Direct naar artikelinhoud
Analyse Bart Eeckhout

Voor jongens lijkt het stereotiepe beeld van de ‘permissieve jeugd’ stevig te wankelen. Er is iets aan de hand. Maar wat?

In 'Billie vs Benjamin' gaat het ook over een erg rechtse boy en een eerder progressief meisje. De genderkloof bij jongeren manifesteert zich meer dan ooit ook als een politieke kloof.Beeld VTM

De genderkloof wordt meer en meer een ideologische, politieke breuklijn: jonge mannen stemmen vaker rechts, jonge vrouwen juist meer links. Die internationale trend zou bij de komende verkiezingen ook weleens in Vlaanderen kunnen aanmeren. Wat heeft dat te betekenen?

In dit van peilingen vergeven campagneseizoen zijn nog maar weinig enquêtes zo druk besproken als die van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) over de partijvoorkeur van jongeren tussen 16 en 25. Uit die enquête bleek dat de politieke overtuiging van jongens en meisjes uit elkaar groeit.

Bij de jonge mannen gaat de grootste voorkeur naar Vlaams Belang (17,4 procent) en N-VA (15,5), terwijl bij jonge vrouwen Groen (11,6) en Vooruit (8,8) vaakst uit de bus komen. Een opmerkelijk verschil, weliswaar met de belangrijke nuance dat op het moment van het onderzoek nog zowat de helft van de jeugdige ondervraagden geen idee had over hun voorkeur.

Toch is de aandacht voor de enquête terecht. Een andere peiling van de Onderzoeksgroep Media van de Universiteit Antwerpen, gepresenteerd in het progressieve blad SamPol, toont dezelfde tendens: jongens neigen naar (uiterst) rechts, meisjes naar groen. Dat de genderkloof bij jongeren zich ook als een politieke kloof manifesteert, is niet helemaal nieuw, maar nooit eerder tekende die breuklijn zich zo scherp af.

Die breder wordende politieke genderkloof bij jongeren bevestigt bovendien een internationaal fenomeen. Dat bracht datajournalist John Burn-Murdoch eerder dit jaar onder de aandacht in The Financial Times. Burn-Murdoch toonde aan hoe in verschillende landen, van Zuid-Korea tot Duitsland, een grote kloof is ontstaan tussen de politieke voorkeuren van jonge mannen en vrouwen.

Die kloof groeit snel, binnen het tijdsbestek van amper één kiesperiode. De twee benen van de schaar verwijderen zich almaar meer van elkaar : jongens worden rechtser, meisjes tezelfdertijd linkser. Of liever: de enen conservatiever, de anderen progressiever, want de kloof reikt dieper dan partijkeuze.

Seksuele grenzen

Er hoort ook een sterk uit elkaar groeiend waardekader bij. In de Vlaamse JOP-enquête tonen jonge mannen zich bijvoorbeeld kritischer over migratie of lgbtq+-rechten dan vrouwen. Amerikaans onderzoek leert dat jonge mannen conservatiever over genderverhoudingen denken dan hun oudere seksegenoten. Alvast voor jongens lijkt het stereotiepe beeld van de ‘permissieve jeugd’ stevig te wankelen.

Er is dus iets aan de hand. Maar wat? Eerst nog dit: het is, in democratisch opzicht, helemaal geen probleem dat (jonge) mensen rechtser of linkser stemmen. Kiezers mógen vinden dat migratie fors ingeperkt of juist versoepeld moet worden, of dat er minder of juist meer energie moet gaan naar lgbtq+-rechten. Dat is de essentie van democratie als beschaafd meningsverschil.

Maar in de mate dat een voorkeur voor radicale partijen, in dit geval vooral bij jongens op uiterst rechts, samen hoort met een breder onbehagen, wegsmeltend politiek vertrouwen en de hang naar autoritair gezag, is bezorgdheid wel gewettigd.

Een belangrijke verklaring voor de groeiende politieke kloof bij jongeren zou weleens de verandering in maatschappelijke status kunnen zijn. Ook al zijn delen van het rollenpatroon nog taai, mannen hebben de voorbije decennia − terecht − een flink deel van hun dominante positie moeten inleveren.

Jonge mannen moeten ook echt ruimte en vrijheid inleveren. Vrij letterlijk zelfs. Als het over hangjongeren gaat, worden eigenlijk ‘hangjongens’ geviseerd

Daarbij komt dat (jonge) vrouwen, sinds #MeToo, ook helder seksuele grenzen aangeven. Jonge vrouwen zullen die vooruitgang willen bevestigen, en kiezen daarom gemiddeld wat progressiever; jonge mannen kunnen het vaker ervaren als statusverlies, waar ze tegenin willen gaan − net als uiterst rechtse of conservatieve politici.

Dat is ook een cultureel-identitaire kwestie. Nogal wat mannen menen dat ze niks meer mogen zeggen of dat ze voortdurend op hun tellen moeten letten. Dergelijke ‘antiwoke’-klachten associëren we doorgaans met ‘boomers’ uit de oudere generatie. In werkelijkheid leeft dat gevoel ook sterk bij jonge mannen uit de zogenaamde generatie Z (gen Z).

Het is, en dit is een gevoelig punt, ook meer dan een gevoel alleen. Jonge mannen moeten ook echt ruimte en vrijheid inleveren. Vrij letterlijk zelfs. Als het over hangjongeren gaat, worden eigenlijk ‘hangjongens’ geviseerd. Van hen wordt minder verdragen, ook door progressieven.

In steden als Brussel wordt bijvoorbeeld werk gemaakt van een ‘vrouwvriendelijker’ straatbeeld, wat wil zeggen dat straten en pleinen anders worden ingericht zodat vrouwen er zich minder bekeken en belaagd voelen. Dat is uiteraard een mooi idee, maar concreet betekent het dat open basket- en sportveldjes, waar vooral jongens vertoeven, voor de stedenbouwkundige bijl gaan. Grote groepen jongens betalen dus een prijs voor de kleine groep die zich misdraagt.

Wie met een wat ruimere blik kijkt, kan moeilijk verbaasd zijn dat de genderkloof een ideologische ravijn wordt. In het onderwijs is de genderkloof al decennialang een feit, en hij verbreedt nog. Dat wil zeggen: jongens lopen almaar meer achterstand op. Meisjes blijven minder zitten, halen vaker een diploma secundair onderwijs en vaker ook in een richting die voorbereidt op hogere studies. In het hoger onderwijs vormen ze inmiddels een kloeke meerderheid. Jongens zijn oververtegenwoordigd in deeltijds onderwijs en bij de vroege schoolverlaters.

Natuurlijk scoren lang niet alle jongens slecht op school en niet alle meisjes goed. Niettemin is dit wel een ernstig probleem. Biologie en sociologie spelen wellicht op elkaar in. De cognitieve ontwikkeling van jongens verloopt trager, terwijl opspelende hormonen hen juist aanzetten tot afwijkend risicogedrag dat in de klas sneller bestraft zal worden. Vaardigheden waar meisjes sterker in zijn, zoals communicatie, worden dan weer meer gewaardeerd.

Er is nog een mogelijke oorzaak, waar de wetenschap nog niet uit is, maar die ik, uit eigen ervaring als vader, toch durf te opperen. De vervrouwelijking in het lager onderwijs. Het is vandaag perfect mogelijk dat kinderen, van de eerste kinderopvang tot het zesde leerjaar, alleen vrouwen tegenkomen als opvoeder, leerkracht of directeur. Het lijkt me sterk dat dat geen impact heeft.

Het is vandaag perfect mogelijk dat kinderen, van de eerste kinderopvang tot het zesde leerjaar, alleen vrouwen tegenkomen als opvoeder, leerkracht of directeur

Vrouwelijke opvoeders hebben alleszins vaak minder geduld met het vooral fysieke wangedrag van jongens, terwijl de meer verbale pesterijen van meisjes ongemerkt blijven. In hun vroegste schooljaren treffen jongens binnen de schoolmuren maar zelden een gezaghebbend rolmodel van hetzelfde geslacht aan.

Zo komen we uit bij die andere vaak gehoorde verklaring: de impact van sociale media. Terwijl in de fysieke wereld gepoogd wordt jongens en meisjes gelijk te behandelen, groeien hun virtuele werelden razendsnel uit elkaar. Dat ook de ideologische genderkloof snel verbreedt, suggereert een oorzakelijk verband.

Bij jonge mannen gaat het dan vaak over dubieuze digitale influencers als Andrew Tate, die voor een ruime schare volgers een terugkeer naar het macho-patriarchaat bepleiten. Dat Tate & co. als algoritmische rattenvangers jonge mannen meelokken in een uiterst rechts konijnenhol, lijdt geen twijfel. De cruciale vraag is evenwel waarom jongens zo vatbaar zijn voor zulke bedenkelijke rolmodellen.

Het verband met de politieke kloof ligt voor de hand. Schoolachterstand en de perceptie van maatschappelijke achterstelling leiden tot frustratie. Het gevoel niet mee te tellen in een samenleving die gedomineerd wordt door een hooggeschoolde elite. Wie dat gevoel heeft, zal politiek sneller zijn gading vinden bij radicale partijen die inspelen op dat outsidersentiment, waarop ook de macho-influencers teren. De politieke genderkloof is dus wel degelijk een waarschuwingslampje voor een breder onbehagen.

Het allerdomste antwoord daarop werd door filosoof Arthur Hendrikx in De Standaard gegeven. Hij stelde, in alle ernst, voor om mannen hun stemrecht te ontnemen omdat ze toch de ‘foute’ politieke keuzes maken. Vervang gerust mannen door eender welke andere bevolkingsgroep (kort geschoolden, vrouwen, Joden,...) om te begrijpen hoe gevaarlijk en extreem ondemocratisch zo’n hersenspinsel is.