Direct naar artikelinhoud
InterviewTornike Tsjakadoea

Hij liep de kantjes ervan af, maar luie donder Tornike Tsjakadoea is eindelijk topsporter

Het duurde lang voor hij zijn draai vond, maar de laatste maanden bestormt judoka Tornike ­Tsjakadoea de wereldranglijst. 

Tornike Tsjakadoea (wit) en de belg Jorre Verstaeten tijdens de Judo Grand Prix 2018 in Den Haag.Beeld Jiri Büller

Het afgelopen ­halfjaar reisde ­judoka Tornike ­Tsjakadoea (22) de wereld over. Het Friese talent ­betrad de tatami in Osaka, Tel Aviv, Parijs, Düsseldorf en Jekaterinenburg en wist op de olympisch ranking, die doorslaggevend is voor deelname aan de Zomerspelen, verrassend snel te stijgen naar de zevende plaats. Maar zijn belangrijkste reis vond plaats nog voordat hij geboren werd, vanuit Georgië.

‘Mijn vader besloot begin jaren ­negentig naar Nederland te vluchten, vanwege de politieke situatie in Georgië. Hij voelde zich niet veilig. Mijn moeder en zus zouden later overkomen’, zegt de gespierde lichtgewicht (klasse tot 60 kilo) in het restaurant van sportcentrum Papendal. ­Tornike werd enkele jaren later in 1996 in Leeuwarden geboren. ‘Ik ben in Friesland opgegroeid. Eerst in een asielzoekerscentrum, later in ­Drachten.’

Tsjakadoea voelt zich een Fries, ook al heeft hij bepaald geen Friese naam. Die naam is meer dan eens een struikelblok, vertelt hij. ‘Het is eigenlijk Tsjkadoea, zonder die a. Zo spreek je het ook uit. Maar iemand heeft er ooit een klank tussen gezet en nu is iedereen gewend aan Tsjakadoea. Dat is ook makkelijker. Ik vind het prima zo.’

Tsjakadoea heeft de Friese cultuur van jongs af aan meegekregen. Hij kreeg zelfs eens te horen dat hij met een Fries accent sprak. Alleen schaatsen lag hem niet zo. Nee, judo moest het worden, wist zijn vader, die zelf judoleraar was. De kleine Tornike kreeg een judopop van zijn vader om mee te oefenen. ‘Dan stond ik klaar en zei hij dat ik een schouderworp of een beenworp moest doen. En dat deed ik dan. Zo werd ik spelenderwijs beter en beter. In Georgië is judo heel populair. Het is daar sport nummer één. Leuk vond ik het niet, maar ik was er wel goed in.’

Toen hij 15 was, vertrok het gezin vanuit Drachten naar Amstelveen. Hij ging naar de ­bekende Haarlemse vereniging ­Kenamju. Trainingspartners Henk Grol en Dex Elmont noemden hem meer dan eens lui, herinnert Tsjakadoea zich. ‘Ze hadden gelijk. Ik was echt heel lui, vroeger. Ik sloeg weleens een training over, omdat ik geen zin had.’ En met een knipoog: ‘Nu ben ik nog steeds wel een beetje lui, maar minder dan een paar jaar geleden.’

Twijfels

De talentvolle Tsjakadoea kwam op zijn 18e in aanmerking voor een ­verhuizing naar Papendal, voor de nationale training. Hij woonde met ­andere jonge topsporters. Een lastige omschakeling, vertelt hij. ‘Ik had toen een leeftijd waarop ik dacht: moet ik nog wel doorgaan met topsport? En dan woon je ineens op jezelf, zonder ouders, in alle vrijheid.’

Hij liep de kantjes ervan af, hield zich niet aan de regels en stopte met zijn opleiding tot onderwijsassistent. ‘Helemaal niets voor mij’, weet hij ruim drie jaar later.

Tornike ­Tsjakadoea (wit) en Jorre Verstraeten.Beeld Jiri Büller

Nu gaat het een stuk beter. ‘Van die ­periode heb ik veel geleerd. Ik woon samen in een huis met Churandy Martina en andere atleten. Alles is op topsport gericht.’ Hij heeft een duidelijk doel voor ogen: de Olympische Spelen van Tokio. ‘In mijn klasse moet je snel en behendig zijn, maar vooral sterk’, zegt lichtgewicht Tsjakadoea, die 1,63 meter lang is. Het geblokte ­bovenlijf heeft zich net aan de ijzers in het krachthonk gewaagd.

Want sterk is hij. Dat heeft hij de ­afgelopen wedstrijden wel laten zien. Tsjakadoea won in krap vijf maanden vier medailles op internationale toernooien. Tijdens de Grand Prix in het Mexicaanse Cancun veroverde hij zelfs goud, waardoor hij wist op te klimmen tot de vijftiende plaats op de wereldranglijst. Op de olympische ranking staat hij nog hoger met een zevende plaats.

Medaille in Tokio

‘Moet je nagaan: vorig jaar behoorde ik nog niet eens tot de top vijftig. Ik heb echt een stap gemaakt en ik word nog altijd beter.’ Daarom wil Tsjakadoea er volgend jaar in Tokio al staan. ‘Een medaille is dan zeker ­mogelijk. Ik kan die andere toppers hebben.’

Zijn directe concurrenten komen uit traditionele judolanden als Japan en Rusland, maar ook uit Georgië. ‘Dat is wel grappig, ja. Ik ken die jongens goed, maar ik heb ze ook al vaak genoeg verslagen, hoor.’

Door zijn prestaties komt Tsjakadoea regelmatig in de Georgische kranten te staan. ‘Dan schrijven ze dat ik eigenlijk een Georgiër ben. Qua stijl lijk ik ook wel op die Georgische judoka’s. Zij zijn vooral goed in dichtbij ­judoën, dicht op de pakking. Dat is meer worstelen, wat zij doen. Nederlanders zijn weer veel technischer, meer op afstand. Ook dat kan ik goed’, klinkt het zelfverzekerd. ‘Ik ben half-Fries, half-Georgiër, maar uiteindelijk gewoon een Nederlander.’