Direct naar artikelinhoud
Recensie

Schilder Jan Vanriet neemt in memoires zichzelf en de kunstwereld op de korrel

Walter De Buck, Louis Paul Boon, Jan Vanriet en Hugo Claus, 1968.Beeld Rony Heirman

Schilder Jan Vanriet (70) ontpopt zich in Radeloos geluk als een begaafd memorialist, die met gepaste afstand naar zijn leven en dat van zijn tijdgenoten loert. Puntige anekdotiek en scherpe zelfanalyse wisselen elkaar af in dit fascinerende egodocument.

Bijster dik gezaaid zijn ze niet, de schilders of tekenaars die ook hun memoires op papier kwakten en hun leven en werk nog eens met verve onder een volgspot legden. Er is de neergeschreven megalomanie van Salvador Dali in Mijn leven als genie of George Grosz die zijn misprezen periode op de kunstacademie boekstaafde in Een klein ja, een groot nee. Of er is fotograaf-schilder Man Ray en het uiterst leesbare Belicht geheugen. En wie heeft de moed om de nogal monotone dagboeken van Andy Warhol te doorworstelen?

In Vlaanderen lijken ze nog zeldzamer, de schilders die ook de pen hanteren (al bestaan er omgekeerd natuurlijk auteurs die zijstappen naar de beeldende kunst maken, zwijg, stil Hugo Claus en Louis Paul Boon). Jan Fabre gaf zich bijvoorbeeld bloot in zijn Nachtboeken. Maar nu is er Jan Vanriet, die met Radeloos geluk zojuist zijn pittige memoires publiceerde.

Je kijkt maar beter uit je doppen als de kunstenaar in je buurt vertoeft, zullen veel collega's en kennissen na het lezen van deze autobiografie denken

Vanriet heeft de aantrekkingskracht tot de literatuur nooit onder stoelen of banken gestoken. Vlijtig beweegt hij zich in schrijverskringen, waar hij zich meer op zijn gemak voelt dan op een zoveelste galerievernissage. Zo raakte hij in contact met Hugues C. Pernath of sloot hij vriendschap met Stefan Hertmans of Hugo Claus, met wie hij samen Het teken van de hamster maakte. Voor Behoud de Begeerte verzorgde hij ettelijke decors. In zijn schilderijen en tekeningen zitten talloze literaire motieven verweven.

Vanriet dubde er onlangs over of hij zelfs geen kansen had laten liggen: "Rond mijn tiende begon ik te schilderen. Maar toen las ik ook al zeer veel, en de stap naar schrijven was klein. Soms vraag ik me af of ik niet liever de literaire weg was uitgegaan. Maar je kiest waar je je het best bij voelt, en aanvankelijk was dat tekenen."

Wankele acrobaat

Vanriet debuteerde in 1969 ook als dichter en publiceert nog steeds poëzie. In zijn recentste bundel Moederland kijkt hij "als een verwonderde commentator naar zijn evenbeeld, naar de plek die hij in de wereld inneemt" en voelt hij zich "een wankele acrobaat die vreest dat de kwetsuren van de wereld niet zullen genezen".

Dezelfde deviezen kunnen gelden voor het vuistdikke egodocument dat de aquarellist ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag de wereld instuurt. Voor Radeloos geluk kreeg Vanriet een zetje van Hollands Diep-uitgever Robbert Ammerlaan. Die porde hem na een blik op een paar losse aantekeningen aan om meer van dergelijke puntige vignetten te schrijven. "Ik ben geen marathonloper en had nooit gedacht dat ik een prozaboek zou publiceren, zeker niet van die omvang", zei Vanriet daarover in Gazet van Antwerpen. Nu kunnen we alleen maar blij zijn dat Vanriet zijn parcours van zeven jaar schrijven heeft uitgelopen.

'Radeloos geluk' is een fresco dat veel collega's hem mogen benijden

Radeloos geluk is namelijk fascinerende en prikkelende lectuur. Niet alleen vanwege de brede actieradius van Vanriet. Evenzeer door de lichtvoetige en dan weer schampere toon van zijn door asterisken afgescheiden mini-essays, observaties, reisverslagen - van Graz tot New York en Jeruzalem, van de Provence tot Berlijn en Moskou. Aan de hand van opgediepte archieffoto's - nauwlettend op de glasplaat gelegd - activeert hij zijn geheugen.

Vanriet kiest voor een fragmentarische aanpak en husselt de chronologie van zijn 'kabbelende' leven compleet door elkaar. Daar kunnen sommige lezers zich aan storen. Maar deze caleidoscopie biedt onmiskenbaar ook voordelen. Je stapt op eender welke bladzijde zomaar in dit rijke boek binnen en je tuimelt van de ene verrassing in de andere. Weinig kans dat je je verveelt in Radeloos geluk. Je blijft wriemelen en wroeten in dit 'pak van Sjaalman', waarin Vanriet het bilan van een 'schuldige generatie' opmaakt, met het fileermes in de aanslag. Maar Vanriet weigert de collectieve schuld te torsen. Waarom zou hij zich schamen dat hij tot 'de bevoorrechte klasse' is gaan behoren?

Achteloos vilein

Natuurlijk zijn er een aantal basismotieven die deze memoires schragen. Zoals het onverwerkte trauma van de Tweede Wereldoorlog, dat naderhand ook zo'n prominente plaats in zijn schildersoeuvre kreeg. De vader en moeder van Vanriet waren, net als zijn oom, actief bij het verzet en overleefden de concentratiekampen Ravensbrück en Mauthausen. Vanriet volgt 'het spoor terug'.

Later reist hij met zijn communistische ouders regelmatig achter het IJzeren Gordijn. Een basisattitude is ook zijn positie aan de zijlijn. Ook zijn protesten tegen censuur of opdringend puritanisme komen regelmatig aan bod, net als zijn stabiele, vaak aandoenlijke liefde voor zijn vrouw en reismetgezel Simone (Lenaerts, die als schrijfster ooit de Vlaamse Debuutprijs won).

In de kunstwereld bleef Vanriet liever een buitenstaander, zeker omdat zijn figuratieve aanpak vaak weerstand opwekte en niet en vogue was. ("Je moet jezelf zeldzaam maken", zei de verzamelaar). In Radeloos geluk zitten overigens - soms gratuite - oprispingen verscholen tegen de galeriewereld en musea als het S.M.A.K. of de kunstbeurs BRAFA. Voorts koestert hij een argwaan tegen ideologieën en meelopers achter vlag en vaandel, en krijgen socialistische graaipolitici menige veeg uit de pan. En Utopia? Nee, daar doet Vanriet niet aan.

Het wemelt van de trefzekere observaties, waarbij Vanriet pendelt tussen heden en verleden. 'Alles is mist en grijs. Behalve mijn jeugd, die gloort helder, glashelder'. Kortstondige ontmoetingen, zoals met György Konrád of Martin Amis, worden deskundig uitvergroot, Vlaamse en Nederlandse auteurs alert geportretteerd. 'Marnix Gijsen heeft een stekelige grijze zeemansbaard laten doorschieten. Precies een vermoeide Odysseus, na vele reizen voor anker in de laatste haven.' Mooi zijn de fragmenten over dandy-dichter Hugues C. Pernath, die hem introduceert bij galeriehouder Jan Lens. En er zijn koddige bemerkingen over de pompeuze interieurs van wijlen Harry Mulisch.

Curieus genoeg anonimiseert Vanriet sommige schrijvers, kunstenaars en tijdgenoten. Al zal niemand lang moeten zoeken naar de identiteit van de schrijver die zijn zeventigste verjaardag vierde in een Antwerps antiquariaat. 'Vanonder grijze borstels blinken waterige ogen. (..) Het geamplificeerde gepiep van zijn huig stuitert tegen de muren. Hij neemt een jeneverslok en slikt beukend als een orkaan.'

In een Gents museumdirecteur valt moeiteloos de rusteloze Jan Hoet te herkennen, die een keer op blitzbezoek komt. 'Hij gooit me zijn verwilderde blik toe en zijn armen maken hoekslagen, hogedrukketel zonder ventiel.' Vanriet heeft duidelijk inspiratie geput uit de dagboeken van de gebroeders De Goncourt. Die konden ook zo achteloos vilein zijn. Veel tederder is de schilder als hij over een gekscherende Cees Nooteboom of Hugo Claus schrijft en zijn later 'weigerachtige hersenkwabben'. Zeker het sluipende aftakelingsproces van de maestro en de fameuze petanqueclub leiden tot gevoelige passages.

Benijdenswaardig

Telkens weer valt op hoe Vanriet zich in een gezelschap weet weg te cijferen en bij voorkeur het fly-on-the-wallprincipe hanteert. Zij het een vlieg die bijzonder goed positie weet te kiezen en zijn facettenoog in hoog tempo inzet. Hij participeert, maar in feite observeert hij. Je kijkt maar beter uit je doppen als de kunstenaar in je buurt vertoeft, zullen veel collega's en kennissen na het lezen van deze autobiografie denken.

Vermoedelijk wordt Vanriet sinds kort iets argwanender ontvangen in sommige cenakels, al blijft zijn spot vaak mild en goedmoedig. Vanriet formuleert bovendien helder en tegelijk beeldend. Soms haalt hij wel eens de krultang door zijn woorden ('Het dwarrelt precieus uit haar mond, alsof dun bladgoud zweeft op het briesje van haar adem.') of slaat plots een zoet parfum van ijdelheid van de pagina's af. Het stoort nauwelijks. Want Radeloos geluk is een fresco dat veel collega's hem mogen benijden. Nee, dit boek had niet misstaan in de prestigieuze Privé-domeinreeks.

Jan Vanriet, Radeloos geluk, Hollands Diep, 554 p., 24,95 euro.

Benijdenswaardig
Beeld rv