Direct naar artikelinhoud
Buitenland

Boracay gehoorzaamt de president: het paradijselijke strand is leeg

Filipijnse agenten tijdens een oefening om het vakantie-eiland Boracay van toeristen te ontdoen.Beeld EPA

Het Filipijnse eiland Boracay geeft gehoor aan de oproep van president Duterte. De toeristenbestemming moet zes maanden dicht om te worden opgeknapt. Niemand wil de president voor het hoofd stoten – en dus bewerkt een hoteleigenaar zijn eigen hotel met een sloophamer.

Met een moker slaat een man in op Jony’s Beach Resort. In een mum van tijd heeft hij in de buitenmuur een gat geslagen dat groot genoeg is om er een vrachtauto doorheen te rijden. Tevreden hangt hij een blauw zeil voor het gat. Het begin is er. Van het restaurant aan de overkant van de straat klinkt het staccato van een zware betonboor. Ook daar vliegen betonsplinters in het rond, tot op de straat. De kans dat ze iemand raken is klein, want verkeer is er nauwelijks meer op Boracay.

Filipijnse werkers halen de muur van een luxe-resort neer.Beeld EPA

De toeristen zijn vertrokken, militairen zijn er wel op het vakantie-eiland. Twee Huey-helikopters van het Filipijnse leger vlogen van de week laag over het strand alsof het Vietnam was in de jaren zeventig: de schutters met de mitrailleurs in de open deuren aan de zijkant. Het zware gedreun van de helikoptermotoren bracht de zee aan het trillen. Op het water, nog geen honderd meter van het strand, speelden zeven speedboten van marine, kustwacht en politie oorlogje.

Het militair vertoon past bij president Rodrigo Duterte. Iedereen snapt vanzelf dat die Hueys zo laag voorbijvliegen om duidelijk te maken dat met hem niet valt te spotten. Maar echt nodig is dat niet. De president was duidelijk genoeg: Boracay gaat vanaf 26 april zes maanden dicht en in die maanden moet het worden opgeknapt, en moet de bebouwing die te dicht bij het water staat wijken. Als hij dat zegt is het zo. Deze president maakt geen grapjes.

Niet zo happy

Op Boracay zal niemand het in zijn hoofd halen iets te doen waaraan de president zich zou kunnen storen. De zes maanden sluiting hebben ze aan hun broek en de sloop moeten ze ook maar zien te slikken. Hoteleigenaar Dionisio ‘Yoni’ Salme is daarom een van de eersten die zelf zijn hotel met de moker een stukje kleiner maakt. Of hij dat leuk vindt of niet speelt daarbij geen rol.

De Filipijnse president Rodrigo Duterte.Beeld AP

"Veel mensen zijn niet zo happy met hoe dit allemaal gaat, maar niemand protesteert. We willen geen slecht nieuws dat de president zou kunnen irriteren. Hij zou de sluiting kunnen verlengen, of erger. Maar als we goed meewerken, wie weet kan het eiland dan misschien al over vier maanden weer open." Zo probeert Salme van alles de positieve kant te zien. "Hoe het gaat is misschien niet zo fijn, maar als iedereen doet wat hij moet doen, hebben we straks misschien een veel beter eiland. En dan is het ’t waard geweest."

Niemand zegt het hardop, maar het besluit om het eiland dicht te gooien was eigenlijk een bevlieging van de president. Veel advies en planning is daar niet aan te pas gekomen. Eén YouTube-filmpje was genoeg om honderden hotels, guesthouses, restaurants, cafés, winkels en kleine handeltjes een half jaar dicht te gooien. Dat filmpje ging de hele wereld rond.

De beelden toonden een pijpleiding die uitmondde op Bulabog Beach, aan de noordkant van het eiland. De pijp was een uitlaat voor overtollig regenwater, maar uit de mond kwam stinkende zwarte smurrie: afvalwater van hotels op het eiland. Duterte kreeg het filmpje onder ogen. Hij ontstak in woede, noemde Boracay een "beerput" waar de zee "stinkt naar stront", en voordat iemand verder nog iets kon zeggen verordonneerde hij spontaan de sluiting van het hele eiland.

Smurrie

Het is vloed op Bulabog Beach en de pijp ligt een meter onder water. De buis is goed te zien, want het zeewater hier is kraakhelder. Van zwarte smurrie is geen spoor meer te bekennen. Dat was simpelweg een kwestie van de kraan dichtdraaien. Maar daarmee was het probleem niet opgelost. Die smurrie kwam ergens vandaan. Hotels bleken hun afvalwater niet op het riool te lozen maar op pijpen die bedoeld waren voor de afvoer van overtollig regenwater. En dat waren er nogal wat, zegt zakenman Andre Abriam. "Ze hebben er maar één beboet, en de rest niet. Daar snap ik niks van. Iederéén doet het. Die pijp loopt voor hun deur, onder de weg, dus het was voor hen makkelijk om hun afval daarin te lozen."

Bijna twee miljoen toeristen kwamen er vorig jaar, en die brachten een miljard euro mee

Er is nogal wat gebouwd in Boracay, sinds het in de jaren tachtig bij steeds meer toeristen in trek raakte. Hotels, resorts, restaurants, en zelfs een shoppingmall. Bijna twee miljoen toeristen kwamen er vorig jaar, en die brachten een miljard euro mee. Yoni bouwde een tweede hotel, en een andere hoteleigenaar, Rowen Aguirre, opende bijvoorbeeld twee 7-Eleven-winkels. Aan de zakenlui lag het dus niet, maar de overheid kon ze niet bijhouden. Dat zegt Aguirre zelf, want hij is behalve zakenman ook rechterhand van de ‘administrateur’ van het eiland, een soort wethouder van Boracay. ‘De boosdoeners zijn de bedrijven. Die houden zich niet aan de regels. We moeten ze altijd achter de vodden zitten, maar als je even niet kijkt gaat het mis. Als ze de kans krijgen, doen ze wat ze willen.’

Daarom staan zoveel gebouwen te dicht bij de weg en te dicht bij de zee, en daarom moet er zoveel worden gesloopt. Als datum was 26 april geprikt, en op die dag zie je dit: op de hoofdweg geen toeristenbusjes meer, maar wel bulldozers en vrachtwagens vol mannen met gloednieuwe oranje vestjes en helmen. Ze beginnen met gloednieuwe scheppen goten schoon te schrapen. Ergens moet iemand daar een budget voor hebben uitgetrokken, maar niemand weet wie. Niemand kent de plannen van de president. ‘Niemand weet wat zich in het hoofd van die man afspeelt’, zegt zakenman Andre Abriam.

(Lees verder onder de foto.)

De inwoners van Boracay ruimen het strand op.Beeld EPA

Geen geld

Het enige wat de mensen zeker weten is dat er zes maanden geen geld binnenkomt. Voor de zakenlui is dat even slikken, maar voor hun personeel is het een stuk erger. Bijna 30 duizend mensen verdienen op het eiland de kost. Zij zijn de chauffeurs, bewakers, kamermeisjes, masseuses, obers, zonnebrilverkopers en de mannen die leuren met de folders voor de attracties.

Het gros van die mensen moet weg, terug naar waar ze oorspronkelijk vandaan komen. Honderden staan er donderdag in een rij voor de sociale dienst, die een veldkantoor heeft ingericht in een bank. Ze krijgen geld voor de thuisreis: dat is de enige tegemoetkoming die Duterte ze gunt. Hoe ze vervolgens de komende zes maanden moeten doorkomen, is niet zijn probleem.

Als ook zij vertrokken zijn, is er niemand meer en kunnen de bouwvakkers lekker doorwerken. Niemand zal ze daarna meer komen storen, want niemand komt er meer in. De meeste vluchten op de dichtstbijzijnde luchthaven van Caticlan, op het vasteland, zijn zes maanden geschrapt, en de veerdiensten naar Boracay varen op halve kracht. Alleen bewoners en mensen met een speciaal pasje mogen overvaren. Bij de toegang tot de veerboten wacht een legertje ambtenaren, politiemensen en militairen, klaar om ieder ander die toch probeert het eiland te bereiken tegen te houden.

De gesloten luiken, de lege straten en de militairen geven het paradijselijke eiland de grimmige aanblik van een plek waar zich zojuist iets vreselijks heeft afgespeeld, of een plek waar elk moment iets nog vreselijkers moet gebeuren.

De Paraw Beach Club ligt erbij alsof daar de bom al is gevallen. Hier hebben ze tot diep in de nacht feest gevierd: The Last Hurrah in Paradise. Stoelen zijn omgevallen, overal staan lege flessen en volle asbakken, alsof de feestvierders alles hebben laten liggen en overhaast zijn vertrokken. Op het strand nemen een man en een vrouw een laatste zonnebad. Ze spreiden hun armen, zodat de zon overal bij kan komen. Als ze zich bruin genoeg voelen, vertrekken ook zij en blijft het strand verweesd achter. Boracay is dicht. 

Filipijnse agenten tijdens een oefening om het vakantie-eiland Boracay van toeristen te ontdoen.Beeld EPA