Dialectles bevordert integratie

© Hollandse Hoogte / Corné Sparidaens

Er bestaat een enorme kloof tussen de standaardtaal uit de opleidingen Nederlands voor anderstaligen en de tussentalige realiteit in Vlaanderen.

Astrid Houthuys

‘Alle opleidingen Nederlands voor anderstaligen zouden standaard een module tussentaal of dialect moeten hebben.’ Taaltrainster Sofie Begine (27) rondde net een enquête af bij 290 leerkrachten Nederlands voor anderstaligen (NT2). 96 procent geeft daarbij aan dat hun studenten, óók de gevorderden, het moeilijk hebben Vlamingen te begrijpen, of spontaan met hen te praten ondanks de cursussen die ze maanden- en soms jarenlang volgen. In dezelfde lijn: 51 procent van de leerkrachten zegt dat hun studenten graag meer over spreektaal en regionale accenten willen leren, daarnaast denkt 43 procent dat er ‘misschien vraag’ naar is.

Onze Vlaamse tussentaal, met ­dialectische kleuring, hangt dus als een troebel tentzeil tussen de op­leidingslokalen en de realiteit van de straat. Dat bevestigt ook onderzoek van Chloé Lybaert (UGent). ‘In Vlaanderen volgen we de Europese eindtermen voor vreemdetalen­onderwijs. In het curriculum van de student, dat daar wordt uitgestippeld, komt Vlaamse tussentaal veel te laat aan bod’, zegt ze. ‘Wil je een verblijfsvergunning behalen als nieuwkomer, moet je niveau A2 halen. Maar tot dan is er nog niets van talige variatie aan bod gekomen. Met alle frustratie van dien.’

Oe is't?

Begine ziet het als haar missie daar iets aan te veranderen: ‘In mijn les maken studenten kennis met de spreektaal van de “echte” Vlaming: “Hallo, hoe gaat het? Goed, en met jou?” wordt “Hey, oe is’t? Ça va, en met u?”. Het effect is wonderlijk. Als je dát uit de mond van een anderstalige hoort, is het er meteen “een van ons”. Een mondje tussentaal of streektaal zou de contacten tussen nieuwkomers en Vlamingen zoveel warmer maken.’

Begine erkent dat anderstaligen in de eerste plaats Standaardnederlands moet worden bijgebracht. Maar ze pleit wel voor actíéve kennis van de tussentaal. En dat ligt in ­onderwijsmiddens gevoelig: want wat zal de impact zijn op het ‘correcte’ Nederlands van de studenten?

‘Wij werken wél vanaf dag één met authentiek audio- en videomateriaal in tussentaal en dialect’, zegt Lieve De Wachter van het Instituut voor Levende Talen (KU Leuven). ‘Maar bij ons gaat het er vooral om dat de studenten ons, Vlamingen, kunnen verstáán, woordenlijstjes tussentaal zijn voor ons geen optie.’

Handvatten

Steven Delarue, tussentaal- en taalonderwijsexpert (UGent), is het daarmee eens: ‘Geef anderstaligen handvatten om onze Vlaamse tussentalen te verstaan, maar actief moeten ze in de eerste plaats standaardtaal aangeleerd krijgen.’

Een andere mening is Faroek Özgünes toegedaan. De VTM-journalist met Turkse roots spreekt vlot dialect (Sint-Truidens) en beter Nederlands dan de doorsnee Vlaming. ‘Wil je als nieuwkomer integreren, leer dan zo snel mogelijk enkele dialectwoordjes uit je streek. Nadien zet je je tanden in het Standaardnederlands.’ Die volgorde is belangrijk vindt Öz­günes: ‘Een eerste stap naar integratie bestaat erin dat je je goed voelt in een taalgroep. Het creëert vertrouwen en verbondenheid met je directe omgeving. Dat kun je niet via Algemeen Nederlands. Al kom je uit Afrika en is je huidskleur zwart, als je een mondje dialect spreekt, ben je meteen “een van bij ons”.’