mijn leven in boeken
De levensbepalende boeken van Boon-genomineerde Ludwig Volbeda: “Coetzee gaf me het gevoel dat ik door een rietje moest ademhalen”
© Desiré van den Berg
Ludwig Volbeda is met Oever genomineerd voor de Boon voor kinder- en jeugdliteratuur. Het was Benny Lindelauf die hem verzoende met de jeugdliteratuur, waarin hij nieuwsgierigheid, verwondering en verbeelding vindt.
Bio
Ludwig Volbeda (1990) is bekend als illustrator van kinderboeken van onder anderen Benny Lindelauf, Ted van Lieshout en Floortje Zwigtman. Vorig jaar verscheen zijn debuut als auteur, Oever, dat genomineerd is voor de Boon.
Mijn vroegste leesherinnering
Ik zie voor me hoe mijn moeder naast me zit terwijl ze voorleest en ik op de pagina iets aanwijs. Dat de vroegste leesherinnering een bladzijde uit een boek van Richard Scarry is, is niet verrassend, ik hield enorm van zijn beeldboekenreeks over het leven in Druktestad. Maar zijn werk zal ook zijn blijven kleven uit schaamte: in een van de bibliotheekboeken vond ik kauwgom tussen de pagina’s geplakt. Hoewel ik het niet had gedaan, voelde ik me toch schuldig.
Mijn troostboek
Verbeelding heeft ook een keerzijde. Als kind kon ik overdag urenlang met plezier verhalen verzinnen, maar ’s nachts lag ik vaak wakker doordat ik piekerde over alle mogelijke manieren waarop iets mis kon gaan. Lezen hielp me. Een boek was een stoeltje waarop het denken rustig kon plaatsnemen en ik las steeds tot ik in slaap viel. Daardoor kregen alle kinderboeken iets troostends, ook als ze gruwelijk waren.
De schrijver die mijn mening veranderde
Benny Lindelauf liet me met Hoe Tortot zijn vissenhart verloor zien hoeveel ruimte er in de jeugdliteratuur ligt, een ruimte die ik blijkbaar was vergeten. Tijdens mijn studie aan de kunstacademie twijfelde ik tussen beeldende kunst en illustratie. Na het afstuderen wist ik niet goed waar ik met mijn werk terechtkon, tot ik Lindelaufs verhaal mocht illustreren. Ik kreeg alle vrijheid om de tekst te zien als beginpunt voor mijn eigen ideeën, en niet als een eindpunt waar de tekeningen precies op moesten passen. Dat ik later zelf ben gaan schrijven, zie ik als een ontdekking van nóg meer ruimte.
De boeken die ik nodig heb om thuis te kunnen komen
Na een periode van ontheemding voel ik me opnieuw thuis in de jeugdliteratuur. De boeken gaan vaak over eigenschappen die ik waardeer: nieuwsgierigheid, verwondering en verbeelding. Er worden goede vragen gesteld, zoals in De prinses van de moestuin van Annemie en Margriet Heymans: wat als je zo ontevreden bent over je vader dat je geen huis meer met hem wil delen? Of in De plant van Jan van Harrie Geelen: wat als je kamerplant ook een rijk innerlijk leven heeft?
Wat het thuisgevoel vergroot, is dat zulke vragen vaak in tekst én beeld worden gesteld. Dat zie je minder in literatuur voor volwassenen. Ik begrijp niet waarom, ik zou niet willen kiezen tussen beeld en tekst. Ik hou van beeldende schrijvers en verhalende tekenaars, het liefst samen in één kaft.
Het boek dat ik later in mijn leven ontdekte
In het begin van onze relatie gaf mijn vriend me een boek van Jean-Jacques Sempé. Sempé heeft een goed oog voor dat wat Georges Perec het onder-gewone noemt, dat wat door zijn alledaagsheid aan de aandacht ontsnapt, maar bij goed kijken weer bijzonder wordt. Zijn werk voelt als iets van ons samen. Zoals mensen een koosnaam voor elkaar hebben, hebben wij een Sempé voor elkaar.
Het boek dat ik herlees
Deze week herlas ik Weersverwachting van Jenny Offill. Het boek is fragmentarisch, maar vormt toch een geheel. Haar observaties maakten me eerst aan het lachen, maar daarna schaamde ik me steeds meer voor dat lachen. Het boek lezen voelt alsof een vriendin over een benarde, maar toch grappige situatie vertelt, waarbij je gaandeweg begint te beseffen dat het écht niet goed zal aflopen. Offill schrijft de grijns van je gezicht af.
Het verhaal dat me een bijzondere leessensatie gaf
In Wereld en wandel van Michael K. van J.M. Coetzee vlucht de hoofdpersoon voor een aanwakkerende oorlog, waarbij hij vogelvrij raakt. Hij rolt als een steen door inrichtingen, kampen en ziekenhuizen. Het was pijnlijk om te lezen. De kanten van de mens die je liever niet ziet, staan vol in het licht. Daarna las ik In het hart van het land van dezelfde auteur. Beide boeken gaven me het gevoel dat ik door een rietje moest ademhalen. Zelfs het zien van de ruggen van die boeken in de kast roept die beklemming op. Ik heb ze een tijdje omgekeerd op de plank gezet, maar dat voelde ook niet goed.
Het boek dat me doet lachen
Aan de voet van de gletsjer van Halldór Laxness is een fictief verslag van een theologiestudent die van de bisschop moet uitzoeken wat er aan de hand is in het dorpje onder de Snæfellsgletsjer. Waarom worden de doden niet meer begraven? Zoeken ze soms ruzie met het christendom? De narrige dorpelingen die elke vraag omtrekkend beantwoorden, maken het verhaal frustrerend, maar ook ontzettend grappig.
Het boek dat ik momenteel lees
Op dit moment lees ik Rimpeling van Bibi Dumon Tak. Een vrouw wil een langpootmug redden en komt daarbij dodelijk ten val. Het is mooi hoe alles een stem krijgt in dit boek, ook de koolmees en het huis. Ik stel het uitlezen nog een beetje uit, want ik wil niet dat het klaar is. Soms wordt antropomorfisme als een denkfout gezien, maar ik denk dat het goed is dat we kunnen overspringen naar een muis of mug. Geef ons mensen, maar heel zachte grenzen, alsjeblieft. Zo zacht als mogelijk.