Jaag mensen niet uit de politiek
Afgelopen maand heeft het SP-Tweede Kamerlid Ronald van Raak een initiatiefwetsvoorstel aanhangig gemaakt dat – kort weergegeven – de wachtgeldregeling voor politieke ambtsdragers afschaft. In plaats daarvan sluit het wetsvoorstel aan bij de reguliere regelingen op het gebied van werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid (WW, ZW en WIA). Het voorstel zou een einde moeten maken aan voortdurende discussies over de wachtgeldregeling. Er zijn echter goede argumenten om deze uitzonderingspositie van politieke ambtsdragers in stand te houden.
Waar gaat het hier om? De Algemene Pensioenwet politieke ambtsdragers, kortweg Appa, geeft een wachtgeld-, invaliditeits- en pensioenregeling voor allerlei politieke ambtsdragers: ministers en staatssecretarissen, Kamerleden, commissarissen van de Koning en gedeputeerden, burgemeesters en wethouders, en bestuurders van waterschappen.
passende arbeid, minder inkomen
De wet geeft een gedetailleerde regeling van uitkeringen. Politieke ambtsdragers krijgen na hun aftreden een uitkering, maar slechts voor een beperkte periode. In die periode wordt de uitkering stapsgewijs afgebouwd. De voormalige politieke ambtsdragers worden in beginsel geacht weer passende arbeid te vinden (een sollicitatieplicht dus); inkomsten worden in mindering gebracht op de uitkering.
Het voert te ver om dit hier per ambtsdrager uit te werken; ik geef de wethouder als voorbeeld. De wachtgelduitkering duurt minimaal zes maanden en maximaal drie jaar en twee maanden. Een uitzondering geldt voor de wethouder die vijf jaar vóór zijn pensioen aftreedt; hij krijgt dan tot de pensioendatum wachtgeld. De uitkering is in het eerste jaar 80 procent en daarna 70 procent van het laatstverdiende loon.
niet exorbitant
De duur en de hoogte van de wachtgelduitkering zijn niet exorbitant. In de loop van de jaren is de uitkering telkens wat versoberd. Waarom wil Van Raak dan de bestaande uitkeringen voor politieke ambtsdragers afschaffen? Hij constateert dat deze ruimer zijn dan WW-, ZW- of WIA-uitkeringen en dat dit tot discussie leidt.
Zo bedraagt de duur van een WW-uitkering maximaal twee jaar, terwijl de Appa-uitkering in het eerste jaar hoger is en de verplichting geldt om ‘alle arbeid’ te aanvaarden niet na zes, maar na negen maanden.
Weliswaar kunnen, zo meent Van Raak, politieke ambtsdragers relatief snel hun baan verliezen, maar zij hebben een relatief hoog inkomen, een goede opleiding en een groot netwerk. Aan de andere kant hebben veel ‘gewone’ werknemers tegenwoordig een flexbaan met veel onzekerheden. Van Raak trekt de Appa-regeling gelijk aan de eerdergenoemde uitkeringen, met dien verstande dat de sollicitatieplicht voor politieke ambtsdragers pas na drie maanden gaat gelden. Voor hen geldt immers geen opzegtermijn, waardoor zij zich in sommige gevallen niet op het ontslag kunnen voorbereiden.
risico van het vak?
Met Van Raak kan worden ingestemd dat de Appa-regelingen sober moeten zijn. Het betreft hier gemeenschapsgeld dat niet verkwist mag worden. Niettemin meen ik dat de regeling op dit moment al betrekkelijk sober is. De langere duur van wachtgeld is verdedigbaar. In tegenstelling tot reguliere werknemers genieten politieke ambtsdragers geen ontslagbescherming. Ministers, gedeputeerden en wethouders kunnen van het ene moment op het andere worden ontslagen. Voor commissarissen van de Koning en burgemeesters geldt weliswaar een procedure, maar die helpt hen in de praktijk niet. Politieke ambtsdragers kunnen bovendien, in tegenstelling tot reguliere werknemers, om welke reden dan ook worden ontslagen. Dat maakt het vervullen van een politiek ambt risicovol. Tegelijkertijd zien we dat (in het bijzonder) oud-wethouders en oud-Kamerleden moeilijk aan een nieuwe baan komen.
essentiële verschillen
Nu zal Van Raak hierop antwoorden dat het voor meer beroepsgroepen moeilijk is om weer aan het werk te komen. Dat is waar, maar er zijn enkele essentiële verschillen.
Zo speelt mee dat de vervulling van een politiek ambt niet al te onaantrekkelijk mag worden. Het gaat om essentiële functies van het staatsbestel en het lokale bestuur, en daarvoor hebben we gekwalificeerde volksvertegenwoordigers en bestuurders nodig.
Daarnaast wordt het vervullen van functies na afloop van een politieke loopbaan steeds meer aan banden gelegd. We vinden het onwenselijk dat de minister van Verkeer na zijn aftreden de topman van KLM wordt, of dat een oud-staatssecretaris van Defensie voor een lobbykantoor gaat werken en de belangen van de JSF behartigt.
Er geldt inmiddels een lobbyverbod voor oud-ministers, maar er wordt nagedacht over een verdergaande regeling. Daarbij mogen oud-bewindspersonen gedurende een bepaalde termijn geen functies in de publieke sector aanvaarden die verband houden met het beleidsterrein van hun ministerschap. Dat maakt het vinden van een nieuwe baan bepaald niet gemakkelijker.
Toegegeven, het zijn slechts voorstellen, maar het verder versoberen van de wachtgeldregeling is in dit licht geen logische stap.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in De Hofvijver, uitgave van het Montesquieu Instituut.