Direct naar artikelinhoud
Miró-expo

Een steeds weerkerende mengelmoes van groen, blauw, zwart en rood: Miró in Grand Palais

Zo een 150 werken – tekeningen, schilderijen, beeldhouwwerk en keramiek – zijn in Parijs te zien.Beeld © Rmn-Grand Palais / Photo Didier Plowy

Grand Palais in Parijs focust op de dagdromen van kunstenaar Joan Miró. De overzichtstentoonstelling “Ceci est la couleur de mes rêves” is een heerlijke trip door het hoofd van de meester.

Een tachtiger loopt met een jeugdig enthousiasme door zijn atelier. Zoals altijd draagt hij een net pak, blinken zijn schoenen en zit zijn das recht. Als hij praat, doet hij dat met passie en vuur, en voor je het weet heeft hij je meegetrokken in een wereld die zich in zijn hoofd afspeelt. Een wereld die op het eerste gezicht niet lijkt te passen bij de innemende man. “Ik droom nooit 's nachts. Ik slaap als een baby. Maar als ik wakker ben, dan droom ik de hele dag door. Mijn hoofd is als een onherbergzaam landschap vol destructieve gedachten. Een ontplofte bom die schade blijft aanrichten.” 

Het is Joan Miró ten volle uit. We zien hem aan het werk in flarden van de documentaire Le feu intérieur, speciaal gemaakt voor de tentoonstelling nu te zien in Grand Palais.

Na de dood van Picasso en Dalí werd Miró de belangrijkste kunstenaar van Spanje, volgens sommigen zelfs van de wereld

Na de dood van Picasso en Dalí werd Miró de belangrijkste kunstenaar van Spanje, volgens sommigen zelfs de belangrijkste ter wereld. Zijn werken vormden een kritiek tegen het establishment en zijn behoeftige verzamelaars, maar ook tegen de Spaanse burgeroorlog en het regime van dictator Franco. Tot zijn laatste dagen bleef hij een voorvechter van vernieuwing. De man heeft zichzelf tig keer opnieuw uitgevonden. En die vervellingen kan je nu bekijken in Grand Palais in Parijs, 44 jaar na de vorige Miró-expo. Zo een 150 werken – tekeningen, schilderijen, beeldhouwwerk en keramiek – zijn er te zien.

Kleuter of genie?

Zijn schilderijen leverden hem vaak kritiek op. Op een bepaald punt ontwikkelde Miró een naïevere, schijnbaar kinderlijke stijl. “Niet iedereen begreep zijn ogenschijnlijk simpele keuzes. Toch is Miró erin geslaagd om al zijn kracht en frisheid van geest onvergelijkbaar te behouden", benadrukt curator Jean-Louis Prat. “Hij creëerde een schilderalfabet dat we nog niet kenden. Het is een taal die noch figuratief noch abstract is."

Wanneer Miró naar Parijs verhuisde in 1920 ontmoette hij er de schilder die hij het meest bewondert: Pablo Picasso. Die introduceerde hem aan zijn artistieke cirkel, onder wie de grondlegger van het surrealisme André Breton. Breton noemde Miró, die de droom als realiteit zag, ‘de grootste surrealist van ons allemaal’. Vrij van bewuste associaties, specifieke bedoelingen en vooroordelen. Maar Miró voelde zich helemaal niet zo aangetrokken tot de surrealisten. Hij kon de autoritaire Breton met al zijn regels en dogma’s niet goed verdragen.

Biomorfe gestaltes, kronkelige lijnen en een steeds weerkerende mengelmoes van groen, blauw, zwart en rood zijn de elementen die Miró gebruikt.Beeld © Rmn-Grand Palais / Photo Didier Plowy

De Catalaan deed liever gewoon zijn zin. Miró wandelde een heel pak -ismes af. Dat zie je ook in de tentoonstelling. Die opent met zijn fauvistische Catalaanse landschappen vol kleur en exuberante penseelstroken. Van het kubisme springt hij over op het detaillisme. Denk aan La Ferme, een schilderij van een boerderij vol stilistische details dat de liefde voor zijn thuisland mee in de verf zet. Niet veel later komen we terecht bij zijn surrealistische werken. Le Carnaval d’Arlequin komt voort uit hallucinaties opgewekt door enorme honger. Miró had het niet breed in die tijd. Het doek vertoont veel van de elementen die zijn schilderijen later beroemd hebben gemaakt: de biomorfe gestaltes, kronkelige lijnen en een steeds weerkerende mengelmoes van groen, blauw, zwart en rood. 

Miró wandelde een heel pak -ismes af. Dat zie je ook in de tentoonstelling

 Vanuit zijn studio in Montmartre schilderde hij zich een weg door de jaren 20. Hij ontmoette er een heel pak schrijvers en poëten. Van Michel Leiris tot surrealisten Robert Desnos en George Bataille. Ze hadden elk een invloed op zijn werk.

De jaren 30 en 40 kenmerken zich door de opkomst van het fascisme, een donkere schaduw die ook over het werk van Miró hangt. Hij verhuisde naar Normandië, waar hij zijn Constellations schilderde, waarvan enkele op een rijtje te zien zijn in Grand Palais.

Brandwondes

Naarmate de jaren verstrijken boet de kunstenaar niet in op kwaliteit. Integendeel, de laatste zalen in de tentoonstelling zijn het hoogtepunt van de expo. Zijn blauwe triptiek, Blue I, II en III, staan in een halfronde opstelling geplaatst en komen bij ons in de buurt van een Rothko-ervaring, maar dan net anders. 

Naar het einde toe wordt hij weer destructiever. Miró had zo een onstuimige drang om zichzelf te vernieuwen dat hij zijn werken in brand begon te steken. Zijn laatste werk in de rondgang is afgewerkt met messteken en matzwarte brandwondes. De vernieuwing is zo compleet dat er bijna niets meer overschiet.

Miró, nog tot 04/02 in Grand Palais