Direct naar artikelinhoud
AchtergrondMedisch beroepsgeheim

Had de kliniek niet meteen de politie moeten bellen toen Thijs H. met bloed op zijn kleding terugkeerde?

De personeelsleden van een ggz-kliniek hadden al het vermoeden dat Thijs H. twee wandelaars op de Brunssummerheide had vermoord. Toch sloegen ze pas alarm toen H. een dag na de moord uit de kliniek vertrok. Is het medisch beroepsgeheim te strikt?

Onderzoek van de politie op de BrunssummerheideBeeld EPA

De 27-jarige Thijs H. meldde zich op maandagavond 6 mei bij de Mondriaankliniek in Maastricht, waar hij de nacht doorbracht op de gesloten afdeling. De volgende ochtend zou H. tegen het personeel gezegd hebben dat hij ‘naar de Brunssummerheide’ in Heerlen ging, zo schrijft het Algemeen Dagblad na gesprekken met anonieme bronnen. Toen hij 's middags in de kliniek terugkeerde, had hij volgens één ingewijde bloed op zijn kleding.

Vanwege het medisch beroepsgeheim besloten de medewerkers van de kliniek aanvankelijk geen melding te doen bij de politie. Dat gebeurde pas toen H. de volgende ochtend het brandalarm liet afgaan en vertrok, aldus het AD. De politie viel daarop het huis van zijn ouders binnen, maar daar troffen ze H. niet aan. Na verspreiding van een opsporingsfoto kon hij uiteindelijk worden opgepakt. Hij wordt niet alleen verdacht van de dubbele moord op de Brunssummerheide, maar ook van de moord op een 56-jarige vrouw in de Scheveningse Bosjes, een paar dagen eerder.

De kwestie roept de vraag op hoe ver het medische beroepsgeheim reikt. Want doordat het personeel van de kliniek zweeg, kon H. een dag later ontsnappen, waardoor hij nieuwe misdrijven had kunnen plegen. Waarom gaven ze hem niet gewoon aan? Was het niet beter geweest als de hulpverleners hun beroepsgeheim eerder terzijde hadden geschoven? 

Ja, zegt gezondheidsjurist Theo Hooghiemstra. ‘Ze hadden het eerder mogen melden en zelf zou ik dat waarschijnlijk ook gedaan hebben.’

Nee, zegt klinisch ethicus Erwin Kompanje van het ErasmusMC in Rotterdam. ‘Hulpverleners zijn er niet om misdaden op te lossen.’

Nee, zegt ook Johan Legemaate, hoogleraar gezondheidsrecht bij het AMC in Amsterdam. ‘Voor zover ik het kan beoordelen hebben ze een keurige afweging gemaakt.’

Strijdige belangen

Hoe zit dat? Alle deskundigen wijzen erop dat het medisch beroepsgeheim niet absoluut is. Er zijn situaties waarin een zogenoemd conflict van plichten ontstaat. Daarbij ziet een zorgverlener zich gesteld voor twee strijdige belangen: enerzijds het beroepsgeheim, anderzijds een ander zwaarwegend belang. Zo kan er bij zwijgen bijvoorbeeld gevaar ontstaan voor de patiënt zelf of voor derden. 

Een handreiking van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) noemt enkele voorbeelden van situaties waar een conflict van plichten ontstaat. Wat te doen met een taxichauffeur die weigert zich ziek te melden vanwege zijn alcoholverslaving? Met een man die tijdens zijn psychiatrische behandeling suggereert dat hij kleine kinderen in de speeltuin heeft betast? En met een lid van een schietsportvereniging die onder behandeling staat vanwege een forse depressie en suïcidale neigingen?

Hoe zorgverleners met zo’n dilemma omgaan, en of ze bereid zijn hun beroepsgeheim te doorbreken, bepalen ze zelf. Er is nooit sprake van een juridische plicht om een melding te doen – behalve dan waar het infectieziekten als polio, tuberculose of mazelen betreft, die de volksgezondheid in gevaar brengen. 

Toch hebben artsen en verpleegkundigen volgens Theo Hooghiemstra soms wel ‘de morele plicht’ om aan de bel te trekken. ‘Ik ken de precieze feiten niet’, zegt de expert op het gebied van persoonsgegevensbescherming in de zorg, ‘maar op grond van de informatie die ik uit de media ken, lijkt het mij in het geval van Thijs H. voor de hand liggen dat de zorgverleners hun ernstige, concrete vermoedens melden bij politie en justitie.’

Hij verwijst naar een ‘klassieke casus uit de leerboeken’, waarin een patiënt in het ziekenhuis ervan wordt verdacht een seriemoordenaar te zijn. ‘Dan behandel je zo iemand, maar tegelijkertijd meld je bij de politie welk vermoeden je hebt. Voor je het weet vermoordt hij een paar anderen.’

Volgens Hooghiemstra vinden veel zorgverleners het echter moeilijk het beroepsgeheim te breken, omdat ze vrezen strafrechtelijk vervolgd te worden. ‘Daardoor bestaat het risico dat het een automatisme wordt om zulke zaken niet te melden. Terwijl mensen niet bang hoeven te zijn voor vervolging. Het is toegestaan om op grond van acute dreiging het beroepsgeheim te doorbreken.’

Gerichte aanval

Hoogleraar Legemaate en klinisch ethicus Kompanje zijn voorzichtiger. ‘Het dilemma is dat je je beroepsgeheim niet mag schenden als je weet dat iemand een misdaad gepleegd heeft’, zegt hoogleraar Legemaate. ‘Dat mag alleen als je denkt dat iemand een misdaad gáát plegen.’

Kompanje: ‘Iemand zegt: ik loop nu de deur uit en sla hem zijn schedel in. En de psychiater heeft het vermoeden dat die persoon dat echt gaat doen. Dan moet hij de politie waarschuwen.’

Probleem is dat de beschikbare informatie vaak niet eenduidig is. Dat was ook bij Thijs H. het geval. Want ja, hij had vermoedelijk twee mensen vermoord. Maar het was nog niet bekend dat het om toevallige voorbijgangers ging, noch dat hij even daarvoor mogelijk een andere moord had gepleegd.

Kompanje: ‘Dan kan een zorgverlener dus nog denken: het was een gerichte aanval op deze twee mensen, die mensen zijn nu dood, dus er is geen acuut gevaar voor anderen. Pas als je weet dat hij willekeurige mensen vermoordt, ontstaat een conflict van plichten. In dat geval zou ik zeggen: melden.’

Ook Legemaate begrijpt waarom de zorgverleners niet eerder een melding bij de politie hebben gedaan. ‘H. kwam terug in de kliniek, waar ze hem in de gaten konden houden. Misschien hebben ze wel overwogen een procedure op te starten om hem gedwongen te laten opnemen. Pas toen hij de benen nam, ontstond een nieuw risico. Toen hebben ze meteen het beroepsgeheim doorbroken en de politie gewaarschuwd. Dat lijkt me de juiste gang van zaken.’

Tot slot waarschuwt Legemaate ervoor het beroepsgeheim niet uit te hollen. ‘Als we het te makkelijk breken, zullen sommige mensen geen hulp meer zoeken. Daar zitten ook mensen bij die een ernstig risico voor de samenleving vormen. En dan zijn we veel verder van huis.’

Hoe doorbreek je het beroepsgeheim?

‘Het beroepsgeheim breek je niet zomaar en vaak niet alleen’, zegt psychiater Ton Dhondt, bestuurslid van GGZ Nederland, de brancheorganisatie voor instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. ‘Want het is nogal wat. Als hulpverlener heb je de plicht je eraan te houden, al mag je het soms breken. Dus als de vrees ontstaat dat iemand de veiligheid van zichzelf of anderen in gevaar kan gaan brengen, dan roep je mensen bij elkaar. Gebeurt het bijvoorbeeld op een afdeling, dan bespreekt de afdelingspsychiater het met het team. Al snel wordt er dan opgeschaald, en schuift ook de geneesheer-directeur aan, want die is verantwoordelijk voor het toezicht op het naleven van regels en wetten. Samen maak je dan de afweging: gaan we het beroepsgeheim doorbreken of doen we het niet? Belangrijk daarbij is dat de zorg toegankelijk moet blijven voor iedereen, wie je ook bent en wat je ook hebt gedaan.’ 

Meer lezen over Thijs H.

Zijn vrienden en studiegenoten zijn verbijsterd over de verdenking dat hij drie mensen heeft gedood. ‘Hij zag er niet uit als een jongen die problemen had.’ Wie is Thijs H.?