© HBvL

Het Laatste Woord: Jo Gilissen, veelschrijver, vrijbuiter en vrijmetselaar

Met meer dan vijftig publicaties in boekvorm en honderden bijdragen in geschied- en heemkundige bladen was Jo Gilissen een onbetwiste veelschrijver. Als hij niet achter zijn bureau zat te tikken, dan was hij te vinden in het Tongerse natuurgebied De Kevie, waar hij tot rust kwam en dat hij alleen verliet voor diepzinnige gesprekken in de loge.

Sue Somers

‘Gepassioneerd schrijver’, meldt zijn overlijdensbericht, en hoewel het woord ‘passie’ vaak verward wordt hardnekkig hobbyisme, lijkt het Jo Gilissen op het lijf geschreven. Jo werkte tijdens zijn professionele carrière op de RTT in Tongeren (nu Belgacom, nvdr.), waar hij als vroegtijdige schoolverlater alle rangen doorliep en later verantwoordelijk was voor de telefoontaps in Limburg. “Maar dat deed hij omdat er geld op tafel moest komen. In zijn hart was hij een schrijver”, zegt Jo’s dochter Mireille Gilissen.Het eerste wat Mireille zich van haar vader herinnert, is het geluid van zijn typemachine. “Papa zat altijd achter zijn bureau te tikken. Voornamelijk in de winter, want in de zomer onderhield hij een terrein van 2,5 hectare in het Tongerse natuurgebied De Kevie. Met oude werktuigen, daar stond hij op.”In De Kevie bouwde Jo een paradijs: in de buurt van enkele vijvers trok hij een chalet op en noemde het thuis. En thuis, daar was het stil. “Papa trok de natuur in om tot rust te komen en naar de vogels en de wilde dieren te kijken”, zegt Mireille. “Als we aan de chalet waren, mocht ik geen muziek opzetten. Papa’s liefde voor dieren was zo groot dat wanneer hij een aangereden egel of een duif met een gekwetste vleugel vond, hij het dier onmiddellijk naar het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek bracht. En dat doe ik nu nog altijd.”

Amateur-archeoloogMaar schrijven dus. Jo was amper vijftien toen hij zijn eerste detectiveroman schreef, die uiteraard nooit werd gepubliceerd. Tijdens zijn legerdienst in het Duitse Soest werd hij hoofdredacteur van Het Vliegend Wiel, een militair maandblad. Hij schreef meestal hekelende stukjes over de legerleiding en plaatselijke gebeurtenissen. Al snel leverde hem dat het zwaarste strafregister op van de compagnie - al lag dat misschien ook aan het feit dat hij nogal wilde haren had en niet kon plooien voor de militaire discipline. Met een afkeer voor fysieke inspanningen had het alleszins niet te maken: Jo werd uitgeroepen tot beste soldaat op manoeuvres.Na zijn afzwaai publiceerde hij een dozijn kortverhalen in Het Belang van Limburg en de trein was vertrokken. “Papa had een bijzondere belangstelling voor geschiedenis en archeologie”, zegt Mireille. “Toen in één van zijn verhalen een amateur-archeoloog aan bod kwam, besefte papa dat hij daar te weinig over wist. Hij is toen een cursus gaan volgen en hij is blijven graven.”

Jo bezat een niet onaardige privé-collectie met verschillende Romeinse en prehistorische artefacten, die hij thuis een plaats gaf in vitrinekasten. Hij haalde het internationale nieuws door een menselijk schedelfragment op te graven dat archeologen aanvankelijk dateerden op 17.000 voor Christus, maar dat later geplaatst werd in de IJzertijd (tweede eeuw voor Christus).“Papa kon echt opgaan in zijn graafwerken”, vertelt Mireille. “Letterlijk zelfs. Op een dag kwam hij niet thuis voor het eten. Toen hij wegbleef, ben ik hem gaan zoeken op de plek waar hij was beginnen te graven. Bleek dat hij zo diep had gegraven dat hij niet meer op eigen kracht uit de put kon.”

LogegesprekkenHet meest trots was Jo op het boek ‘Tongeren’, dat hij schreef met Luc Brone en dat in twee dikke delen verscheen. “Eén boek behandelt maar liefst zeshonderd personen en 575 gebeurtenissen in Tongeren”, weet Mireille. “De boeken staan vol weetjes die papa door de jaren heen verzamelde. Hij was het type dat dagen sleet in het Tongerse stadsarchief en alle interessante info opsloeg. Hij ging altijd grondig te werk.”Geschiedenis was Jo’s stokpaardje. Over elk onderwerp kon hij wel een link leggen naar de Romeinse tijd of de graven van Loon - als hij daarover kon praten was zijn dag goed. “Papa had nood aan diepgaande gesprekken”, zegt Mireille. “Hij ging niet graag op café, dus toen iemand hem op een dag introduceerde in de loge, ging voor hem een wereld open. Van gedachten kunnen wisselen over een onderwerp waarover hij op voorhand dingen kon opzoeken, maakte hem gelukkig.”Jo was lid van de Hasseltse vrijmetselaarsloge La Tolérance, die elke vrijdag bijeenkomt in de Crutzenstraat. “Hij was eigenlijk ingewijd in de loge in Maastricht”, zegt zijn medebroeder Pim Lakay, die twee dichtbundels en een detectiveroman met Jo schreef. “In 2010 kwam Jo naar Hasselt. Vrijwel meteen had ik een klik met hem. Hij kon zeer spitsvondig en humoristisch zijn.”Dat in de loge ook dingen voor elkaar geregeld worden, daar had Jo geen boodschap aan. Voor hem waren de bijeenkomsten voedsel voor de geest. “En voor de rest mag ik daar niets over vertellen”, zegt Lakay, die verwijst naar de geheimhoudingsplicht die de Grootloge van België hem oplegt.

BeukenboomZijn zwartgallige humor typeert haar vader, vindt Mireille. “Hij kon dat gevoel kwijt in zijn gedichten. Zo heeft hij ooit over zijn eigen crematie geschreven dat het vuur louterend zal zijn en dat de opstijgende caramelgeur zich als die van een zoete suikerspin in de ruimte zal verspreiden. Op die manier probeerde papa zijn moeite met het ouder worden onder woorden te brengen. Hij kon er niet tegen dat zijn lichaam aftakelde.”Jo Gilissen overleed aan de gevolgen van een longonsteking. Zijn as werd verzameld in een bio-urne. “Dat had de begrafenisondernemer nog nooit gezien”, aldus Mireille. “De urne is gemaakt van karton en bevat zaden van een beukenboom. We hebben de urne begraven in de buurt van zijn chalet. Als het karton vergaat, zal de as zich vermengen met de aarde en zal er op die plek een boom groeien.”Of hoe de man die zijn jeugd sleet op de Tongerse Beukenberg tot een beukenboom wordt.

Kent u zelf een verhaal? Mail naar hetlaatstewoord@hbvl.be