Direct naar artikelinhoud

Peter Buwalda kijkt met bewondering naar de Knaag van Monte Cristo

Peter Buwalda kijkt met bewondering naar de Knaag van Monte Cristo
Beeld EPA

Soms slaap ik niet, en dan ga ik eruit, writen. Moet toch gebeuren. Bovendien is het ’s nachts prima schrijfweer, zeker als het maantje doorkomt. Ook leer je je huisgenoten kennen, want wie schetst mijn verbazing?

Rob Trippel.

Zo heet onze muis, die zich meestal meteen na het achtuurjournaal meldt. Ik schreef eerder over hem. In feite ruimt Rob terwijl wij uitbuiken de keuken op, zonnebloempitten wegtikkend, snippers ui, een kappertje. Prima, wordt gewaardeerd. Hoe hij verder de dag doorkomt, vroeg ik me nooit af. Een boek schrijven, leek me.

Blijkt helegaar niet zo te zijn. Nu ik geregeld beneden zit, kom ik erachter dat Rob een nachtbrakertje is. Wat wij normaal meekrijgen, is zijn ontbijtritueel. Erna gaat hij nog douchen en z’n staart waxen. Tussen twaalf en zes uur ’s nachts, wanneer Jet boven een bos ligt om te zagen, begint zijn werkdag. Net als die van mij, dus, tegenwoordig.

Ik vind dat gezellig. Mijn plek aan onze eettafel geeft vrij uitzicht op de keuken, waarin een voorraadkast staat, een fornuis, en natuurlijk de ijskast. Niks bijzonders, ware het niet dat het Robs werk is. De zaak, heette dat vroeger. Hij voert er allerlei korte- en langetermijnprojecten uit, die ik met interesse gadesla.

Daar moest het nachtburgemeestertje even aan wennen, natuurlijk. In het begin hoefde ik maar een harde return te geven, of hij spoot ervandoor, de oven onder. Inmiddels vindt hij me wel aardig, geloof ik, want soms trippelt hij helemaal naar de tafel toe. Andersom mag de grote aangeklede muis er in de keuken gerust op z’n hurken bij komen zitten – wat ik soms even doe. Rob is namelijk bezig aan een omvangrijk meerjarenplan. Iedere nacht vervoegt hij zich op zeker moment bij de voorraadkast en gaat er rechtop tegenaan staan. Erin geraken, dat is Robs ambitie – en geef hem eens ongelijk. Op zijn achterpoten, zijn pensje plat tegen de plint eronder, wurmt hij zijn voorpoten tussen de ombouw van de kast en de schuiflade, die er een beetje overheen steekt. Ademloos zie ik alleen nog Robs achterpootjes en grijze billetjes, waarschijnlijk steekt zijn snuitje al een stukje in onze voorraadkast. Eerst, toen hij nog dacht dat het een eitje ging worden, probeerde hij zich aldus op te trekken, een adembenemende toer. ‘Kom op, Rob!’ fluisterde ik, ‘je kunt het!’

Maar nee, kon hij niet. Hij flikkerde steeds terug, baf, op de keukenvloer. Dit gaat hem niet worden, zag ik hem denken. Teleurgesteld trok Rob zich terug achter zijn plint, om na te denken, neem ik aan, doorrekenen, schetsen – wat al niet, want de volgende nacht stond hij er weer, met een nieuw plan van aanpak.

Een tunnel graven. Als de muis van Monte Cristo – why not? En zo gaat het nu, heel langzaam, nacht aan nacht, alles stáánde hè: Rob die een gat in onze voorraadkast knaagt. Wat een klus, zeg. Uren werk zitten er al in, en nog pas heeft hij het eerste laagje verf eraf.

Gelukkig kan ik van betekenis zijn: Rob houdt van muziek. Dat denk ik tenminste omdat hij nooit wegrent, zoals bepaalde exen. Beethoven vindt Rob mooi, bij de strijkkwartetten spurtte hij naar een box. Echt waar! Doen we die gewoon, jongen, houdt het baasje ook van.