Tien jaar geleden stierf Vlaanderens grootste schrijver. Een reconstructie van de laatste dagen van Hugo Claus

© Photo News

Sterven zoals Hugo Claus. Het is, tien jaar later, nog altijd een ideaalbeeld: een laatste glas champagne, een laatste stiekeme sigaret, en dan... “Tetitatutis”. Maar hoe beleefde Vlaanderens meest geroemde schrijver zijn einde zelf? Leefde hij er echt zo ongedwongen naartoe? Of was dat slechts schijn voor de buitenwereld? Een reconstructie van de laatste dagen.

Bert Heyvaert

© if

- “Zal ik je morgen opnieuw bellen?”, vraagt Sylvia ­Kristel, die ochtend aan de telefoon.

- “Ik kijk ernaar uit”, ­antwoordt Hugo Claus.

Het is woensdag 19 maart 2008, rond elf uur. Kristel belt in die periode dagelijks met “de liefde van haar ­leven”, met wie ze vijf vurige jaren deelde en met wie ze een zoon kreeg. Ze weet dat zijn einde nadert. Maar wat ze tijdens het telefoontje níet weet, is dat het hun laatste gesprek is. Claus rept met geen woord over de taxi die hij rond de middag zal ­nemen, naar het Middelheim Ziekenhuis. Hij vertelt niet dat hij om 13.45 uur een ­dodelijke injectie zal krijgen. Hij zegt alleen: “Morgen? Ik kijk ernaar uit.”

Er zijn die dagen weinig mensen die weten wanneer Hugo Claus exact zal gaan. Toch wacht iedereen erop. Want op 30 april 2006 al had zijn vrouw Veerle dit bericht naar intimi gestuurd:

“Lieve vrienden,

Op verzoek van Hugo stuur ik jullie deze mail.

Er werd vastgesteld dat ­Hugo lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Hugo heeft beslist de tijd die hem nog rest, en waarvan hij het einde zal ­bepalen, zo vrolijk mogelijk door te brengen.

Hij stuurt jullie zijn groeten.

Ni dieu, ni maître.”

Dat laatste was het levensmotto van de vrijzinnige Claus. God noch gebod. Hij zou door niemand zijn leven laten bepalen, ook niet door – zoals hij zijn ziekte noemde – “de beestjes in zijn hoofd”. Claus was als de dood voor een scenario à la Gerard ­Reve: wegdeemsteren in een muffig rusthuis, doffe blik op oneindig. “Hij had zijn beide ouders zien sterven, vooral de doodsstrijd van zijn vader in 1986 was wreed”, zegt ­Kevin Absillis, Claus-kenner aan de UAntwerpen. “Nadien sloot hij zich aan bij de Vereniging Recht op Waardig Sterven, lang vóór het euthanasiedebat in België losbarstte. Toen hij de diagnose ­alzheimer kreeg, was zijn keuze gemaakt.”

© if

Hartstochtelijke kus

Voor de buitenwereld bleef Claus die laatste jaren trouw aan zijn imago: de flamboyante levensgenieter. De laatste weken ging hij dineren met talloze vrienden. Guy Verhofstadt, Sylvia Kristel, Hilde Van Mieghem ook. “Hij heeft het nooit benoemd als een ­afscheidsdiner. Gelukkig niet”, zegt Van Mieghem. “Het was een normaal, gezellig etentje met Hugo. Ik heb hem gevraagd: Ben je bang om dood te gaan? Neen, antwoordde hij. Waarom zou ik? Ik was ook niet bang voor mijn geboorte. Typisch Hugo. Hij was een heel welbespraakte man, maar hij vertelde nooit wat hij voelde.”

Hij uitte zijn gevoelens die avond nog wel. In Alleen Elvis Blijft Bestaan onthulde Van Mieghem vorig jaar dat Claus haar die avond hartstochtelijk kuste in de lift, met de boodschap “Dit wil ik nu al dertig jaar doen”. “Maar ook dat”, zegt ze, “voelde niet als een afscheid. Het viel me vooral op hoe hongerig hij was. Hongerig naar leven.”

Achtervolging naar de Fnac

Op zondag 9 maart 2008, tien dagen voor het einde, ­nodigden Veerle en Hugo een select groepje vrienden uit voor een laatste diner. Oesters, frieten, paling in ’t groen. De dood kwam dan echt dichtbij – bij het aperitief werd de muziek voor de uitvaart gekozen – maar toch werd er weinig over gepraat. Collega-schrijver Erwin Mortier, een van de genodigden, beschrijft het als volgt: “Het naderende afscheid kringelde grotendeels onuitgesproken boven het gezelschap. Hugo zei dat de beestjes in zijn hoofd van kleur ­begonnen te veranderen en dat het tijd werd om te gaan. Verder werd er niet veel over gepraat. Hij vond de dood een kinderziekte.”

Weer een boutade. Leve het leven. En toch: Veerle De Wit, zijn vrouw, zegt in een zeldzaam Humo-interview dat de ziekte privé veel meer woedde dan publiek. “Het ­afbrokkelen binnenskamers was oneindig veel groter dan buitenskamers. Hij heeft tot zijn laatste snik zijn best ­gedaan tegenover de buitenwereld, de hel was voor binnen. Daar kwamen de woede, de wanhoop, de onmacht van beide kanten.” De Wit vertelt hoe ze hem achtervolgde naar de Fnac, uit angst dat hij ­onder een tram zou lopen. Hoe ze eens uren in paniek door de stad liep, voor ze hem uiteindelijk in een pizzeria vond. Hoe hij ontzet was, toen ze hem duidelijk maakte dat zijn laatste roman – De Wolken – er nooit zou komen omdat hij de luciditeit miste. “Hugo schaamde zich voor zijn verval”, zei ze ooit. “Juist omdat hij zo boeiend en briljant was, was de aftakeling zo onrechtvaardig. Hij wou niet zeurderig zijn tegenover de buitenwereld. Maar in zichzelf leed hij enorm.”

© Hollandse Hoogte / Harry Cock

Een laatste Magnum

Deze week wou De Wit niet meer getuigen. Tien jaar later zijn de herinneringen nog ­altijd heel emotioneel. Maar het verhaal van de laatste ­dagen is bekend: Claus wilde zijn 79ste verjaardag (5 april) aanvankelijk nog vieren, maar vervroegde zijn sterf­datum uiteindelijk met een maand. Omdat hij op een ­bepaald moment zijn nachtlampje niet uit kreeg. De laatste avond ging hij naar de bioscoop met Veerle – Paris van Cédric Klapisch – en aten ze een Magnum. Nadien gingen ze met de tram naar huis – in plaats van met de taxi, om de rit wat langer te laten duren. De volgende dag, woensdag 19 maart, nam Claus met zijn vrouw en zijn redactrice ­Suzanne een taxi naar het Middelheim Ziekenhuis. Hij dronk nog een laatste glas champagne, rookte stiekem een sigaret, en zei: “Tetitatutis.” Het is tijd dat het gedaan is.

“Claus vond zichzelf een lafaard”, zegt prof. Wim Distelmans, voorzitter van de Federale Commissie Euthanasie. “Omdat hij de aftakeling vreesde, en daar niet op wilde wachten. Maar ik vind het ­redelijk moedig om met je volle verstand te zeggen: Nu mag het stoppen. Veel mensen vinden dat nog altijd een ideaalbeeld: Ik wil gaan zoals Claus. Maar er zijn slechts weinigen die dat doen. Ongeveer dertig per jaar in heel België. Vaak wachten alzheimerpatiënten te lang, tot het moment dat ze wilsonbekwaam zijn en het wettelijk niet meer kan. Claus wou dat moment zeker voor zijn.”

Waarom wuifde hij de dood dan altijd weg? Zei hij tegen Sylvia Kristel liever “Tot morgen” in plaats van “Tot nooit meer”? Kristel, intussen ook overleden, was daar zelf niet zo over verbaasd. “Ik heb altijd gevonden dat Hugo iets van een Chinees had”, zei ze ooit. “Hij was een gentleman. Maar hij liet nooit in zijn ziel kijken.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer