Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

Ode aan C.Buddingh': op bedevaart naar de Heilige Banaliteit

C. Buddingh' draagt voor in het VARA-programma Hadimassa, 1967.Beeld A. Vente

Was hij niet in 1985 op 67-jarige leeftijd overleden, de Dordtse schrijver C. Buddingh' zou dit jaar honderd zijn geworden. Met Bazip, Deibel en andere verhalen wordt dit feit gepast gefêteerd.

Hardnekkig blijft het misverstand als zou een dichter op een podium een strikt hedendaags fenomeen zijn. Ruim een halve eeuw geleden, bijvoorbeeld, meer bepaald in 1966, vond in Amsterdam het mede door Simon Vinkenoog georganiseerde Poëzie in Carré plaats, waar behalve de toen 21-jarige debutant Jules Deelder onder meer Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, J. Bernlef, Bert Schierbeek, Cees Nooteboom, Hugues C. Pernath en Gerard Kornelis van het Reve voor de microfoon hun schrijfkunsten etaleerden.

Ook C. Buddingh' was van de partij en verwierf die avond zelfs nationale bekendheid met de voordracht van een 'Pluk de dag' getiteld gedicht dat sedertdien altijd, naast zijn veel oudere nonsenspoëem 'De blauwbilgorgel', zijn bekendste tekst zou blijven: 'Vanochtend, na het ontbijt, / ontdekte ik, door mijn verstrooidheid, / dat het deksel van een middelgroot potje marmite / (het 4 oz net formaat) / precies past op een klein potje heinz sandwich spread / natuurlijk heb ik toen meteen geprobeerd / of het sandwich spread-dekseltje / ook op het marmite-potje paste / En jawel hoor: het paste eveneens'.

In zijn proza, waarvan Bazip, Deibel en andere verhalen een bloemlezing vormt, voerde Buddingh' de alledaagsheid eveneens vaak hoog in het vaandel, in die mate zelfs dat het niet overdreven is te stellen dat de banaliteit erin wordt geheiligd. Voor diepzinnige gedachten en groots opgezette filosofieën, althans, ben je bij Buddingh' wel héél uitdrukkelijk aan het verkeerde adres: de oppervlakte van de dingen, zo blijkt eens te meer uit deze best of-bundeling, was hem meer dan diep genoeg.

Sympathieke sufkop

Neem zijn roman-in-negenenzestig-korte-verhaaltjes De avonturen van Bazip Zeehok uit 1968, die integraal is opgenomen in het boek en waarin minutieus verslag wordt uitgebracht van het morsige en doorgaans - het woord 'avonturen' in de titel ten spijt - bepaald doezelige bestaan van de hoofdfiguur, een sympathieke sufkop die à la Mr. Bean zijn dertigste verjaardag viert door zichzelf een bos narcissen te overhandigen en 'Van harte, Bazip' te zeggen. 'Dan maakt hij het pakje open. Een fles beste Jamaica-rum. 'Dank je Bazip, ouwe ruïne', zegt hij. 'Dat je er nog maar lang getuige van mag zijn.'

Veel meer dan een getuige van hoe anderen er wél in slagen te leven is Bazip inderdaad niet, en als hij zijns ondanks er dan toch in slaagt om eens iets prettigs of gewoon nog maar vermeldenswaardigs mee te maken - op een gegeven ogenblik komt hij na aanschaf van een zwartlederen jekker in het jarenzestigmilieu van weed en vrije seks terecht -, dan is hij te landerig en bleu om er ook echt van te genieten. 'Vandaag', zo begint een van de verhalen, 'denkt Bazip Zeehok: ik wil ook weleens provoceren' - waarna hij hijgend van de spanning onder het op een blinde muur gekalkte woord 'Ajax' met een krijtje 'piet keizer is een rotlinksbuiten' aanbrengt.

In zijn proza voerde Buddingh' de alledaagsheid vaak hoog in het vaandel, in die mate zelfs dat het niet overdreven is te stellen dat de banaliteit erin wordt geheiligd

Buddingh's gerichtheid op het leven-zonder-boe-of-bah en zijn intrinsieke boodschap dat elke vorm van diepzinnigheid, spiritualiteit en wat dies meer zij louter op illusie en bedrog is gebaseerd, komt tevens tot uiting, over 'Ajax' gesproken, in de veelvuldigheid waarmee hij over voetbal schrijft. Bijvoorbeeld in het sprekend getitelde 'Leve het bruine monster' uit 1969, maar ook en vooral in het titelverhaal van de bundel Daar ga je, Deibel! (1975), wellicht het beste stuk proza dat Buddingh' in zijn leven gemaakt heeft, over een wonderkind-op-de-groene-mat dat tezelfdertijd 'een klein etter' is - en met wie het zacht gezegd niet goed afloopt.

Toch was Buddingh' ook thuis van andere markten, en met name zijn wat vroegere verhalen uit de jaren vijftig en zestig waren behalve - als altijd - glashelder van stijl soms gekleurd door een doeltreffend absurdisme. In 'De jacht op de eluwij' gaat het over een stam waarvan de leden slechts één enkele levenstaak kennen: een eluwij vangen. Probleem is wel dat niemand weet hoe die eruitziet. Het dier kan zich dus overal verschuilen, in de bossen, 'in het meer, maar ook in een oude kist met muziekinstrumenten, onder de rokken van een mooi meisje, in de geldbuidel van onze buurman.' Diepgang of niet, dit soort verhalen kunnen voor moderne parabels doorgaan.

Springlevend

In de jaren zeventig begon Buddingh' ook zijn dagboeken te publiceren, aan welke geschriften Willem Frederik Hermans in 1979 een groot en vernietigend krantenstuk wijdde, naderhand opgenomen in zijn essaybundel Houten leeuwen en leeuwen van goud. Het ongemeen scherpe paskwil luidde de neergang in van Buddingh' en kan, daar het naar verluidt mede geleid heeft tot zijn betrekkelijk vroege dood vijf jaar later, als een schrijnend voorbeeld gelden van hoe woorden kunnen moorden.

Dankzij Bazip, Deibel en andere verhalen, echter, maakt C. Buddingh' vandaag weer een springlevende indruk.

Bazip, Deibel en andere verhalen. De beste verhalen van C. Buddingh', samengesteld door Wim Huijser; Nijgh & Van Ditmar, 320 p., 22,50 euro.