeleiding. Bovendien is men ook nog op zoek naar zestien waarnemende leden.

"Komende weken" opnieuw publicatie van abortuscijfers

De commissie die statistieken moet publiceren over abortus, kan dat "in de komende weken" opnieuw doen, zegt het kabinet van bevoegd minister Maggie De Block (Open Vld). Aan het ledentekort wordt binnenkort een mouw gepast. "De commissie wordt in de komende weken opnieuw benoemd door de ministerraad en kan dan cijfers publiceren. Dat was voor de duidelijkheid al lang gepland", zegt een woordvoerder.

Dat het lang geduurd heeft, ligt volgens het kabinet aan de strenge benoemingsvoorwaarden in de wet. Dat was een "oud zeer", waar de Kamer pas na een aantal jaar aan verholpen heeft.