Ondersteuning M-decreet ‘chaotisch’ en ‘onduidelijk’

© Brecht Van Maele

Een uitgelekt rapport van de Vlaamse administratie legt de pijnpunten bloot van het M-decreet, dat onder ‘niet ideale startcondities’ begon.

Maarten Goethals, Eveline Vergauwen

Chaotisch. Onvoldoende. Verwarrend. Zo ervaren een belangrijk deel van de leerkrachten, directeurs, ouders en vakorganisaties de beloofde ondersteuning van het M-decreet. En leerlingen met recht op extra begeleiding, krijgen niet altijd de beloofde hulp, of toch niet meteen.

De kritiek komt deze keer niet van de oppositie, maar van een brede ‘stuurgoep’ waar zowel de Vlaamse administratie inzit als de vakbonden als de onderwijsverstrekkers. De leden ervan moesten de opstart van het nieuwe ondersteuningsmodel in kaart brengen; deze krant kreeg het lijvig rapport in handen.

De ondersteuning, in september in voegen getreden, bestaat in de vorm van netwerken tussen scholen van het gewoon en van het buitengewoon onderwijs, met de bedoeling leerkrachten onderling uit te wisselen, en dan vooral leerkrachten gespecialiseerd in bepaalde leerstoornissen, zoals autisme of auditieve beperking.

Het M-decreet streeft namelijk naar een inclusief model, waar elke leerling principieel de kans moet krijgen om te starten in het gewoon onderwijs.

Bezorgde ouders

Maar in de praktijk bestaat nog heel wat ‘verwarring’ en ‘onduidelijkheid’ over de precieze werking van die netwerken in dat verhaal. Met heel concrete gevolgen: zo blijken ondersteuners zelf ‘niet altijd op de hoogte’ van persoonlijke dossiers en ‘wat de precieze noden van het kind zijn alvorens tips en hulp te kunnen bieden’.

En zelfs bij een duidelijk dossier betekent dat nog geen garantie op de broodnodige steun. Sommige netwerken, zo staat in het rapport, moeten putten uit ‘een team zonder expertise’, wat vooral leerlingen met visuele beperkingen dreigt te treffen. Ook ontbreken soms de middelen ‘om kwaliteitsvol alle ondersteuningsvragen te beantwoorden’.

Dat zorgt natuurlijk voor grote bezorgdheid bij de betrokken ouders, die in extremis buiten de school naar ondersteuning zoeken, al dan niet betalend.

Slechte communicatie

Helemaal verbazen mag de kritiek niet. Al langer waarschuwden allerhande experts voor het haastwerk in dit dossier. Dat komt omdat de Vlaamse Regering pas in juni besliste over de grote principes over de netwerken. Daardoor ontstond een ‘zeer grote tijdsdruk’ en de ‘niet ideale startcondities’ om alles tegen één september 2017 in orde te krijgen.

Een aantal netwerken haalden die deadline, anderen konden pas van start gaan na de herfstvakantie, en dus niet vanaf het begin van het schooljaar. Ook de gebrekkige communicatie werkte de verwarring en de onduidelijkheid in de hand, luidt het meermaals.

Steun van de koepels

De oppositie gebruikt het rapport om met scherp te schieten op Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). Maar het rapport zelf zet de minister uit de wind door te stellen dat de bevindingen vooral gezien moeten worden als ‘een groeiperspectief en als een aanknopingspunt om stappen vooruit te zetten’.

In een reactie benadrukt Crevits dat het verslag het resultaat is van de besprekingen rond de eerste zes weken. ‘Telkens werden voor de gesignaleerde problemen oplossingen gezocht’, aldus het kabinet.

Ze zegt ook dat de stuurgroep wekelijks op het kabinet kwam. En overigens zat ze dinsdagavond nog samen met de koepels, die actief betrokken waren bij het tot stand komen van het rapport.