Direct naar artikelinhoud
boeken

Schrijvers mee aan het stuur bij Nederlandse uitgeverij Pluim: “Delen in de winst én auteurs in nood bijspringen”

Dimitri Verhulst.Beeld anp

Een kleine revolutie in boekenland? Bij de Nederlandse uitgeverij Pluim krijgen auteurs een stevige vinger in de pap. Een schrijverscoöperatieve maakt dat ze binnenkort mee in de winst delen. Dimitri Verhulst neemt mee het voortouw.

“Het is een zeer dynamische periode in het boekenvak”, trapt Mizzi van der Pluijm een open deur in. “Wordt het niet hoog tijd dat de rol van de schrijver weer centraal komt te staan? Auteurs zijn onze humus. Via een coöperatieve willen we hen meer zeggenschap geven.”

Van der Pluijm – veertig jaar actief in het vak – zorgde al eerder voor een schokgolf in de Nederlandse uitgeverswereld. In november 2017 vertrok ze bij Atlas/Contact, nadat ze zich niet langer kon vinden in het beleid van moederconcern VBK. Resoluut zette ze de schouders onder haar eigen uitgeverij Pluim. In een mum van tijd weekte Van der Pluijm een fors palet spraakmakende auteurs los, onder wie Joris Luyendijk, Lieke Marsman, Hanna Bervoets, Bert Wagendorp, Ellen Deckwitz, P.F. Thomése en Dimitri Verhulst. 

Nu schakelt ze nog een versnelling hoger. Eind deze week werd in alle stilte een schrijverscoöperatieve opgericht, met de Nederlandse dichteres Lieke Marsman en Vlaming Dimitri Verhulst als bestuurders.

“Kijk, bij Pluim zijn we gestart met een blanco blad”, betoogt Verhulst. “Nu ligt er een heel mooie kans om bij de opstart van een uitgeverij actief mee te denken over de precieze invulling. Ik hoor bij veel schrijvers dat ze tegenwoordig amper nog het onderscheid voelen tussen een drukkerij en een uitgeverij. Je brengt braafjes je manuscript binnen en er komt een boek uit. Veel auteurs worstelen met die onpersoonlijke aanpak.” 

De drijfveer van Verhulst is helder: “Waar staat je uitgever voor? Welke literatuur wil je maken? Schrijvers willen daar meer en meer op wegen.” Van der Pluijm vult aan: “Auteurs zijn bij concerns te vaak de speelbal van de eigenaren. Bij ons beslissen ze nu mee over eigendomsbeheer, investeringen en het benoemen van de directie.”

Over wat er precies in de pijplijn zit, houdt zowel Van der Pluijm als Verhulst zich nog enigszins op de vlakte. “We zijn pas begonnen met de denkoefeningen en statuten. Krijgt een auteur met slechts één boek even veel te zeggen als een schrijver met een groot oeuvre? En wat met buitenlandse auteurs? Daar buigen we ons nu over”, zegt Verhulst. 

Want ja, blijven auteurs uiteindelijk geen concurrenten, ook binnen één uitgeverij? Van der Pluijm relativeert: “Tijdens de oprichtingsvergadering zag ik vooral een warme gemeenschappelijkheid. Ze hebben eenzelfde belang, van een hogere winst profiteert iedereen.” Verhulst: “We beslissen samen over wat er gebeurt met de uitgekeerde dividenden uit de schrijversaandelen – zo’n 5 procent van het geheel.” 

Een plan neemt intussen vaste vorm aan. De coöperatie gaat schrijvers bijspringen die in nood zitten. “We willen een broodfonds bij elkaar krijgen voor zieke of armlastige schrijvers, zoals oudere auteurs met een uitgedoofd oeuvre. Er heerst helaas veel verdoken armoede onder schrijvers”, zeggen Verhulst en Van der Pluijm in koor.

Dat uitgevers experimenteren met nieuwe vormen van schrijversvertegenwoordiging, is a sign of the times. De komst van Das Mag, waar auteurs 15 procent in plaats van 10 procent auteursgage krijgen én crowdfunding de start onderstutte, ligt nog vers in het geheugen. En steeds meer bekendere auteurs kiezen ferm voor baas over eigen boek, zoals in Nederland Paulien Cornelisse of Jelle Brandt Corstius en bij ons Marnix Peeters met Pottwal Publishers. Al is het idee van een schrijverscoöperatieve niet nieuw, denk aan de prille jaren van De Bezige Bij. 

Of auteurs nu zomaar gaan bepalen wat er bij Pluim uitgegeven wordt? “Dat nu ook weer niet”, stelt Van der Pluijm. “Ik behoud de eindbeslissing over wat er komt te verschijnen. Bovendien respecteren we de reguliere auteurscontracten.”

Pluim legt in zijn fonds de klemtoon op literatuur, maar lonkt ook naar non-fictie. Dat schijnt de lezers almaar meer te behagen. “Ach, die trends”, zucht Van der Pluijm. “Ik heb er al zoveel zien passeren. Voor hetzelfde geld boomt volgend jaar de literatuur weer.” Misschien met een nieuwe Verhulst? “Ik werk inderdaad weer aan een roman. Wie weet voor die ene lezer die nog niet naar Netflix kijkt”, lacht hij. “Na omzwervingen voor tv en scenariowerk voelt dit als thuiskomen. En ja, ik zie ook wel dat de aandacht van fictie vaker wegglijdt naar kwalitatieve non-fictie, docuseries of sociale media. Dat is geen drama. Zolang de lezers niet blindelings naar een pretpark lopen, ben ik er gerust op.”