Direct naar artikelinhoud
Media

Alle illustraties van Joost Swarte voor The New Yorker gebundeld in één overzichtsboek

Een van Joost Swartes coverillustraties voor 'The New Yorker'.Beeld joost swarte

Welke tekenaar droomt er nu niet van om in The New Yorker te publiceren, liefst nog als coverartiest? De Nederlandse illustrator Joost Swarte is er bijna kind aan huis. Hij publiceerde er zo vaak dat hij er een lijvig boek van kon maken. Van schets tot publicatie.

Of The New Yorker nu echt het walhalla is voor illustratoren wereldwijd? Joost Swarte (69) windt er vanuit zijn atelier in Haarlem geen doekjes om. “Dat kun je echt wel zo stellen, ja. Ik ken geen enkel ander tijdschrift ter wereld waarin illustratoren zo’n auteurspositie hebben verworven en in die mate gerespecteerd worden.”

Swarte wijst op de unieke redactiestructuur van het in 1925 opgerichte blad. “Liefst drie beeldredacteuren houden er zich bezig met elk een specifieke illustratieve insteek. Françoise Mouly (echtgenote van Art Spiegelman, auteur van de holocauststrip Maus, GDW) gaat over de covers, Chris Curry is verantwoordelijk voor de illustraties die binnen in het blad de grote leesstukken opfrissen en Bob Mankoff zoekt de moppen bij elkaar die her en der verspreid staan. Het wordt dus serieus behandeld. Iedereen presteert op het hoogste niveau. Illustratoren inclusief. Dat stimuleert enorm.”

Zelf heeft Swarte enkel contact met die eerste twee. Sinds 1994 publiceerde hij in het blad acht covers, meer dan vijftig kleurenillustraties en zo’n honderd zogenaamde spots, kleine tekeningen die de vaak lange essays uit het blad wat meer kleur en dynamiek moeten geven. Allemaal staan ze in New York Boek, 120 pagina’s. Van idee naar droedel naar schets tot illustratie of cover. “In 1998 had ik er mijn eerste cover te pakken. Niet toevallig was dat een cover rond boeken. Ik denk dat op de helft van mijn covers literatuur centraal staat. Wellicht komt dat omdat ik van boeken hou. Dat weten ze in Manhattan, en telkens als zo’n thema zich opdringt, denken ze aan mij.”

Art Spiegelman

Bij ons leverden ook onder meer Ever Meulen, Pieter Van Eenoge en Jan Van Der Veken bijdragen aan het blad, maar in de Benelux is Swarte veruit de grootste leverancier. De Nederlander dankt zijn nauwe samenwerking met TNY aan Art Spiegelman en diens echtgenote Mouly. Hij rekent hen al jaren tot zijn vrienden. Telkens wanneer hij de redactie van The New Yorker bezoekt, gaat er een drankje of hapje bij het koppel aan vooraf. 

'Soms kom je in een krant of blad artikels tegen die heel diep op de dingen ingaan, maar 'The New Yorker' heeft het tot standaard verheven'
Joost Swarte

Swarte: “In de jaren 70 begonnen beiden met het avant-gardistische tijdschrift RAW, waarin ze op een eigentijdse manier de stand van zaken in de stripscene –vooral de modernistische variant daarvan – wilden overschouwen. Ik werkte van in het begin mee aan dat blad.” 

Het bleek het ideale opstapje naar The New Yorker. Niet alleen van Swarte, overigens. “In de jaren 80 werd met de aanstelling van de Britse Tina Brown als hoofdredactrice gehoopt dat het blad spraakmakender zou worden. Françoise werd er coverbeeldredactrice, terwijl Art de ene na de andere spraakmakende, zelfs controversiële cover leverde. Ik bedank ze beiden in mijn boek (meer nog: Swarte draagt het boek op aan Spiegelman, GDW). Toen TNY zich wat meer op de agenda had gezet, was het de beurt aan hoofdredacteur David Rennick, die vanuit zijn positie als schrijver-journalist weer meer op de inhoud ging werken.”

In zijn voorwoord steekt Swarte zijn bewondering voor het blad niet onder stoelen of banken. “Dat komt omdat ze de onderwerpen heel diepgaand beoordelen. Vaak publiceren ze uitgebreide essays waarin vanuit verschillende perspectieven naar een thema wordt gekeken. Dat vind ik belangrijk. Goed, het is iets voor de lange adem. Wij hebben dat hier niet. Soms kom je in een krant of blad weliswaar artikels tegen die heel diep op de dingen ingaan, maar The New Yorker heeft het tot standaard verheven.”

Ali vs. Trump

Leonardo da Vinci als space surfer, een muis en een kat die de Chinese beurscrash uit 2015 verbeelden of de tinnen man en de vogelverschrikker uit The Wizard of Oz die symboliek staan voor de Amerikaanse verkiezingen (“Het uitgangspunt daarin was: kiezen we onze politici met het hart of met het verstand?”). Swarte omarmt elk onderwerp.

Maar covers creëeren, daar gaat duidelijk zijn voorkeur naar uit. “Omdat je daar meer persoonlijke vrijheid in kwijt kunt dan bij tekeningen van andermans verhaal. Je voelt je meer auteur.”

Joost Swarte.Beeld Klaas De Scheirder

Hij zit naar eigen zeggen lang aan het uitwerken van een idee. “Er gaan veel schetsen aan vooraf, want het cultuurverschil tussen Europa en Noord-Amerika maakt het soms moeilijk. Wij zijn hier heel wat gewend, kennen minder censuur. Daarom moet je jezelf uitdagen. Blijven schetsen maakt dat je op verschillende ideeën komt.”

‘Neen’ krijgt hij niet te horen. Of toch, één keer. De schets ervan staat in het boek. “Toen Mohammed Ali overleed, leverde ik naar mijn idee een sterke cover met een bokser die zijn tegenstander niet alleen K.O. mept met zijn twee vuisten, maar vooral door een derde vuist die uit de mond komt. Het was mijn manier om te stellen dat Ali gezegend was met een ongeziene taalkundigheid. In eerste instantie reageerde TNY positief, maar dan kwam het mailtje dat een ander blad hem op de cover had, terwijl niet veel later ook Trump de verkiezingen won. Tja, het risico van een weekblad. Je moet inspelen op de actualiteit.”

'Wij zijn hier heel wat gewend, kennen minder censuur. Daarom moet je jezelf uitdagen'
Joost Swarte

Die actualiteit noopte hem er één keer toe aan zijn cover allerijl nog te veranderen. Hij haalt twee bijna identieke, in het boek opgenomen covers aan rond de Chinese beurscrash. “Op de ene gaat de dalende curve – voorgesteld door een muis – dramatisch hard naar beneden. Die cover was drukklaar, tot de beurs zich plots herstelde. Ik kon nog net de muis omhoog laten springen. Fiasco afgewend.”

Dat het tijdschrift de hele wereld afspeurt naar illustratoren, mag duidelijk zijn. Swarte spreekt vol lof over zijn collega’s. Maar ook hij heeft zijn voorkeuren. De Duitser Christoph Niemann, bijvoorbeeld. Of de Italiaan Lorenzo Mattotti, de Noor Bendik Kaltenborn of de Canadees Bary Blitt. “Ik sta soms versteld van hun niveau.” Maar heel af en toe verrast hij ook zichzelf. Zijn eigen favoriete illustratie bevindt zich midden in zijn boek. “‘Possession’ hoort bij een knap verhaal van David Sedaris over hoe hij het Anne Frank-huis bezocht in Amsterdam, zichzelf in spiegelbeeld ziet in het raam, opmerkt dat hij zich er wel ziet wonen en vervolgens schrikt van zichzelf en achterblijft met een soort schuldgevoel. Het was meteen raak. In de schets zie je hem even zelfvoldaan naar zichzelf kijken in het raam.” Typisch The New Yorker, vindt Swarte. “Aan elk verhaal, elk gedachtegoed, zitten meerdere kanten.”

Ali vs. Trump
Beeld joost swarte

New York Boek verscheen bij Scratch, 120 pagina’s.