Direct naar artikelinhoud
AnalyseVerkiezingen

Vooruit wil leefloon bij nieuwkomers koppelen aan integratietraject: is dat een goed idee?

Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere.Beeld BELGA

Als het van Vooruit afhangt, wordt het leefloon voor nieuwkomers afgeschaft. Met een ‘integratiesteun’ willen ze hen verplichten om te integreren en werk te zoeken. Zal het ook wat uithalen?

“Wie niet wil integreren, verliest zijn geld.” Die uitspraak liet Vooruit-Voorzitter Melissa Depraetere noteren in een interview met De Zondag van afgelopen weekend. Daarmee vatte ze een van de initiatieven samen die Vooruit vorig jaar aankondigde om opnieuw ‘grip’ te krijgen op migratie, een thema dat sterk aanwezig is in deze verkiezingscampagne. Vooruit wil het leefloon voor nieuwkomers vervangen door ‘integratiesteun’ in hun eerste drie jaar na aankomst.

Die steun zouden nieuwkomers alleen krijgen als ze een gratis maar verplicht integratietraject met taallessen, maatschappelijke integratie en begeleiding naar werk volgen. “Als je bijvoorbeeld een sociale woning wil, dan moet je de taal leren en een job zoeken”, zegt Depraetere in hetzelfde interview. “Maar hoeveel mensen zouden er niet willen integreren?”

Een job vinden wordt, zeker op rechts, beschouwd als een belangrijk bewijs van integratie. Bovendien laat het nieuwkomers toe verdere stappen te zetten: ze leren nieuwe competenties, bouwen een netwerk uit én oefenen op dagelijkse basis de taal. Maar voor veel nieuwkomers in ons land verloopt die zoektocht naar een (eerste) job bijzonder moeizaam. Een studie van UGent uit 2022 toont dat slechts één op de twee migranten van buiten de EU tussen de 25 en 64 jaar in ons land aan het werk is. Geen enkel Europees land doet slechter. Bovendien is er, in tegenstelling tot veel andere Europese landen, amper verbetering bij tweedegeneratiemigranten.

Voor een stuk heeft dat te maken met het type migratie waar België mee geconfronteerd wordt. Tegenover andere landen ontvangt België veel migranten die met een vluchtelingenstatuut of via gezinshereniging ons land bereiken. “Het is logisch dat die migranten moeilijker meteen hun weg vinden op de arbeidsmarkt dan arbeidsmigranten die aangetrokken worden voor een bepaalde job”, zegt Johan Wets, onderzoeksleider migratie bij HIVA.

Waar een betere vergelijking mogelijk is, is bij de vluchtelingen uit Oekraïne. In Nederland, waar vaak naar verwezen wordt, had begin februari 55 procent van de Oekraïense vluchtelingen op beroepsleeftijd een baan. In Vlaanderen - de Vlaamse regering is grotendeels bevoegd voor werk en inburgering - was eind januari 54 procent van de vluchtelingen op arbeidsleeftijd ingeschreven bij de VDAB. 29 procent van hen was op dat moment aan het werk.

Al is de vraag daarbij wel of die tewerkstelling bij onze noorderburen ook stabiel is. “Veel Oekraïners in Nederland zijn actief in laagbetaalde, tijdelijke jobs, terwijl ze vaak hoogopgeleid zijn”, zegt migratie-onderzoeker Dries Lens (UAntwerpen). “In Duitsland zijn Oekraïners minder vaak aan het werk, maar als ze werken doen ze dat in betere jobs. Als Oekraïners zich hier voor langere tijd vestigen, is de kans groot dat de Duitse aanpak op lange termijn betere resultaten geeft.”

Oekraïense vluchtelingen schuiven in Brussel aan om zich te registeren, in 2022.Beeld Tim Dirven

Op dat vlak is Vlaanderen in hetzelfde bedje ziek als Nederland. In een vergelijkende analyse stipte de OESO vorig jaar aan dat Vlaanderen een van de meest uitgebreide inburgeringscursussen aanbiedt voor nieuwkomers. Maar tegelijk wees de organisatie erop dat Vlaanderen er onvoldoende in slaagt om migranten op langere termijn aan een goede job te helpen. Twee jaar na de verplichte inburgeringscursus had maar 36 procent van de laagopgeleide mannen en 17 procent van de laagopgeleide vrouwen werk.

“Na de inburgeringscursus hebben nieuwkomers vaak moeite om aansluiting te vinden bij het bredere integratie-aanbod”, zegt Lens. “Terwijl verdere taalopleidingen en beroepsopleidingen vaak voorwaarden zijn om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo komen ze vaak vast te zitten in jobs die niet in lijn liggen met hun vaardigheden en ambities, en dat werkt demotiverend.”

En er zijn nog factoren die de integratie van migranten niet bevorderen. In 2018 kaartte de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid al aan dat de erkenning van buitenlandse diploma’s en andere administratie in ons land nodeloos lang duurt. Dat probleem stellen werkgevers tot op vandaag vast.

Bovendien leveren lager betaalde jobs in ons land vaak amper meer geld op dan een werkloosheidsuitkering. Statistiekbureau Eurostat berekende onlangs dat een alleenstaande werkloze in ons land er amper zes procent op vooruitgaat als die een job aanneemt. Eurostat nam daarbij het loon van twee derde van het gemiddelde loon in ons land. “Voor mensen die niet meteen zicht hebben op een betere job, is de keuze dan ook snel gemaakt. Zeker omdat je het verlies van andere sociale voordelen en extra kosten als kinderopvang daarbij moet rekenen”, zegt professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent).

Uiteenlopende profielen

Kan het voorstel van Vooruit helpen om nieuwkomers sneller te laten integreren? Het is alvast positief dat de socialisten werk willen maken van een eengemaakt integratietraject. Veel nieuwkomers moeten zich vandaag een weg banen in het kluwen van de het Agentschap Integratie en Inburgering, de VDAB, CMW en de centra voor Volwassenenonderwijs. “Al is het wel de vraag hoe je met één traject aan de diverse noden kunt beantwoorden van heel uiteenlopende profielen nieuwkomers”, zegt Lens.

Ook is het nog de vraag of de snelle inburgering waar Vooruit op wil aansturen nieuwkomers ook op langere termijn vooruit helpt. Of wat als het opnieuw een toegangsticket blijkt naar het circuit van weinig duurzame jobs? “Als je hen alleen snel naar werk probeert te leiden zonder rekening te houden met hun vaardigheden en ambities, is er van duurzame integratie geen sprake”, zegt Lens.