Direct naar artikelinhoud
WK-column

De komende weken zullen we toeschouwer zijn van een wereldoorlog, waarin elk landje zich van zijn beste kant moet laten zien

Daan Heerma van Voss.Beeld Bob Van Mol

Tijdens het WK schrijven de Nederlandse thuisblijvers Daan Heerma van Voss en Frank Heinen elke dag om beurt over wat hen opvalt aan het voetbalfeest in Rusland. Vandaag: Daan Heerma van Voss.

Vanavond zullen ze wapperen, de vlaggen van de tweeëndertig deelnemende landen, van Argentinië tot Zwitserland. Honderden miljoenen van ons zullen vanaf de bank naar het spektakel kijken, verbaasd, geïmponeerd. Zoeklichten zullen in het rond schieten, vuurpijlen exploderen, volwassen mannen paraderen, hun voeten slaan de maat. Vijfhonderd Russische dansers, gymnasten en trampolinespelers staan aangekondigd, vijfhonderd trotse moeders slaan schietgebedjes. (Goed, iets minder dan dat, het is geen eenvoudig land om in te leven.) De wereldpolitiek, bijeengebracht op het grasveldje van het Luzhniki-stadion, dat natuurlijk oorspronkelijk het Lenin-stadion heette. De twee vlaggen waarop ik me vanavond het meest verheug: de Engelse en de Russische.

Onlangs, na de gifgasaanval op dubbelspion Sergej Skripal, pleitte parlementslid Ian Austin ervoor om de Engelse nationale ploeg niet af te vaardigen naar Rusland. "Vladimir Poetin gaat dit toernooi gebruiken op dezelfde manier waarop Adolf Hitler de Olympische Spelen van 1936 inzette." De uitspraak kon op welbevinden rekenen van Boris Johnson, die er zoals altijd uitzag alsof zijn vrouw hem zojuist op straat had gezet: "Ik denk dat die vergelijking met 1936 inderdaad klopt. Het vooruitzicht dat Poetin zichzelf zal verheerlijken door middel van dit sportevenement is misselijkmakend."

Sport is propaganda. Dat was het in 1936, in 1998, en dat is het vandaag

Ik ben het met hem oneens. Die zelfverheerlijking is weliswaar moeilijk om aan te zien, maar tegelijk subliem. Ze bevat de kern van sport. Sport ís propaganda. Dat was het in 1936, in 1998, en dat is het vandaag. Die gigantische vlaggen, de hymnen, hand op het hart. En dan de afgetrainde, standvastige, perfecte vertegenwoordigers van de respectievelijke landen, die zich door middel van een metaforische oorlog (het spel zelf) tot koning van de wereld kunnen kronen; sport is politiek met andere middelen, zeker voor landen als Rusland, waar prestige de lijm is die alles bijeenhoudt. (Wie hieraan twijfelt raad ik van harte de documentaire Icarus aan, waarin de lange Russische traditie van doping wordt ontrafeld. Het interessantste element ervan: geen van de betrokkenen had ook maar een greintje spijt. Álles doen om te winnen, betoogden zij, is dat niet de ultieme sportieve gedachte?)

De komende vier weken zullen we toeschouwer zijn van een grootschalige wereldoorlog, waarin elk landje (juist, behalve Nederland) zich van zijn beste kant moet laten zien. De kranten zullen ons op steeds chauvinistischer wijze heldenverhalen voorschotelen, die we steeds gretiger zullen lezen. Totdat het moment van de nederlaag aanbreekt, en ons chauvinisme omslaat in wrok en zelfhaat; wat waren we toch hoogmoedig om te denken dat we ertoe deden.

Maar dat komt later wel. Vanavond kunnen we onszelf nog wijsmaken dat het spektakel dat ons wordt voorgeschoteld, de experimentele dans die ongetwijfeld een of ander deel van de volkshistorie uitbeeldt, een vergeten mythe, een onderschat heldenepos, niets meer is dan het voorafje, een amuse voordat over vier weken de hoofdschotel wordt voorgezet: onze portie welverdiende glorie. En tot die tijd zullen Frank Heinen en ik u dagelijks bijstaan, noem ons kameraden, noem ons schutsheiligen.