Dieter Coppens trekt met zes mensen met downsyndroom op roadtrip

© Guy Puttemans

Hij volgt altijd zijn buikgevoel. En dus is hij erin gestapt. Het busje. Met zes mensen met het downsyndroom. Op roadtrip door Europa. Zijn doel: kijken wie ze echt zijn. Hun doel: grenzen verleggen en tonen wat ze waard zijn. Dieter Coppens (40), die al van de Zuid- naar de Noordpool liftte, noemt het “het grootste avontuur uit mijn leven”. “Ik was kapot toen ik thuiskwam, maar ik heb iets zaligs meegemaakt.”

Tekst: Annelies Rutten / Foto: Guy Puttemans

Elke ochtend. Biep. Elke middag weer. En ’s avonds opnieuw. Zijn kinderen weten het. “Papa, de Kevin zegt slaapwel.” Dieter Coppens en ‘zijn gasten’. De band is na zestien dagen intens. En dat zal zo blijven. “Hen loslaten en over naar het volgende? Neen, dat kan ik echt niet.”

Hij is trots op het programma. Je ziet het aan zijn ogen. En terecht. De juiste toon vinden om kwetsbaarheid in beeld te brengen, als het al niet aartsmoeilijk is, dan toch zeker delicaat. Maar Down the Road slaagt erin. Vanaf minuut één ben je mee met Kevin, Lore, Lisa, Martijn, Pieter en Hélène. En al hun emoties, open en bloot. Maar geen moment wordt het ongemakkelijk, of krijg je het gevoel dat iemand te kijk staat. “Dat was de bedoeling”, zegt Dieter. “We hebben de eerste afleveringen met de ouders bekeken. Die waren aan het gieren van het lachen. Ik vroeg: Het is toch niet ‘lachen met’? Maar ze zeiden: Maar neen gij, het is juist zo schoon dat die gasten zeggen wat ze denken. Dat deed deugd.”

© Guy Puttemans

Waarom wist je dat het programma bij jou paste?

“Ik zie graag mensen. Ik ben een grote knuffelaar. Ik heb vrienden die zeggen: Vroeger pakte ik mijn ouders nooit vast, ik heb dat van u geleerd. Ik zag er ook onmiddellijk het schone van in. Die gasten staan op een cruciaal moment in hun leven. Ze moeten beslissen: zelfstandig wonen of niet? Ik vond dat heel boeiend. En het pure sprak me aan. De emoties die zo eerlijk zijn. Alles kun je van hun gezicht aflezen. Hélène die draait met haar ogen als het haar niet aanstaat. Of Pieter die op een moment heel ­verdrietig is omdat zijn oma sterft. Hoe ze dan allemaal meeleven. Ze voelen het verdriet dat ze vroeger hebben gevoeld. Kevin kan bijvoorbeeld niet tegen het woordje ‘dood’. Dat doet mij aan mijn meter denken, zegt hij. En terwijl hij het woord uitspreekt, wuift hij het met zijn handen weg.”

Ben je bang geweest op voorhand. “Kan ik dit wel?”

“Neen. Uiteraard zijn de deelnemers gecast. We wisten dat ze het zouden aankunnen. De ouders stonden er ook achter. Dit gaat de reis van hun leven worden. En mijn buikgevoel zat goed. Van mijn moeder, een psychologe, heb ik geleerd om altijd mijn buikgevoel te volgen. Dus heb ik mij erin gegooid. Heel onbevangen. En zonder bij specialisten te rade te gaan. Gewoon met het idee: we gaan die gasten de tijd van hun leven bezorgen.”

Je kon niet zeker weten dat dat zou lukken.

“Neen, maar je doet er alles aan. En als ik zie hoe ze rond mijn nek vliegen als ik hen terugzie, durf ik te denken: het is gelukt. Dat zeggen de ouders ook: Wat heb je gedaan? Je hebt hen betoverd. Dat is het mooiste compliment. Pas op, het was niet gemakkelijk. Ik was kapot toen ik thuiskwam. Van al het ­geven, geven, geven. Maar ik heb ook iets zaligs meegemaakt. Ik voelde direct zeer veel liefde voor die gasten. En daar ben ik zeer dankbaar voor.”

Het programma gaat over grenzen verleggen. Waarom is dat belangrijk?

“Omdat diegenen die hun grenzen opzoeken en ­getriggerd worden met nieuwe ervaringen, het verste geraken in hun ontwikkeling. Met alle ­respect, maar soms hebben ze een schop onder hun kont nodig. Ze zijn perfect gelukkig als ze met een zak chips voor FC De Kampioenen zitten. Maar er kan zo veel meer. Ik denk dat het programma hun leven echt veranderd heeft. Ik krijg van Lisa geregeld berichtjes waarin ze dat zegt. Haar mama zegt het ook: ze heeft eindelijk door dat er zo veel meer is dan haar computer en dansen in haar kamer.”

© Guy Puttemans

Uit de perstekst: “De deelnemers willen tonen aan zichzelf en hun omgeving hoe zelfstandig ze zijn.” Vinden ze zelf dat ze moeten vechten tegen vooroordelen?

“Ze hebben alleszins allemaal op een bepaald ­moment in hun leven beseft dat ze anders zijn. En ze hebben veel meegemaakt. Velen zijn gepest. Lore vertelt hoe er ooit een schoen naar haar gegooid is terwijl er ‘domme mongool’ geroepen werd. Als ze dat vertelt, komen de tranen in haar ogen. Maar ze zoeken allemaal manieren om ermee om te gaan. We reden nog maar de oprit af of diezelfde Lore riep: Wij, mongolen, we gaan eens laten zien aan de wereld wat wij kunnen. Ze gebruikt dat woord op een andere manier. Kippenvel van de eerste minuut.”

Er is tegenwoordig veel te doen rond de niet-invasieve prenatale test (NIPT) om het down­syndroom bij de zwangerschap te detecteren. Wil jij met het programma een boodschap geven?

“Absoluut niet. Maar het thema is wel actueel. Vorig jaar zijn in België dertig kindjes met het syndroom van Down geboren. En het zullen er steeds minder zijn. Wij willen met het programma geen standpunt innemen, maar wel tonen wie ze zijn. De meesten onder ons komen weinig in contact met mensen met downsyndroom. Ook al zitten ze niet meer, zoals een generatie geleden, weggestopt in de achterkeuken. De ouders nemen trouwens ook geen standpunt in. Ze zeggen allemaal: Het is een verrijking in ons leven, maar iedereen zijn ­eigen keuze. Je kunt ook pas weten wat je zou doen, als je effectief voor de keuze staat. Ik heb zelf drie kinderen, maar wat ik zou doen? Ik heb geen idee.”

Ook niet na de reis?

“Neen. Ik heb fantastische vrienden gemaakt. Maar mensen met downsyndroom vragen ook veel zorg. En als ouder kun je niet meer geven dan je kunt. Het is niet voor elk gezin mogelijk om te dragen. Het is een verschrikkelijk moeilijke en ­delicate discussie.”

Hoe oud zijn jouw kinderen?

“Dertien, elf en negen.”

Vinden ze het tof dat je dit doet?

“Zalig. Af en toe komt er eentje over mijn schouder meekijken. Ze zijn zot van het programma. En vaak verwonderd. Amai, die durven dat te zeggen. Als het bijvoorbeeld gaat over verliefd zijn. En dat is schoon, want ik merk dat zelfs mijn jongste al een filtertje heeft. Dat hij zegt: Ik ga daar niets over zeggen, als ik vraag hoe het met de meisjes gaat.”

© Guy Puttemans

In ‘Op de Man af’, het programma met Saartje ­Vandendriessche, sprong je onlangs uit een vliegtuig, terwijl je jezelf beloofd had om dat nooit te doen. Vind je het belangrijk om zelf je grenzen te blijven verleggen?

“Ja. In de juiste omstandigheden kies ik er dan toch voor om mijn angst in de ogen te kijken. Waarom? De aard van het beestje, denk ik. Ik zet graag een stap in het onbekende, daar ligt voor mij avontuur. Dat was ook zo met het liften van Zuid- naar Noordpool (voor het programma ‘De Poolreizigers’, met zijn neef Mathias Coppens, nvdr.). We vertrokken voor vier maanden. Tot we beseften: Er is wel kans dat we hier iets meemaken. De eerste nacht was Mathias in paniek. We gaan doodgaan! En toch blijven we die grenzen opzoeken.”

Wat is dat toch met de familie Coppens? Zijn jullie bij de geboorte in toverdrank gevallen, dat jullie al die straffe en extreme dingen doen?

“Ik denk dat we elkaar wel aanstoken. Als jonge gasten groeven we ondergrondse tunnels in de tuin, experimenteerden we met bommetjes,... Maar ik vind niet dat wij extreme dingen doen. Extreem is voor mij met een motor over de baan scheuren en je leven riskeren. Dat zou ik nooit doen. Maar proeven van het leven? Liften is leven met een open vizier. Met onbekende mensen een onbekende wereld instappen: heerlijk. Al moeten mijn ­kinderen het niet per se nadoen.” (lacht)

Wil je hen niet stimuleren om hun grenzen te ­verleggen?

“Dat geef je sowieso mee in de opvoeding. Wij gaan liever stappen in de bergen dan op all-in­vakantie in Turkije. Daar hoort een beetje risico bij. Ik wil hen ervaringen meegeven. Vanuit het idee: je leeft maar één keer. En hoe meer je prikkels krijgt, hoe intenser je leeft. En dat wens ik hen wel toe.”

Je bent net veertig geworden. Doe je er alles aan om in vorm te blijven?

“Te blijven? Ik bén niet zo in vorm. In Op de Man af zeggen ze het letterlijk: je hebt niet veel spieren. Dank u! (lacht) Ik loop wel. Maar ik doe liever een toertje van zeven kilometer door het bos, waarbij ik naar de vogeltjes kan kijken, dan dat ik keihard ga trainen voor een doel. Rut, mijn vrouw, doet dat wel. Zij loopt halve marathons. Die gebetenheid heb ik niet. Uitgerekend op mijn verjaardag kreeg ik te horen dat mijn kraakbeen aan beide knieën versleten is. En ik heb mijn eerste leesbrilletje ­gekocht… Vanaf nu gaat het bergaf. (lacht) Omdat ik net jarig was, ben ik daar wel mee bezig. Maar ik hoor ook van velen dat de beste jaren nog komen. Daar wil ik ook naar luisteren. Wat het ook moge betekenen, ik laat het met plezier op mij afkomen.”

INFO ‘Down the Road’, vanaf woensdag om 20.40 uur op Eén.

Lees meer

Hoofdpunten

Keuze van de redactie

Video