© AP

Belfast op weg naar Belgisch record

Noord-Ierland zit al 400 dagen zonder regering. De kans groeit dat het ‘Belgische record’ gebroken wordt, want de toekomst oogt somber.

Inktzwart was de toon van het commentaar dat The Belfast Telegraph deze week wijdde aan de alweer mislukte onderhandelingen over de vorming van een nieuwe Noord-Ierse regering. “De frustratie bij de bevolking wordt almaar groter”, klonk het. “Je kan argumenteren dat we de politici krijgen die we verdienen, maar het is een feit dat zij de diepe kloof laten zien die door onze samenleving loopt. Alleen hebben we niet gekozen voor politici die bewust voor de stilstand en de confrontatie gaan.”

Om de politici aan te zetten uit de loopgraven te komen, had de krant een opvallend voorstel: zolang ze met hun duimen draaien, moeten we hun rijkelijk salaris korten. “Want door hun staking zitten honderden mensen zonder werk of dreigen ze hun job te verliezen. En zij worden niet doorbetaald.”

Spreekt u Iers?

De toon vat de sfeer in Noord-Ierland. De regio is goed op weg het Belgische record regeringsvormen (541 dagen) te verbeteren. In januari 2017 viel de regering over een schandaal rond subsidies voor groene energie, waardoor het delicate politieke radarwerk helemaal vastliep. Verkiezingen konden geen soelaas brengen. Integendeel, het diepgewortelde wantrouwen tussen de DUP (protestants en pro-UK) en Sinn Fein (katholiek en pro-Ierse hereniging) nam weer toe. En door het Goede Vrijdagakkoord zijn de twee partijen tot elkaar veroordeeld: ze moeten samen regeren.

Begin deze week reisden de Britse premier, Theresa May, en haar Ierse collega, Leo Varadkar, naar Belfast in een poging de situatie te ontmijnen. Meteen zoemde het gerucht dat het dit keer in orde zou komen. Maar doorgewinterde volgers van de Noord-Ierse politiek waren veel sceptischer. De druk op de ketel zou te groot worden, voorspelden ze en ze kregen snel gelijk. Uitgerekend op Valentijnsdag liet DUP-leidser Arlene Foster weten dat een akkoord niet mogelijk was.

De officiële reden waarom het maar niet lukt, is de eis van Sinn Fein om het Iers ook in Noord-Ierland op gelijke voet te behandelen met het Engels. Dat zou betekenen dat alle straatnamen voortaan ook in het Iers aangegeven moeten worden en dat het Iers gebruikt mag worden in de rechtszaal en in het onderwijs.

Waarom de Ierse nationalisten die taaleis zo nadrukkelijk op tafel leggen, lijkt een beetje vreemd. Het Iers is geen druk gebezigde taal in het noorden van het eiland. Slechts 0,2% van de bevolking gebruikt het als hoofdtaal en ongeveer 10% heeft er noties van. Het verzet in protestantse kringen was dan ook groot. “Het is alsof Sinn Fein ons een pistool tegen het hoofd zet. Wij protestanten reageren doorgaans erg slecht op dit soort bedreigingen.”

De taaleis is symptomatisch voor het verslechterde politieke klimaat in de regio. Door de Brexit heeft Sinn Fein de wind in de zeilen. De partij is mordicus tegen de EU-uitstap en vertolkt op dat punt het standpunt van een ruime meerderheid van de Noord-Ieren. Bij de vervroegde verkiezingen werden ze daarvoor ook beloond. Voor het eerst in de geschiedenis haalde de partij bijna evenveel zetels als de DUP. Dat hernieuwde zelfvertrouwen lijkt de partij overmoedig te maken. De taaleis is er vooral op gericht de protestanten van de DUP in de gordijnen te jagen, vinden ook neutrale waarnemers.

Maar ook de DUP heeft het ‘communautaire’ vuur weer opgepookt. Dat ze, in ruil voor een 1 miljard pond extra geld voor Noord-Ierland, steun geeft aan de Conservatieve regering van May is bij Sinn Fein erg slecht gevallen. Hun vertrouwen dat een Conservatieve regering in Londen als scheidsrechter kan optreden in Belfast was nooit groot en kreeg hierdoor een extra klap.

De vraag is hoe het verder moet. De eerste signalen wijzen er niet op dat het stof snel zal gaan liggen. Integendeel, de loopgraven lijken weer wat dieper. Dat vindt ook Gerry Moriarty, chef-Noord-Ierland bij de Irish Times. Hij citeert een DUP-gemeenteraadslid dat waarschuwt dat “de nieuwe generatie opnieuw dreigt af te glijden naar de tijden van de Troubles”. “Ik hoop dat hij te pessimistisch is”, zegt Moriarty, “maar het zijn opnieuw gepolariseerde tijden.”

In principe kan Londen het bestuur weer helemaal naar zich toetrekken. Volgens Foster is dat geen slecht idee. “Noord-Ierland zit al veel te lang in het politieke niemandsland. Daarom moet Londen onze begroting opstellen en knopen doorhakken over onze scholen, ziekenhuizen en infrastructuur.”

Met die uitspraak gooide Foster nog meer olie op het vuur. Het is immers onverteerbaar voor de Noord-Ierse nationalisten. Ook Londen zit niet meteen te wachten op een overname van Belfast. May heeft genoeg kopzorgen.

Open grenzen

Vanuit Dublin klinkt een heel ander geluid. Mary Lou McDonald, de kersvers gekozen leider van het Ierse Sinn Fein, pleit voor een Brits-Iers intergouvernementeel bestuur. Ook de Ierse premier Varadkar is voorstander van een gezamenlijk bestuur.

Zeker is dat de politieke toestand in Noord-Ierland de komende maanden alleen maar delicater wordt. May moet snel duidelijk maken hoe ze kan garanderen dat de grens tussen Ierland en Noord-Ierland open blijft na de Brexit. Ze heeft dat de Ierse premier en ook Europa plechtig beloofd. Maar niemand ziet op dit moment in hoe een Brexit te verzoenen valt met een zachte Ierse grens.

Michel Barnier, de Europese hoofdonderhandelaar, gooide vorige week nogmaals de knuppel in het hoenderhok. De beste garantie voor zo’n zachte grens is als de regels van de eengemaakte markt en de douane-unie blijven gelden voor Noord-Ierland. Maar dat zou betekenen dat Noord-Ierland een ander statuut krijgt dan de rest van het Verenigd Koninklijk en dat is de beste garantie voor nieuwe Troubles.