© imago sportfotodienst

Al 28 jaar de meest gehate Engelsman in ons land: “Geen moment medelijden gehad met jullie”

Plots staat hij er. Geruisloos opgedoken in mijn rug, net zoals Franky Van der Elst overkwam op die fatale 26 juni 1990. Alleen steekt hij deze keer niet zijn rechtervoet uit, maar zijn rechterhand. “David Platt, nice to meet you.”

Bart Lagae

Het heeft iets irreëels om plots in dezelfde ruimte te zijn. Drie keer had hij de voorbije maanden een interview toegezegd, drie keer had hij het weer ingetrokken. Hij was in onderhandeling met een Engelse krant waar hij een bedrag met vier nullen kon verdienen voor een artikelenreeks over de goal. Maar de onderhandelingen sprongen af en na oeverloos over-en-weer mailen zit hij tegenover me in de receptie van een hotel in de buurt van Manchester.

David Andrew Platt. Hij staat minder scherp dan 28 jaar geleden, maar hij is het onmiskenbaar. Dezelfde geloken ogen. Hetzelfde hoge voorhoofd. Dit is de man met wie ik het liefst nooit een interview had gedaan. Of toch niet om deze reden.

Terwijl hij koffie bestelt, twijfel ik of ik hem meteen moet vertellen hoeveel leed hij achtentwintig jaar geleden heeft veroorzaakt. Ik ben toch niet de eerste Belg die hem dat al heeft verteld? “Het is best vreemd”, zou Platt in het interview vertellen. “Drie jaar heb ik met Vincent Kompany gewerkt bij Manchester City en nooit hebben we het over die wedstrijd gehad. Misschien was hij te jong en weet hij het alleen van horen zeggen. Nu ja, het is ook al zo lang geleden.”

© REPORTERS

Het is niet de enige keer in het interview dat we de temperatuur van ons bloed met enkele graden voelen stijgen. 26 juni 1990 voelt aan alsof het gisteren was. Elke Belg – nu ja, elke Belg ouder dan Vincent Kompany – weet nog precies waar hij was tijdens die bewuste 1/8ste-finalewedstrijd in Bologna. De Mondiale, pintje hale, had Rocco Granata wekenlang gezongen op de BRT. Maar wie Rocco’s raad had opgevolgd in de 119de minuut van België-Engeland, zou zichzelf later erg veel leed hebben bespaard.

Het doelpunt deed om heel veel redenen pijn. Omdat België in Italië ‘90 merkbaar beter was dan in Mexico ‘86. Omdat Colombia zo vriendelijk was geweest te verliezen van Kameroen en we ons opnieuw in de halve finale waanden. Omdat we het Engeland van Gary Lineker en Paul Gascoigne van de mat hadden gespeeld. Omdat zowel Enzo Scifo als Jan Ceulemans het doelhout had getroffen. Maar vooral omdat het doelpunt van Platt in de laatste minuut van de extra tijd viel. Er was geen tijd meer om te reageren. Het was de dood met de kogel in Bologna. William Shakespeare had er een stuk over kunnen schrijven.

Flashback

“Het was zeker geen evidente goal”, legt Platt zijn hitsingle op. “Het was geen strakke voorzet waar ik gewoon mijn voet moest tegen zetten en de snelheid van de bal kon gebruiken. Het was een zwevende bal, waar ik nog heel wat werk mee had. Dat er zoveel kracht in mijn volley zat, kwam door de perfecte timing. Ik heb geen flashback van de bal die in doel verdwijnt. Wel van het moment dat ik hem raak. Ik wist meteen dat hij erin ging.”

Zelfgenoegzaam laat Platt een pauze vallen. Ik hoor hem wel, maar luister niet echt. Ik zie mezelf opnieuw op mijn knieën op het vloerkleed in onze huiskamer zitten. Achteruitleunend en wegdraaiend vol walging. In een perfecte imitatie van Michel Preud’homme, die de bal uit zijn doel moest vissen.

“Het schot was niet eens zo ver van Preud’homme”, zegt Platt alsof hij onze gedachten kan lezen. “Maar er was geen kans dat hij hem kon hebben. Het gebeurt allemaal in een fractie van een seconde (knippert met zijn vingers). Ik denk dat de bal ironisch genoeg te dicht bij Preud’homme was. Hij had niet meer de tijd om er met zijn handen bij te kunnen. Als ik één meter lager had getrapt, had ik zijn lichaam geraakt. De bal ging precies naar die plek, waardoor het doelpunt was.”

“Het was een goal die ik nooit had geoefend op training. Ik was wel een atletische speler die af en toe scoorde met een omhaal. Ik kon omgaan met ballen die een ander traject volgden dan je zou verwachten. Maar ik denk dat ik dezelfde volley nog tien keer had kunnen proberen op training, ik zou de bal nooit zo perfect geraakt hebben als toen in de 119de minuut.”

Platt merkt dat ik nog steeds niet reageer. “Ironisch genoeg speelde ik twaalf maanden later een oefenwedstrijd met Bari tegen KV Mechelen. Michel Preud’homme stond in de goal en we kregen een penalty. Ik ging erachter staan en hij redde hem. Die mocht hij hebben van mij.”

En dan weer die lach. Die sardonische lach met ontbloot tandvlees onder zijn bovenlip. Natuurlijk. Diezelfde lach als in 1990. De hele film komt levendiger dan ooit weer op mijn netvlies terecht. De Engelse spelers die over elkaar vallen langs de zijlijn in Bologna. Bobby Robson die van vreugde een huppeldansje maakt. Guy Thys die zijn sigaar opvreet en afscheid neemt van het internationale podium. Ik was 12 in 1990. Het einde van de onbezorgde jaren tachtig, het begin van de verwarrende jaren negentig.

Poor little Belgians

Halfweg het interview moet het er dan toch uit. Heb je er ooit een moment bij stilgestaan wat je ons, poor little Belgians, hebt aangedaan? “Eerlijk? Ik heb geen sympathy gehad met de Devils. Niet toen ik scoorde en ook niet nadien. Maar er was wel één surreëel moment onmiddellijk na de wedstrijd. Ik hoorde bij de drie Engelse spelers die waren uitgeloot voor de dopingcontrole. We hadden 120 minuten gespeeld in de zomerhitte van Bologna. Ik verzeker je – het valt dan niet mee om te plassen. Je bent helemaal uitgedroogd en vol adrenaline van de wedstrijd. Daar stond ik dus met Peter Shilton en nog een Engelsman en drie Belgen. Mijn ploegmaats waren euforisch en ik was ultra-euforisch. We probeerden uit respect onze emoties te onderdrukken. Toen ik uiteindelijk mijn plasje had afgeleverd, kwam ik terug in de kleedkamer. Iedereen had zijn pak al aan en de euforie was over zijn hoogtepunt heen. Het leek alsof je te laat kwam op je eigen feestje.”

Worden we nu verondersteld medelijden te hebben, mister Platt? “Ik begrijp dat mijn naam een heel zure bijsmaak had in België op het moment zelf”, zegt hij snel. “Maar na verloop van jaren werd het meer iets grappigs dan iets echts.”

We geven het op. Onmogelijk deze man aan het verstand te brengen dat hij voor eens en voor altijd de meest gehate Engelsman op Belgisch grondgebied zal zijn. “We hadden veel respect voor België”, probeert Platt te charmeren. “Enzo Scifo en Jan Ceulemans waren ons het meest opgevallen. Dat waren de mannen die ons pijn konden doen. En voor de rest hadden jullie solide verdedigers. Ervaren mannen als Eric Gerets.”

“Wijzelf hadden geen Scifo. We hadden Paul Gascoigne, maar die was nog jong en had nog niet het statuut dat hij later zou krijgen. Gary Lineker was WK-topschutter in 1986 geweest, maar kon geen wedstrijd naar zijn hand zetten. De meeste spelers speelden in de Engelse First Division. De Premier League bestond nog niet en de Engelse clubs waren geschorst in Europa. We keken met ontzag naar Enzo Scifo, die voor een Europese grootmacht als Inter had gespeeld.”

Tussen dat stelletje grijze muizen was David Platt de meest grijze van allemaal. “Toen Bobby Robson zijn WK-selectie maakte, gaf hij veel spelers een kans. Het feit dat ik zowel op het middenveld als in de spits kon spelen, trok zijn aandacht. Als spits zou ik nooit een topper zijn geworden. Daarvoor was ik niet snel genoeg. Maar als middenvelder scoorde ik aardig wat goals. Bij Aston Villa vijftien à zestien per seizoen. Dat kwam toen niet vaak voor en het leverde me mijn selectie op.”

“Ik was verbaasd dat ik tegen België de wedstrijdkern haalde. In die tijd mochten er maar vijf of zes reserven op de bank zitten. Maar het feit dat ik twee spelers in één was – middenvelder en spits – had me nog maar eens het voordeel van de twijfel gegeven. Toen ik inviel, was mijn taak de boel gesloten te houden en iets te forceren als het kon. Het was niet zo dat we wachtten tot de penalty’s, maar we probeerden geen gekke dingen te doen. We bleven in de organisatie voetballen.”

Tot België op de helft van Engeland de bal verloor en Eric Gerets een ‘slimme’ fout maakte in het middenveld om een goal op de counter te voorkomen. “De vrijschop was niet in een gevaarlijke zone. Ik had geen idee wat Gascoigne zou doen. Als hij nu die vrije trap zou nemen, in het moderne voetbal waarin voor alle scenario’s een pasklaar antwoord wordt bedacht, had hij kort moeten spelen en proberen nog snel een doelkans te creëren. Maar in het Engels voetbal van die tijd probeerden we de bal gewoon in de zestien te krijgen. Ik denk niet dat Gascoigne iemand had uitgepikt. Hij trapte gewoon naar de zone waar hij dacht dat we gevaar konden creëren.”

En plots zwijgt David Platt. Alsof hij uit valse bescheidenheid niet opnieuw zijn heldenrol wil beklemtonen. Moegetergd proberen we hem over iets anders aan de praat te krijgen. Over hoe 26 juni 1990 niet alleen België, maar ook Engeland veranderde.

“Op het moment zelf besefte ik de impact niet. Toen ik terug op het hotel was, keek ik op mijn horloge. Ik dacht: mijn vriendin – nu mijn vrouw – zal vast al aan het slapen zijn. Ik had er geen idee van dat het hele land op zijn kop stond en mensen massaal aan het feesten waren geslagen. Er waren nog geen mobiele telefoons waarmee je internationaal kon bellen. Op een WK leef je in een luchtbel.”

© BELGAIMAGE

“De volgende dag kreeg ik telefoon op mijn kamer. Kom alsjeblieft naar beneden, enkele mensen willen je spreken. In de reusachtige balzaal van het hotel geloofde ik mijn ogen niet. Waren er de voorbije dagen dertig of veertig journalisten geweest, dan stonden er nu vijfhonderd. Pas toen drong de impact van mijn goal tot me door. Voetbaljournalisten van over de hele wereld waren verzameld. België-Engeland was de laatste wedstrijd van de 1/8ste finales. Ik was twee dagen lang wereldnieuws.”

Engeland was in 1966 wereldkampioen geworden in eigen land, maar was sindsdien nooit meer in de finale geraakt. Met Kameroen als tegenstander in de kwartfinale veranderde de stemming. “De pers voerde me op als de Redder van Engeland. Ik was zo groot geworden dat Bobby Robson het zich niet meer kon permitteren me tegen Kameroen op de bank te zetten. Van een bankzitter werd ik plots een sleutelspeler in de kwartfinale van een WK. In vele opzichten was het de beste tijd van mijn leven. Maar ik zou het graag allemaal nog eens opnieuw beleven. En beter genieten van die 24 uur na de goal. Of nog liever: zelf in het stadion zitten en me die goal zien scoren.”

Ja, dat zal wel. Platt scoorde uiteindelijk ook in de kwartfinale tegen Kameroen en zette zijn penalty om in de halve finale tegen Duitsland. Maar Stuart Pearce en Chris Waddle faalden vanop de stip en Engeland miste de kans om voor het eerst (en het laatst) in 1966 de finale te spelen.

“Italië ’90 is één van dé WK’s voor Engeland. Een toernooi dat heel flamboyant in beeld werd gebracht en waar heel veel mensen goeie herinneringen aan hebben. Mensen van mijn generatie, en ook degenen die iets ouder en iets jonger zijn dan ik, hebben allemaal een verhaal over wat ze aan het doen waren toen die goal tegen België binnenging. Waarschijnlijk zou ik een andere carrière hebben gehad zonder die goal. Je kan nog zo’n goeie speler zijn, er moet altijd een moment zijn dat je in het oog springt. Het WK was zo’n moment.”

Posterboy

“Na het WK ging ik op zomerstage met Aston Villa naar Zweden. Daar speelden we oefenwedstrijden tegen lokale clubs waar zo’n vijfhonderd mensen op de tribune zaten. De bedoeling was dat ik meereisde maar niet zou spelen, om me nog wat rust te geven. Maar die vijfhonderd Zweden op de tribune wilden maar één ding, en dat was David Platt zien. In elk stadion begonnen ze mijn naam te zingen. Ik was naar Italië gegaan als een ster van Aston Villa, ik kwam terug als een wereldster.”

“Terug in Engeland zei mijn manager dat hij zes nieuwe sponsoraanbiedingen voor me had. Ik kon plots meer geld verdienen buiten het voetbal dan in het voetbal. Ik was nog altijd dezelfde persoon, maar ik merkte wel dat mijn ploegmaats me misschien op een andere manier begonnen te bekijken. Want hoewel mijn club er alles aan deed om de hype rond David Platt in te dijken, draaide het in die eerste maanden na het WK toch allemaal om mij. Ik was een nieuwe posterboy.”

“Een onverwacht probleem was dat ik plots zakken vol fanmail kreeg. In mijn postvakje bij Aston Villa kwamen vroeger vijf of zes brieven per week aan. Na het WK puilde mijn brievenbus elke dag uit. Ik haalde alles eruit en gooide het in een vuilniszak. Ik vroeg mijn manager of ik de zak moest verbranden. Hij zei: Nee, dat lijkt me een slecht idee. Hij heeft toen iemand aangeworven die enkele maanden niets anders deed dan de brieven open te maken en te beantwoorden. Er waren brieven bij uit Bulgarije, Tsjechoslovakije, van een hoop landen die zelfs niet op het WK waren, maar die wel gek waren van mijn goal.”

Platt kreeg aanbiedingen van Genoa en Fiorentina, maar de onderhandelingen draaiden op niets uit. Hij bleef bij Aston Villa en zou blijven scoren – voor club en land. Met een jaar vertraging vertrok hij naar Bari en vandaar ging het naar Sampdoria, waar Gianluca Vialli en Roberto Mancini hadden aangedrongen op zijn komst. Zijn carrière sloot hij af bij Arsenal.

© Reporters / Imago Sport

“Sommige voetballers zouden de weerslag ondervinden na zo’n supertoernooi, maar bij mij werkte het omgekeerd. Ik kreeg de kapiteinsband van Engeland en dat was ook een extra motivatie die werkte voor mij. Ik hield van de nieuwe verantwoordelijkheden die ik kreeg en het spoorde me aan om beter te doen.”

Platt speelde ook op de EK’s in 1992 en 1996, maar het WK in Amerika ging aan Engeland voorbij. Even magisch/dramatisch als in Bologna zou het nooit meer worden.

We hebben nog één vraag voor hem: wie wordt de David Platt van 2018? “De speler die het meest op me lijkt, is Dele Alli. Maar hij zal niet op de bank zitten zoals ik. Iedereen spreekt over België-Engeland als de wedstrijd om de groepswinst. Maar eigenlijk denk ik dat het verschil met 1990 niet zo groot is. Net als toen zijn beide ploegen erg aan elkaar gewaagd. En net als toen kan de één de ander naar huis sturen. Tunesië en Panama zouden zich op papier niet mogen kwalificeren, maar een WK brengt altijd onvermoede krachten naar boven.”

Platt heeft het weer gedaan. Hij heeft ons bang gemaakt. Gelukkig is er één verschil met achtentwintig jaar geleden. Op 28 juni in Kaliningrad zijn deze keer geen verlengingen mogelijk.