Direct naar artikelinhoud

Een genenbank langs de Lepelaarweg

Rechts vooraan: de dikste Iep aan Dode Lepelaarsweg in Zeewolde.Beeld Werry Crone

In iedere provincie staan markante bomen, met een bijzonder verhaal. Trouw spreekt met de verzorgers van twaalf bijzondere bomen in twaalf provincies. Vandaag: De Dodoensiep van Zeewolde.

De jongste provincie van Nederland herbergt de oudste iep van zijn soort, de Dodoensiep. Midden in de polder aan de Lepelaarsweg bij Zeewolde, Flevoland, groeit deze bijzondere boom. Nog maar 45 jaar jong, maar: de grootste Dodoensiep ter wereld. Je zou er zo aan voorbij rijden.

Deze boom dankt zijn ontstaan aan een verwoestende aandoening, de iepenziekte. Begin vorige eeuw zorgde een Aziatische schimmel voor een kaalslag onder de iepen in Europa en de VS. Als de schimmel eenmaal had toegeslagen, konden iepen soms binnen een paar weken afsterven. De iepenziekte uit de jaren dertig van de afgelopen eeuw zwakte na verloop van tijd af, maar in jaren zeventig van de vorige eeuw kwam de ziekte in een agressievere variant terug in Nederland. Alsnog verdwenen toen veel iepen die de eerste aanval hadden overleefd.

Bij die eerste ziektegolf is in Nederland al veel onderzoek gedaan naar oorzaak en herkomst van de schimmel, vooral in het laboratorium van plantenziektekundige Johanna Westerdijk in Baarn. Ze was de eerste vrouwelijke professor van Nederland. "We liepen internationaal zo voorop in dat onderzoek dat de iepenziekte onder wetenschappers Dutch Elm Disease ging heten’’, vertelt Martin Tijdgat, boombeheerder van de gemeente Wijdemeren en inspecteur bij de Bomenstichting.

Heel af en toe sneuvelen er nog een paar, of ze gaan plat door een voor- of najaarsstorm.

Teststrook

Bomen-deskundigen moesten destijds op zoek naar soorten iepen die bestand waren tegen de ziekte. De Nederlandse iepenexpert Hans Heybroek, werkzaam bij het toenmalige bosbouwproefstation de Dorschkamp in Wageningen, legde zich volledig toe op de veredeling van de iep op resistentie tegen de ziekte. Heybroek was zijn loopbaan begonnen in het lab van Westerdijk en was toen al betrokken bij het onderzoek naar de iepenschimmel.

Teststrook
Beeld Werry Crone

Hij selecteerde en kruiste in Wageningen iepen, met de bedoeling één of meer soorten te krijgen die bestand waren tegen de ziekte. De klonen moesten in de praktijk bewijzen dat ze voldoende resistent waren. Heybroek koos een langgerekte strook grond in de nieuwe Nederlandse polder uit als proefveld voor de ‘nieuwe’ Hollandse iep. In de brede berm van de Lepelaarsweg, langs de graanvelden van de polder, werden klonen uitgezet van gekruiste iepen.

Het proefstation de Dorschkamp bestaat allang niet meer, maar de rijen met iepen in Flevoland staan nog fier overeind. Je ziet het niet, er staat geen hek omheen, er staan geen borden bij, maar in feite is de smalle strook van de kilometerslange Lepelaarsweg nog altijd een waardevolle genenbank voor iepen die bestand zijn tegen de iepenziekte. Heel af en toe sneuvelen er nog een paar, of ze gaan plat door een voor- of najaarsstorm. Maar veel van die proef-iepen zijn er nog. Alleen de geoefende waarnemer ziet dat de ene iep langs de Lepelaarsweg de andere niet is: er is een flinke verscheidenheid aan boomvormen, de takken van de ene waaieren breed uit, terwijl andere bomen kolomvormig zijn, net welke kloon er staat.

Rob Timmerman, boswachter van het Flevo Landschap, kent de Dorschkamp-iepen goed. “Dit is het enige proefveld van iepen in Nederland dat in een laanbeplanting is aangeplant”, vertelt hij. “Daardoor kon meteen worden onderzocht of de iepen ook bestand waren tegen de westenwind. De Lepelaarsweg ligt ongeveer dwars op de heersende windrichting.” Meer dan 1200 iepen, verdeeld over 89 verschillende klonen, werden in het voorjaar van 1973 in de polder uitgezet. In de eerste jaren was er trouwens fikse uitval, omdat in die jaren de naastliggende koren- en aardappelvelden van de polder nog volop vanuit de lucht met vliegtuigjes werden besproeid met een cocktail van bestrijdingsmiddelen. Die spuitvliegtuigjes waren niet zo selectief in het doseren. Veel van het landbouwgif landde op de iepen. Later werd deze besproeiingsmethode verboden, daarna ging het al snel een heel stuk beter met de iepen uit Wageningen.

Teststrook
Beeld Werry Crone
Ook tegen de veel agressievere schimmel uit de tweede golf van de iepenziekte bleek de Dodoens goed bestand.

Tussen de 1200 aangeplante iepen stonden, naast exemplaren van al langer bestaande klonen, ook bomen van nieuwe klonen, waaronder de Dodoens. Deze kloon, genoemd naar een ooit befaamde zestiende-eeuwse plantkundige en arts uit Leiden, bleek het goed te doen aan de Lepelaarsweg. Ook tegen de veel agressievere schimmel uit de tweede golf van de iepenziekte bleek de Dodoens goed bestand.

Erfgoed

Van de drie lange rijen bomen in het proefveld zijn er anno 2017 nog maar iets meer dan 300 over. De middelste rij is in 2005 geveld om de andere exemplaren meer ruimte te geven, vertelt boswachter Timmerman. De iepenziekte heeft slachtoffers geëist en ook wind en storm hebben voor kaalslag gezorgd.

De Dodoensiep vlakbij nummer 14 aan de Lepelaarsweg had in 2013 een stamomtrek (op 1,30 meter) van ongeveer 2,40 meter en de boom was toen ongeveer 18,5 meter hoog. In tal van gemeenten zijn de Dodoensiepen sinds de jaren zeventig geplant. Onder meer in Amsterdam, waar veel variëteiten aan iepen en monumentale exemplaren groeien.

Rob Timmerman, boswachter Het Flevo LandschapBeeld RV

“De Dodoens is een boom die wat ruimte moet hebben”, zegt bomenbeheerder Martin Tijdgat. “Het is een boom met een mooie kroon en een fraai donkergroen blad. Hij heeft een groot vlak nodig, in een smalle straat moet je geen iepen planten. Dat gaat niet.” Nu de iepenziekte langzaamaan redelijk onder controle is, gaan steeds meer gemeenten weer over tot het aanplanten van iepen.

Timmerman is blij met zijn Zeewoldse iepen. “Voor het voortbestaan van de iep is dit proefveld echt belangrijk. Alleen om de cultuurhistorische waarde willen we deze proefstrook bewaren.”

Er ligt inmiddels een plan om de gaten weer op te vullen met nieuwe klonen. Eén van de initiatiefnemers is Ronnie Nijboer van kwekerij Noordplant in het Groningse Glimmen. Nieboer is een groot liefhebber van de iep. “Er is nog steeds behoefte aan proeflocaties voor het testen van nieuwe iepenklonen”, zegt hij. “De moderne klonen die nu aan de Lepelaarsweg staan, zijn zo resistent dat ze niet gevoelig meer zijn voor de iepenziekte. Maar voor het beoordelen van groeikracht, groeivorm, windvastheid en dergelijke zou het fantastisch zijn als de oorspronkelijke functie als iepenproefveld gehandhaafd kan blijven. De iep moeten we namelijk niet afschrijven. Het is één van de beste stadsbomen en ze blijkt beter bestand tegen klimaatverandering dan veel andere boomsoorten.”

Lees ook de andere afleveringen uit deze serie:
Aflevering 1: Hans, Grietje en de heks in Arnhem
Aflevering 2: De markante plataan bleef gespaard in de oorlog
Aflevering 3: Deze oersterke kolos kwam ooit als een klein zaadje op een VOC-schip naar Nederland
Aflevering 4: Onder deze genderneutrale boom komen kinderen tot rust
Aflevering 5: Een statige boom in een Fries park in Engelse stijl
Aflevering 6: Uit hoeveel bomen bestaat de eeuwenoude beuk van Niebert?
Aflevering 7: Onder deze linde gaan verkeringen aan en uit
Aflevering 8: Een reus met zeven armen
Aflevering 9: De mooiste boom van Drenthe heeft de loterij gewonnen
Aflevering 10: De mammoetboom van Enschede
Aflevering 11: De iep die niet onder de indruk was van de Stones