Direct naar artikelinhoud
InterviewChristian Burgess

Christian Burgess: ‘In Engeland zag ik ploegmaats de Premier League bereiken, bij Union trekken ze naar Europese topclubs. Dat doet pijn, ja’

Union-verdediger Christian Burgess moet het veld verlaten na zijn rode kaart in de play-offs-uitwedstrijd in Genk.Beeld BELGA

Dat Union zijn start in de Champions’ play-offs miste, valt moeilijk te betwisten. Het begon al op de openingsspeeldag, met de uitsluiting van de Engelse verdediger Christian Burgess (32): het beroep tegen zijn schorsing werd een soap, ‘Burgessgate’ een nieuw begrip in het voetballexicon. De voetballer-met-universiteitsdiploma blikt voor het eerst terug op die onverkwikkelijke episode, maar hij weidt ook uit over het leven buiten de kalklijnen: over opgroeien in een Londens working class-milieu, de nakende geboorte van zijn dochter en het ego van de wereldverbeteraar.

Burgess is te laat op de afspraak (dit interview vond plaats voor het gewonnen play-offs-tweeluik tegen Antwerp, red.). Zijn vrouw is hoogzwanger, en de levering van een meubelstuk voor de kinderkamer is niet volgens afspraak verlopen. Hij verontschuldigt zich, wat welbeschouwd een meevaller is: voor zijn cynische tv-interview na de víérde Union-nederlaag in de Champions’ play-offs, thuis tegen Club Brugge, weigert hij halsstarrig zijn excuses aan te bieden.

Christian Burgess: “Sarcasme, zo noemen ze dat bij ons. In Engeland zijn we daar erg goed in. (lachje) Wie domme vragen stelt, krijgt domme antwoorden. Natúúrlijk was ik ontgoocheld na vier opeenvolgende nederlagen! Waarom vraag je dat? Een 5-jarige kan zo’n vraag bedenken.”

Wat kun je zo kort na een wedstrijd meer verwachten dan clichés?

(fel) “Wat voor zin hebben zulke interviews dan?

“Na een wedstrijd wil je zoveel zeggen. Maar het mag niet. Ik heb me nog ingehouden, en toch heb ik een waarschuwing gekregen. Wat moet het dan zijn als ik écht zeg wat ik denk? Het is erg moeilijk geworden om rechtuit te zijn. Het wordt wel verwacht, maar als puntje bij paaltje komt, blijkt de vrijheid van meningsuiting toch begrensd te zijn. Wat willen ze nu eigenlijk? Spelers die hun mond houden en die zich zomaar bij alles neerleggen? Ik ben altijd eerlijk, ik heb niets te verbergen. En als je het ergens niet mee eens bent, mag je dat toch nog zéggen?

“Veel scheidsrechterlijke beslissingen in die wedstrijd tegen Club Brugge waren in mijn ogen voor discussie vatbaar. Op den duur raak je gefrustreerd. Neem nu die goal van Hugo Vetlesen: in zijn rapport verwijst het scheidsrechtersdepartement naar de goal van Real Madrid-spits Karim Benzema tegen Liverpool-doelman Loris Karius (tijdens de Champions League-finale van 2018, red.). Karius gooide uit tegen Benzema’s been, de bal botste terug en ging binnen. Dat doelpunt werd goedgekeurd: oké, maar wat zegt dat over ónze wedstrijd?

“In de Bundesliga heeft zich een vergelijkbare fase voorgedaan bij Wolfsburg, en daar is de goal afgekeurd. De speler die had ‘gescoord’, kreeg zelfs een gele kaart. Bart Nieuwkoop (ex-speler van Union, red.) heeft me meteen een berichtje gestuurd: hetzelfde was gebeurd in een wedstrijd van Feyenoord tegen NEC Nijmegen. De speler maakte niet eens een beweging, hij stond er gewoon. Toch kreeg de doelman een vrije trap in zijn voordeel. En als ik na een hoekschop de keeper nog wat hinder vóór ik terugkeer naar onze speelhelft, levert dat me steevast een gele kaart op.

“Het voetbal zit vol grijze zones. Dát is het probleem. Er is te veel ruimte voor interpretatie.”

Christian Burgess: ‘Union is niet langer de sympathieke underdog. We worden een bedreiging.’Beeld Photo News

De scheidsrechters worden vaak buitensporig hard aangepakt door spelers en trainers. Moet dat gedrag niet eens dringend worden beteugeld?

“Maar dit is mijn carrière! Mijn léven, zelfs! Als je iets heel hard wilt en er veel voor opoffert, word je automatisch fanatiek. Bovendien nadert mijn vervaldatum.

“Er staat te veel op het spel. Een plek in de Champions League, bijvoorbeeld. Of een vermelding in de geschiedenisboeken. Dat maakt het allemaal zo moeilijk om te aanvaarden. Ik ben opgevoed met waarden als eerlijkheid en rechtvaardigheid. Mijn vrouw weet hoe belangrijk die zijn voor mij. Mijn moeder ook, want ze hebben me vaak in de problemen gebracht op school. Maar goed, misschien heeft mijn pa wel gelijk als hij zegt: ‘Het leven is niet eerlijk.’” (lacht)

Is Union het slachtoffer van een complot? Die gedachte lijkt stilaan ingang te hebben gevonden bij jullie.

“Ik ben geen complotdenker. Ook andere ploegen hebben eronder te lijden. De Antwerp-speler die rood heeft gekregen voor een zogezegde kopstoot: dat was in mijn ogen géén rood. De handsbal van Anderlecht in de wedstrijd tegen Racing Genk: géén penalty. Ik beweer niet dat wij het enige slachtoffer zijn, en er is absoluut geen samenzwering tegen Union. Maar mijn rode kaart was volkomen onterecht.”

Je hebt de bal tegen Genk-aanvaller Tolu Arokodare gegooid. Van dichtbij en met opzet.

“Ja? Wie zegt dat? Het is toch maar een interpretatie van de scheidsrechter? Bij een inworp moet de tegenstander twee meter afstand bewaren. Dat deed Arokodare niet. Moet ik dan wachten en kostbare tijd verliezen? Ik wilde het spel zo snel mogelijk hervatten. Het was helemaal niet mijn bedoeling om hem te raken, hij sprong zélf naar de bal. Als hij dat doet bij een vrije trap, krijgt hij geel. Trouwens, in Genk-Anderlecht heeft Anders Dreyer de bal bij een vrijschop bewust tegen een speler van Genk getrapt die niet op 9 meter afstand stond. Die speler ging tegen de grond. Wat deed de scheidsrechter? Niets. Waar trek je de lijn dan?”

Je werd twee wedstrijden geschorst, wat in beroep werd teruggebracht naar één wedstrijd. Daar was heel wat om te doen: er wordt zelfs over ‘Burgessgate’ gesproken.

“Mijn zaak zou voorkomen om kwart over twee. De club wilde dat ik online aanwezig was, ik mocht zelfs een training overslaan. Om halfvier moest ik met mijn hoogzwangere vrouw naar het ziekenhuis voor een echografie. We wonen op tien minuutjes rijden, dus dat moest wel lukken. Ik wachtte en wachtte, tot we in tijdnood kwamen: ik liet de club weten dat ze me moesten bellen als het mijn beurt was, en we zijn vertrokken. Ik zou wel inloggen in de wachtzaal. Toen we terug naar huis reden, hadden we nog altijd niets gehoord. Tot er na vijf minuten in de wagen plots een bericht op mijn telefoon verscheen: ‘Ze zijn begonnen.’ Thuis heb ik onmiddellijk ingelogd op de iPad, ik had enkel de eerste vijf minuten gemist.

“Die zaak was een puinhoop. Dagenlang was ik gespreksonderwerp nummer één, iets wat ik nooit heb gewild. Gelukkig heeft het gezond verstand gezegevierd. Ik had mijn straf uitgezeten toen we tegen Cercle Brugge speelden. Het zou onbegrijpelijk zijn geweest als ik ook tegen Anderlecht aan de kant moest blijven.”

FERGIE TIME

Alexander Blessin, jullie trainer, heeft zich al laten ontvallen dat ‘sommige mensen’ liever Anderlecht kampioen zien worden.

“Het enige wat ík heb gezegd, is dat de goal van Vetlesen werd goedgekeurd omdat het een goal van Club Brugge was. In de gloriejaren van Manchester United, met Sir Alex Ferguson op de bank, hing de duur van de blessuretijd vaak af van de stand: lang als ManU achterstond, kort als ze aan de winnende hand waren. Fergie time, werd dat in de Engelse competitie genoemd. Heeft Club Brugge in België ook niet een beetje zo’n status?

“Heb je als scheidsrechter meer ontzag voor Jan Vertonghen, de Belgische recordinternational? Of voor Christian Burgess, een jongen uit de lagere afdelingen van het Engelse voetbal? Geen twijfel mogelijk: je luistert naar Jan. Tegen Racing Genk trapt hij na, maar hij komt weg met een waarschuwing. Ik zeg niet dat hij een foute kerel is, integendeel: ik heb veel respect voor Jan. Maar het zijn subtiele aspecten zoals zijn status, en de invloed ervan op scheidsrechterlijke beslissingen, die vaak doorslaggevend zijn in een wedstrijd.”

‘Ik wil een titel aan de rijke erelijst van Union toevoegen. Ik wil mijn naam in de geschiedenisboeken zien staan, mijn ego strelen.’Beeld Marco Mertens

Moet Union niet vooral in eigen boezem kijken? Tegen Antwerp, Genk, Anderlecht en Club Brugge stapelde doelman Anthony Moris de fouten op, met vier nederlagen als gevolg.

“Fouten van een doelman of een verdediger vallen altijd op. Het is te makkelijk om Anthony als schuldige aan te wijzen. Ons grote probleem is dat we te weinig scoorden, te veel kansen de nek omwrongen. Dáárom hebben we vier keer verloren.”

Union werd jarenlang beschouwd als een verademing in het Belgische voetbal, maar nu jullie net zoals alle andere clubs de scheidsrechters uitkafferen en gewag maken van complotten, is de sympathie wat minder uitgesproken.

(zet zich schrap) “Twee jaar geleden stonden we tien punten voor op Club Brugge. Zelfs de fans van Anderlecht en Genk hoopten dat we hen achter ons zouden houden. Vorig seizoen was de titel tot vijf minuten vóór het einde binnen handbereik. De Brugge-fans kozen openlijk onze kant, tégen Antwerp.

“Telkens kreeg een van onze spelers een rode kaart in de beslissende fase van het kampioenschap: eerst Koki Machida, daarna Senne Lynen. Toen was daar geen commotie rond, nu wel. Iemand die de gevestigde orde komt verstoren, wordt slechts leuk gevonden tot hij een bedreiging begint te vormen. We zijn niet langer de sympathieke underdog, dus worden we ook niet meer op die manier behandeld. In die fase zitten we nu: we’re here to stay.”

TACKLES VIEREN

Je bent een speler die voortdurend het randje opzoekt. Daarmee maak je jezelf niet bepaald populair.

“Ik heb een dik vel. Ken je de Netflix-documentaire Sunderland ’til I Die? In een aflevering gaat het over een wedstrijd tegen Portsmouth, de club waarbij ik tussen 2015 en 2020 heb gespeeld. Bij een inworp voor Sunderland treuzelt hun speler zo lang dat een van onze spelers de bal zelf opraapt en naar hem gooit. Dat is erger dan wat ik heb gedaan. Maar wat deed de scheidsrechter? Hij gaf hun allebei een gele kaart. Daarmee was de kous af.

“Je wint niet door altijd maar Mister Nice Guy te zijn. Soms moet je de randjes opzoeken. In dat opzicht is het Engelse voetbal helemaal anders: daar werd ik niet als een schurk afgeschilderd. Hier wel, de supporters van de tegenpartij storen zich vaak aan mij. Dat is niet noodzakelijk slecht, het betekent wellicht dat ik iets goed doe. De pers kan ik moeilijker inschatten. Zitten er supporters van Anderlecht of Club Brugge tussen de journalisten? Geen idee.”

Er lijken twee Christians te bestaan: de rotzak op het veld, de welbespraakte denker ernaast.

“Volgens mij spelen de meeste spelers op het randje. Het verschil is dat de ene ermee wegkomt en de andere niet. Misschien zoeken de scheidsrechters mij sneller. Onlangs kreeg ik commentaar omdat ik mijn geslaagde tackle op Igor Thiago van Club Brugge had gevierd. Maar zovéél spelers doen dat, waarom zou ik het dan niet mogen?

“In Engeland vinden ze dat voetballers robots zijn geworden: ze hebben allemaal mediatraining gekregen, waardoor ze tijdens interviews alleen maar clichés uitkramen. Is dat wat we willen? Dat fans verwensingen naar je hoofd slingeren en dat jij even later ostentatief voor hun tribune een doelpunt gaat vieren. Maar dan komt zo’n scheidsrechter met het vingertje zwaaien: ‘Pas toch maar een beetje op!’

“Ik ben opgegroeid met een bal aan mijn voeten. Toen ik een truitje kreeg van West Ham, voelde ik me de koning te rijk. Als kind had ik een abonnement, bij elke thuismatch zat ik in het stadion. Had ik één minuut vrij, dan liep ik tegen een bal te schoppen. Dat plezier pakken ze je af naarmate je ouder wordt. Toen die scheidsrechter me tot ‘kalmte’ aanmaande, kon ik mijn oren niet geloven.”

Dat immer uitdagende grijnslachje van je helpt vast niet.

“Mensen opnaaien is de Engelse nationale sport. De kunst is om je te beheersen als iemand het bij jou probeert.”

‘Heb je als scheidsrechter meer ontzag voor Jan Vertonghen of voor Christian ­Burgess, een jongen uit de lagere afdelingen van het Engelse voetbal? Naar wie zul je luisteren?’Beeld Photo News

‘Ik wil mensen gelukkig maken’, heb je ooit gezegd. Hoe rijm je dat met de agressie die je vaak oproept in de tribunes?

“Ik wil een positieve impact hebben op de samenleving, niet op het veld. Het is niet mijn job om iedereen in het stadion gelukkig te maken. Dat kan ook niet. Maar het betekent niet dat ik geen gesprek kan voeren met een Club Brugge-fan, of dat ik mijn hulp zou weigeren als die persoon pakweg een liefdadigheidsactie op touw zet.”

In elk interview vertel je over Care4Calais, een organisatie die zich inzet voor vluchtelingen die vanuit het noorden van Frankrijk het Verenigd Koninkrijk proberen te bereiken. Jij hebt er als vrijwilliger gewerkt.

“Ik pak daar niet mee uit, maar ik vertel er wel over – en gráág – als de vraag me wordt gesteld. Ik ben trouwens niet de enige die zich inzet voor anderen: op het einde van elk seizoen zamelde Ismaël Kandouss onze voetbalschoenen in om ze aan goede doelen in Marokko te schenken. En twee jaar geleden hebben Anthony Moris en Guillaume François een actie georganiseerd voor de slachtoffers van de overstromingen in Wallonië.”

Waar komt je engagement vandaan?

“Van mijn ouders. Zij waren leerkrachten. Erg links, ook. Hun jeugd was getekend door armoede – échte armoede. Zij hebben mijn broer, mijn zus en mij de waarden van de working class ingelepeld.

“Ik ben opgegroeid in een arbeidersbuurt in Ilford, in het noordoosten van Londen. Toen ik 11 was, zijn we naar een iets nettere buurt verhuisd dankzij het geld dat mijn ouders hadden gespaard. Dat was onze sprong naar de middenklasse. Ik ben nooit iets tekortgekomen, heb nooit honger geleden. Mijn ouders hebben ons alle kansen gegeven. We mochten naar de scouts en de sportclub, en op zondag gingen we naar de kerk – dat was iets van mijn pa. (lacht)

“Ook al verdien ik nu meer dan de gemiddelde arbeider, ik streef nog altijd naar een betere wereld. Ik wil iets om trots op te zijn. Ook als voetballer. Ik wil mijn naam in de recordboeken zien staan. Dat is me meer waard dan geld. Het is leuk om de grote clubs het vuur aan de schenen te leggen, maar dat zal niemand zich later nog herinneren. De Belgische landstitel winnen, dát is pas een nalatenschap.

“Herinnerd willen worden om wat je hebt bereikt, of een impact willen hebben op de wereld: dat is ego. Ik weet wel zeker dat ik er een heb. Geldt dat voor iedereen? Wellicht niet. Het boeddhisme leert je dat ego af te zweren, maar ik ben geen boeddhist.” (lacht)

Hoe ben je betrokken geraakt bij het vluchtelingenwerk in Calais?

“Een Portsmouth-fan sprak me erover toen hij hoorde dat ik naar Brussel zou verhuizen. Tijdens de pandemie had ik me toegelegd op liefdadigheid – voor het overige had ik amper iets omhanden. Die fan vertelde me dat Care4Calais ook actief was in een park in Brussel.”

Waarom willen mensen die al zo ver zijn geraakt, per se de levensgevaarlijke oversteek naar het Verenigd Koninkrijk maken?

“Omdat ze er familie hebben. En, heel belangrijk: omdat ze Engels spreken. Zo kunnen ze makkelijker integreren. Je denkt toch niet dat die mensen hun leven zomaar op het spel zetten? Die denkfout maken we wel vaker. Wij rijden elke dag met de wagen, hoewel dat de grootste moordenaar is: nergens loop je meer risico om te overlijden dan in een auto. Alleen denk je dat het jóú nooit zal overkomen. Wél, die risicoanalyse maken de vluchtelingen ook. Voor elke stakker die tijdens de overtocht verdrinkt, is er een veelvoud dat de overkant wél veilig bereikt.”

Je bent een veganist. Past dat ook in je streven om van de wereld een betere plek te maken?

“De oorspronkelijke reden was puur sportief. Bij Portsmouth had ik twee veganistische ploegmaats die me er weleens wat over vertelden, en ik had een paar documentaires gezien. Ik kreeg de indruk dat ik met een veganistisch dieet sneller zou recupereren, en in de sport is elke marginal gain mooi meegenomen.

“Maar hoe meer ik me erin verdiepte, hoe duidelijker ik de ecologische voordelen begon te zien. Wist ik veel hoe schadelijk de veeteelt is voor onze planeet, maar ik was geschokt toen ik de waarheid ontdekte. Ik zet me dus met veel plezier in voor een hoger doel – zolang het mijn carrière niet schaadt.”

MARX EN LENIN

Hoeveel tegendraadsheid zit er in jou?

“Ik sta kritisch in het leven. Ik weiger dingen klakkeloos aan te nemen, ik vorm liever een eigen mening. Niet op de domme manier van Donald Trump: die man is een schoolvoorbeeld van niet genóég denken. Als ik een zoveelste studie over veganisme zie verschijnen, wil ik eerst weten wie ze heeft gefinancierd. Follow the money, weet je wel?

“Op het politieke spectrum zit ik links. Ik geloof in het vangnet van de verzorgingsstaat, maar niet in het leninisme. De staat die beslist over onze levens en die het geld uit de grote pot gelijk verdeelt? Dat werkt niet. De vorm die het communisme uiteindelijk heeft aangenomen, verschilde sterk van het Utopia van Karl Marx.

“Laten we het er dus op houden dat mijn veganisme het extreemste aspect van mijn leven is.”

Niet extreem, maar wel opmerkelijk voor een voetballer: je hebt een universiteitsdiploma.

“Ik ben niet de enige, hoor. Soms denk ik dat ik wat meer een rolmodel zou moeten zijn. Meestal verjaag ik die gedachte ook weer snel: uiteindelijk ben ik ook maar een normale jongen die graag Netflix kijkt en een biertje drinkt.

“Ik heb geschiedenis gestudeerd, de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was mijn specialisatie. Thuis heb ik alle boeken van John Locke, Edmund Burke en Jean-Jacques Rousseau, politieke denkers van wie ik veel heb opgestoken. Geschiedenis was een voor de hand liggende keuze: ik wilde de wereld begrijpen.

“Mijn studie heeft mijn kijk op vluchtelingen zwaar beïnvloed. Na de Tweede Wereldoorlog hebben we buitenlanders naar hier gehaald om ons land weer op te bouwen. En nu willen we hun rechten afschaffen? Dat kan niet. Je hoeft maar even achterom te kijken: dan zie je meteen dat wíj misschien wel de oorzaak van het probleem zijn. Door de klimaatverandering zullen de vluchtelingenstromen nog groter worden, en het is onze plicht om die mensen te helpen. Je kunt niet kiezen waar je wordt geboren, hè.

“Ik heb al veel gereisd. In alle landen kreeg ik dezelfde vraag: ‘Waar ben je overal geweest?’ Dan vroeg ik steevast aan die mensen of ze Engeland al eens hadden bezocht, en het antwoord was onveranderlijk nee. Dan besef je pas echt dat reizen een luxe is die velen zich niet kunnen veroorloven, en dat wij enorm geprivilegieerd zijn – simpelweg omdat we op de juiste plek zijn geboren.”

Wie het maakt in het leven, heeft dat te danken aan hard werken. Wie het niet maakt, heeft wellicht iets verkeerd gedaan. Ook in het voetbal wordt vaak zo geredeneerd.

“Ja, maar het klopt niet. In het voetbal zijn er spelers die louter teren op hun talent – op iets wat ze hebben gekregen, dus. Wie succesvol is, klopt zich nu eenmaal graag op de borst. Het is een populaire gedachte in elitaire kringen: wat ik heb bereikt, heb ik enkel en alleen aan mezelf te danken! Terwijl andere mensen misschien wel harder werken, maar niet dezelfde kansen hebben gekregen. De naam die je hebt, bepaalt voor een stuk hoe sterk je positie op de arbeidsmarkt is. Maar als je die discussie opent, word je ogenblikkelijk als woke bestempeld.

“Wist je dat er zelfhulpboeken bestaan waarin wordt beweerd dat al je wensen kunnen uitkomen als je er maar hard genoeg aan denkt? Ga dát maar eens vertellen aan iemand die in armoede is geboren!”

Je voetbaltalent werd vroeg opgemerkt, maar toch ben je na de voetbalacademie van Arsenal in de universiteitsbanken beland.

“Arsenal heeft me gescout toen ik een jaar of 6 was. Hun academie, onder leiding van Arsène Wenger, gold indertijd als de beste van het land. Dat ik na een paar jaar moest vertrekken, was een ferme klap. Daarna heb ik bij West Ham gezeten, en heb ik met vrienden in de zondagscompetitie gespeeld. Toen ik 18 jaar was, mocht ik proefdraaien bij Tottenham. Daar trainde ik samen met Harry Kane, die een jaar jonger is dan ik. Ik kreeg een goede beoordeling, maar ze vonden me net te oud. Ik had de boot gemist.

“Ondertussen was ik beginnen te studeren. Met ouders die in het onderwijs stonden, was dat niet zo verrassend. Het was altijd mijn back-upplan geweest. Ik heb er zelfs over nagedacht om daarna ook nog rechten te gaan studeren, zodat ik – als het voetbal met een sisser zou aflopen – advocaat kon worden. Maar aan de unief werd ik opgemerkt door de coach van Middlesbrough, dat in de Championship (de Engelse tweede klasse, red.) speelde. Ik mocht erheen op proef, ik slaagde en kreeg een contract. Zo ben ik profvoetballer geworden.”

Nam je je studies serieus?

“In Engeland moet je maar 40 procent halen om te mogen overgaan naar het tweede jaar. In mijn eerste jaar heb ik dus heel wat feestjes afgedweild en behoorlijk wat drank verzet. Maar het voetbal nam ik wél altijd serieus: elke ochtend om zeven uur zat ik in de gym. Ik had mijn voetbaldroom nog niet opgegeven, ik wilde fit blijven.

“Dankzij Middlesbrough had ik weer een voet tussen de deur, maar de club drukte me op het hart dat ik mijn studies niet mocht stopzetten: mijn toekomst in het voetbal was niet gegarandeerd.”

Je kwam algauw in de lagere afdelingen terecht.

“Aitor Karanka werd de nieuwe coach, een oud-speler van Real Madrid. Hij bracht zijn eigen spelers mee, en ik werd uitgeleend. Dat is een paar keer slecht uitgedraaid. Intussen zag ik spelers met wie ik had samengespeeld wél slagen in de Championship. Dat deed pijn.”

Miste je niet wat snelheid voor de echte top?

“Dat was wat ik te horen had gekregen bij Arsenal, West Ham en Tottenham. Nu, er zijn genoeg voorbeelden van verdedigers die niet pijlsnel waren, maar het toch gemaakt hebben. Per Mertesacker, bijvoorbeeld: die heeft met Duitsland zelfs de wereldbeker gewonnen. Als ik een béétje sneller was geweest, zou ik de Premier League hebben aangekund. Daar twijfel ik niet aan.”

‘In Engeland zag ik voormalige ploegmaats de Premier League bereiken, bij Union zie ik ze één voor één naar Europese topclubs vertrekken. Dat doet pijn, ja.’Beeld Marco Mertens

KOP OP STICKER

Is je onverzettelijkheid een manier om een gebrek aan voetballende kwaliteiten te compenseren?

(schudt het hoofd) “In Engeland is dat heel normaal. De concurrentie is moordend, iedereen wil er profvoetballer worden. Dus is het ieder voor zich, zeker in de lagere reeksen. Ik heb spelers bewust ploegmaats zien blesseren op training. Zo ver ben ik nooit gegaan. Ik ben geen gemene speler die weleens een elleboogje zet. Zoiets hoort niet, vind ik. Ik probeer hard te zijn, maar fair. Dat heeft mijn vader me altijd ingeprent. Maar ik heb wel geleerd om voor mezelf op te komen.”

Vier jaar geleden verliet je Engeland voor Union, een klein clubje in de Belgische tweede klasse. Waarom?

“Vanwege het avontuur. Ik heb altijd de wereld willen rondreizen. In Engeland hadden we na het seizoen zes weken vrij: dan ging ik eerst twee dagen langs bij mijn ouders en vrienden in Londen, vervolgens boekte ik een enkeltje en stapte ik op het vliegtuig. Met mijn rugzak als enige gezel. Ik heb door Thailand en Cambodja gezworven, een andere keer door Brazilië, Peru en Mexico. Ik ben in Borneo geweest, een paradijs voor onderwaterzwemmen – een van mijn favoriete hobby’s. Alleen reizen is de beste manier om plekken te ontdekken en mensen te ontmoeten. Ik mis het, maar met een vrouw en straks ook een dochter kan het niet meer.

“Een andere reden voor mijn overstap naar Union was de droom die Chris O’Loughlin (sportief directeur, red.) me had weten te verkopen: met Union promoveren naar de hoogste klasse. Dat zou de deuren naar de rest van Europa openen. In de Engelse League One (onze derde klasse, red.) trappelde ik ter plaatse, de clubs in de Championship vonden me te oud en met Portsmouth was ik twee keer gestrand in de halve finales van de play-offs: promotie zat er dus niet in. Ik wist niets over Union of het Belgische voetbal, maar het was de gok waard.”

Vier jaar later zijn jij en Anthony Moris de anciens van Union.

“Geen enkele club uit de Bundesliga is me komen halen, zoals ze met Senne Lynen hebben gedaan. Siebe Van der Heyden speelt in Spanje, Dante Vanzeir in New York, Deniz Undav in Duitsland, Victor Boniface is kampioen geworden met Leverkusen. Ik volg hun resultaten op de voet. Dat zij in een topcompetitie spelen, maakt me jaloers. Natúúrlijk mis ik het.”

Zit het er nog in?

“Ik denk het niet. That’s life, you know. Voor hetzelfde geld was ik nooit uit Middlesbrough weggeraakt. Mijn eerste profwedstrijd speelde ik in en tegen Sheffield. In het Hillsborough-stadium, voor een 22.000-koppig publiek: eindelijk, het was me gelukt, ik hoorde erbij! En toch is er altijd nog dat zeurende stemmetje: ‘Het had beter gekund.’ Vergelijk het met een miljonair: hoe rijk hij ook is, hij wil altijd méér geld.

“Het is simpel: ik wil mijn naam in de geschiedenisboeken zien staan. Ik wil een titel toevoegen aan de rijke erelijst van Union – een titel waaraan ík heb bijgedragen. Ik wil geschiedenis schrijven, mijn ego strelen. Ik heb niet voor niets geschiedenis gestudeerd: ons verleden wemelt van de grote figuren die hun stempel hebben gedrukt.”

Hoe zul je op je tijd bij Union terugkijken als je zónder titel afscheid moet nemen?

“Met enorm veel spijt en ontgoocheling.”

“De status van cultheld heb je wel al.

“Daarmee haal je de geschiedenisboeken niet. Hooguit eindig je met je kop op een sticker tegen een paal.”

Op 9 mei speelt Union de bekerfinale tegen Antwerp. Kan winst iets goedmaken?

“Nee. Willen we de beker winnen? Ja, maar het blijft een troostprijs. Het kampioenschap, dát wil ik winnen.”

Zul je volgend seizoen opnieuw de kracht vinden om er helemaal voor te gaan?

“Dat denk ik wel, ja. Ik heb vertrouwen in de transferpolitiek van de club, ik twijfel er niet aan dat ze nieuwe pareltjes zullen aantrekken. Nu, hopelijk lukt het dit jaar. Zo niet, dan ben ik er volgend seizoen zeker weer bij. Als ik nog wil, natuurlijk. Mijn contract loopt nog, maar wat als er een nieuwe trainer komt? Of als de huidige een andere koers wil varen?”

Ben je gehecht geraakt aan Brussel?

“Brussel is een coole stad. Multicultureel, net zoals Londen, maar dan kleiner. Toen ik pas bij Union speelde, woonde ik in Antwerpen, maar na de training of de wedstrijd bleef ik geregeld in Brussel bij Jessica slapen – vandaag mijn vrouw, toen nog mijn vriendin. Na twee jaar ben ik bij haar ingetrokken, vorig jaar zijn we getrouwd.

“Jessica’s vader is een Amerikaan, en ze heeft zowel in Londen als in de VS gestudeerd, maar ze is geboren en getogen in Brussel. Het is echt háár stad. Op het einde van mijn carrière zou het weleens kunnen dat we ons aan een buitenlands avontuur wagen, maar we zullen altijd naar Brussel terugkeren. Het is de stad waar we onze dochter willen zien opgroeien. Ik heb haar al ingeschreven in de crèche, en ze is nog niet eens geboren!”

Wanneer maakt uw dochtertje haar opwachting?

“De uitgerekende datum is 10 juli, maar het is nu al een zware baby: wat mijn vrouw betreft, mag ze gerust vroeger komen. Van mij ook, want op 12 juli vertrekken we op trainingskamp. Ik zou toch graag wat langer bij mijn dochter zijn.

“In de vegan-gemeenschap is men er stellig van overtuigd dat het in deze barre tijden niet langer verantwoord is om kinderen op de wereld te zetten. Daar ben ik het niet mee eens. Het is een misvatting dat kinderen krijgen de aarde nog meer uitput. We stevenen juist af op een bevolkingsdáling. De opkomst van Europees extreemrechts, de ongebreidelde verspreiding van fake news: dát zijn de dingen waarover ik me zorgen maak. Maar ik blijf optimistisch. Ik geloof dat de jongere generaties weer bewuster, linkser en progressiever in het leven staan. Mijn hoop is op hen gevestigd.”

UNION-ANDERLECHT, zondag om 18.30 uur.