Direct naar artikelinhoud
Column

Michel, kom in mei volgend jaar nog eens terug

Michel, kom in mei volgend jaar nog eens terug
Beeld Bob Van Mol

Paul De Grauwe is professor aan de London School of Economics. Zijn column verschijnt wekelijks.

Michel I is dood. Leve Michel II. Tijd om een balans van de realisaties van Michel I op te maken. Ik zal me beperken tot de economische.

Bij de start van de onuitgegeven Zweedse coalitie schreeuwde de premier het uit: het zou een regering zijn met als voornaamste taak de creatie van “jobs, jobs, jobs”. In tweede instantie kwam daarbij de staatsfinanciën op orde krijgen. Daaraan was de belofte van een evenwicht op de begroting verbonden.

Dat waren duidelijke doelstellingen. Het is minder makkelijk een rapport op te stellen dat duidelijk maakt of de regering haar doelstellingen heeft gehaald. Er zijn immers veel factoren die inwerken op de creatie van jobs en de begroting, waarop de regering niet noodzakelijk een invloed uitoefent. 

Om maar een voorbeeld te geven: de internationale conjunctuur heeft een grote invloed op de economische groei en dus op de jobcreatie en de begroting van België. Die conjunctuur kan gunstig zijn en op die manier het aantal jobs doen stijgen, zelfs als de regering niets doet om banen te creëren of de begroting op orde te brengen. 

Eurozone

Om de bijdrage van de regering te evalueren moeten we de positieve effecten van de goede internationale conjunctuur op de jobcreatie en de begroting in mindering brengen, om te weten of de regering een goed rapport verdient.

Dat is natuurlijk niet gemakkelijk, omdat we een ‘counterfactual’ moeten berekenen. Daarmee bedoelen we dat we moeten nagaan hoe de tewerkstelling (en de begroting) geëvolueerd zouden zijn als de internationale conjunctuur geen gunstige effecten had gehad op de Belgische economie. Moeilijk, maar niet onmogelijk voor economen. Ze gebruiken macro-economische modellen om dat te doen.

Had België de internationale conjunctuur gevolgd, dan zou de tewerkstelling in België meer gestegen zijn dan ze in de feiten heeft gedaan

Ik zal hier een eenvoudiger weg bewandelen. Die bestaat erin de tewerkstellings- en de begrotingsrealisaties van België te vergelijken met de gemiddelden in de eurozone. De impliciete hypothese is dat de internationale conjunctuur (en andere belangrijke variabelen waar Michel I geen invloed op uitoefent) op dezelfde wijze als in België de ontwikkeling van de tewerkstelling en de begroting heeft beïnvloed in de rest van de eurozone. Een vergelijking van de cijfers van België en de eurozone maakt het mogelijk een rapport op te stellen van de realisaties van Michel I.

Neem de tewerkstelling. Sinds het einde van 2014 kwamen er in België (volgens Eurostat) 210.000 jobs bij. Fantastisch, dat was een groei van 4,6 procent. De groei van de tewerkstelling in de eurozone bedroeg over dezelfde periode 5,6 procent. We kunnen dus stellen dat als België dezelfde tewerkstellingsgroei had gehad als de rest van de eurozone, er in België 255.000 bij gekomen waren, 45.000 meer dan het geval was. Het tewerkstellingsrapport is dus niet gunstig voor Michel I. Had België de internationale conjunctuur gevolgd, dan zou de tewerkstelling in België meer gestegen zijn dan ze in de feiten heeft gedaan.

Taxshift

Het belangrijkste instrument dat de regering-Michel I heeft gebruikt was de taxshift. De kern van die shift bestond erin de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers te verminderen en (gedeeltelijk) te compenseren met hogere indirecte belastingen. Dat moest de loonkosten van de bedrijven verminderen en hun competitiviteit verbeteren, wat  moest leiden tot meer tewerkstelling.

Wat is er gebeurd met de competitiviteit van België? Ik hanteer hier de meest ruime maatstaf van competitiviteit, die ook de Europese Commissie gebruikt: de relatieve loonkosten per eenheid product van België. Die meet de mate waarin de Belgische loonkosten in vergelijking met die van de belangrijkste concurrenten van België zijn geëvolueerd. 

De competitiviteitswinsten van België zijn niet zo denderend. Wat ook verklaart waarom onze tewerkstellingscijfers niet zo denderend zijn

En inderdaad, sinds het einde van 2014 zijn de relatieve loonkosten per eenheid product met 2,8 procent gedaald. Onze competitiviteit is verbeterd. Als ik nu ga kijken naar de eurozone, dan zie ik dat de relatieve loonkosten in de andere eurozonelanden ook zijn gedaald, met gemiddeld 4,3 procent. Dat is 1,4 procent meer dan in België. 

Dat moet te wijten zijn aan het feit dat die landen meer competitiviteitswinsten hebben geboekt ten aanzien van derde landen buiten de eurozone. Het blijkt dus dat de competitiviteitswinsten van België niet zo denderend zijn. Wat ook verklaart waarom onze tewerkstellingscijfers niet zo denderend zijn.

Ten slotte de begroting. Het Belgische overheidstekort was 3,1 procent in 2014 en daalde tot 1 procent in 2018. Michel I haalde haar doelstelling van begrotingsevenwicht niet. Er zijn echter verzachtende omstandigheden. In de eurozone daalde het begrotingstekort van 2,5 procent in 2014 tot 0,6 procent in 2018. Dat zijn haast identieke cijfers. Michel I deed het niet beter (of slechter) dan de rest van de eurozone.

Welk rapport geven we aan Michel I? Op basis van de tewerkstellingscijfers zou ik moeten buizen. De begroting was oké, maar niet schitterend. Ik buis niet graag. Daarom ben ik geneigd te zeggen: Michel, kom in september nog eens terug. 

Beter is hier te besluiten: Michel, kom in mei volgend jaar nog eens terug.