Direct naar artikelinhoud
AnalyseBart Eeckhout

Wie de film van de voorbije legislatuur in de Europese politiek terugdraait, merkt pas hoeveel er in korte tijd is veranderd

Wie de film van de voorbije legislatuur in de Europese politiek terugdraait, merkt pas hoeveel er in korte tijd is veranderd
Beeld Eva Beeusaert -Photo News

De voorbije regeerperiode boksten socialisten en groenen boven hun gewicht in Europa. Na de verkiezingen van 9 juni gaat de slinger wellicht de andere kant op. Hoe fel wordt de weerbots?

Als een week een eeuwigheid is in de politiek, hoelang moet vijf jaar dan wel niet zijn? Wie de film van de voorbije legislatuur in de Europese politiek terugdraait naar het begin, merkt pas hoeveel er in korte tijd is veranderd. Natuurlijk, van de gigantische crises − eerst corona, dan de oorlog in Oekraïne − was nog geen sprake, maar de verandering is fundamenteler.

Iets meer dan vijf jaar geleden, halfweg april 2019, veegde de toen 16-jarige Greta Thunberg een verbouwereerd Europees Parlement de mantel uit. “I want you to panic”, onderstreepte ze de nood aan meer klimaatdaadkracht. Ze kreeg er uitbundig applaus voor. Een jaar later gebruikte Commissievoorzitter Ursula von der Leyen de woorden en de figuur van Thunberg om de Europese Green Deal aan de man te brengen. “Klimaatverandering is door ons veroorzaakt en het is aan ons om de ommekeer te maken”, sprak Von der Leyen toen.

Zou Greta Thunberg vandaag een nog even stormachtig applaus oogsten in het EP? Zouden centrumrechtse toppolitici haar charisma en gezag nog voor hun eigen kar proberen te spannen? De kans is groot dat de ontvangst een graadje koeler zou zijn. Misschien zou er uit de rechterhoek van het parlement zelfs boegeroep klinken. De frisse, progressieve wind die onder meer een historisch klimaatakkoord mogelijk maakte, is van kant gekeerd. En het politieke midden keert mee.

Het zou incorrect zijn om de redelijk vooruitstrevende koers van de EU van de voorbije vijf jaar volledig op het conto van Thunberg of de klimaatbeweging te schrijven. Dat beleid was veeleer het resultaat van een ouderwets, maar knap staaltje machtspolitiek vanwege de progressieve fracties in het Europees Parlement.

Minimumlonen

Om zeker te zijn van haar post moest de christendemocratische Von der Leyen voldoende stemmen lenen bij de socialistische en liberale families, waar de partij van de Franse president Emmanuel Macron de plak zwaait. Samen dwongen zij de Commissie de groen-linkse toer op, met vicevoorzitter Frans Timmermans als speerpunt.

“De eerste twee van zes grote werven van de nieuwe Commissie waren niet toevallig thema’s om de sociaaldemocraten mee te paaien: de Green Deal en ‘een economie die werkt voor de mensen’”, reconstrueert politicoloog Ferdi De Ville (UGent) dat machtsspel in het progressieve maandblad SamPol. Want er is meer dan de Green Deal alleen.

Voor de Belgische welvaartsstaat minder belangrijk maar bijna net zo historisch is de afspraak over minimumlonen − een van de klassieke eisen van Europees links die plots min of meer gerealiseerd is. Of neem de nog maar pas gestemde arbeidsrechten voor platformwerkers, zoals maaltijdbezorgers. Of het gigantische coronaherstelfonds van 800 miljard, waarmee de EU de Europese economie weer op het spoor zette.

Zeker in de context van een Europese politiek die van bij aanvang altijd om vrijhandel, liberalisering en budgettaire voorzichtigheid heeft gedraaid, zijn die resultaten zonder meer een trendbreuk. Of zullen ze slechts een rimpeling geweest zijn op een parcours dat nu weer zijn traditionele, rechtsere koers hervat?

Het is treffend, achteraf bekeken, dat Timmermans de kans miste om de Green Deal echt in de harten van de Europeanen te verankeren, juist doordat hij zich te veel in de klassiek-economische agenda van de EU wilde inschrijven. Het politieke klimaatdebat ging daardoor vooral over innovatie en industrie, en minder over empathie en steun voor wie wat te verliezen heeft.

Dat steunfonds is er nochtans ook, maar het bleef al die tijd in de schaduw staan. Zo kon de (onjuiste) gedachte postvatten dat ‘klimaatpaus’ Timmermans alleen maar een pief onder de industriële piefen wilde zijn en dat het klimaatbeleid niets geeft om de gewone man − met mogelijk grote politieke gevolgen.

Meer nog dan Ursula von der Leyen zelf illustreert de houding van onze premier, Alexander De Croo (Open Vld), de opportunistische verandering in de Europese centrumpolitiek. De Croo begon in de herfst van 2000 aan zijn regeerperiode met een joyeus blauw-groen ‘yes, we can’-optimisme: klimaatbeleid als innovatieve kans, weg met ‘ouderwetse’ kernenergie, dat soort verhalen.

Vandaag is dezelfde De Croo de tijdelijke EU-voorzitter die met een sluw manoeuvre de Europese Natuurherstelwet naar de pechstrook heeft geduwd omdat hij een ‘pauze’ in het klimaatbeleid wil. Een afgezwakt compromis over die Natuurherstelwet raakte nog nipt door het Europees Parlement, maar De Croo verzuimde tactisch een meerderheid te zoeken in de Raad van regeringsleiders, en dus staat de wet voorlopig op pauze. Of dat ooit nog verandert, valt zeer af te wachten.

Het gesteggel over de Natuurherstelwet wordt door velen − terecht − als een kantelpunt in de Europese politiek beschouwd. Die schuift weer weg van de door groen en rood bijgekleurde centrumpolitiek van de voorbije jaren. Alsof een toekomstig rechtser en populistischer Europees Parlement zijn schaduw al vooruitwerpt, met een kantelende EVP (met cd&v erin) in het Parlement en kantelende regeringsleiders (met De Croo) in de Raad.

De samenstelling van die Raad verandert niet echt na 9 juni, aangezien alleen in ons land de Europese verkiezingen samenvallen met een nationale stembusgang. Maar het is aannemelijk dat de 27 regeringsleiders de koers bijstellen onder druk van de algemeen verwachte verrechtsing en radicalisering die uit de verkiezingen allicht naar voren zal komen.

Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in kernlanden als Nederland (Wilders), Duitsland (AfD), Frankrijk (Le Pen) of Oostenrijk (FPÖ) zou radicaal-rechts naar de eerste of tweede plek kunnen oprukken. De uiterst rechtse ID-fractie zou de derde grootste in het Europees Parlement kunnen worden. De EVP, maar zeker ook de socialistische, liberale en groene fracties moeten allemaal met stevig verlies rekening houden.

Sabotage

De EU staat dus alweer voor een politiek omslagpunt, wat naar verwachting een nog striktere migratiepolitiek met minder onderlinge solidariteit zal opleveren en meer soepelheid voor illiberale tegenwerkers in Hongarije of Slovakije. En het klimaatbeleid? Dat is kwetsbaar omdat het per definitie over de lange termijn gaat en dus veel kansen biedt tot sabotage onderweg.

De volgende regeerperiode, die in 2029 eindigt, zal uiteraard bepalend zijn voor de afgesproken verminderde CO2-uitstoot van 55 procent tegen 2030. Bij ongewijzigd beleid wordt dat doel wellicht niet gehaald, maar of er animo zal zijn om nog een tandje bij te steken? En dan zwijgen we nog over de verdere toekomst, waarvoor ook engagementen moeten worden gemaakt. De uiterst koele ontvangst van het voorstel van de Commissie om tegen 2040 de uitstoot met 90 procent te verlagen, doet vermoeden dat dat in de nieuwe politieke context een lastig debat wordt.

Toch hoeft Europees groen-links zichzelf nog geen depressie aan te praten. Ook al wordt de gezamenlijke meerderheid kleiner (naar schatting 54 in plaats van 60 procent) en ook al heeft Von der Leyen de deur al geopend voor de conservatieve ECR-fractie (waar de N-VA nu nog in zit), een ‘grote coalitie’ van christendemocraten, socialisten en liberalen blijft de meest voor de hand liggende samenwerking in het Europees Parlement. Dat geeft zeker de socialisten een hefboom om het sociale en ecologische beleid overeind te houden, in ruil voor stille steun voor migratie- of defensieplannen, zo stipt ook Ferdi De Ville in SamPol aan.

De klimaatverdedigers zouden wel een ietwat onverwachte bondgenoot kunnen krijgen: de industrie. De Duitse autobouwers mogen zichzelf dan wel het economische graf in tegenstribbelen, een groot deel van de Europese industrie heeft wel degelijk de technologische omslag gemaakt naar een groenere, fossielvrijere toekomst. Als in Europa het bedrijfsleven de stem verheft, luistert de politiek meestal braaf. Misschien speelt dat voor een keertje ook in de progressieve kaart.