Direct naar artikelinhoud

Knappe ouders krijgen vaker dochters – Klopt dit wel?

Berichten verspreiden zich vaak razendsnel, of ze nu kloppen of niet. Wij proberen de zin van de onzin te scheiden. Vandaag: knappe ouders krijgen vaker dochters.

Knappe ouders krijgen vaker dochters – Klopt dit wel?
Beeld ANP

Van wie komt die claim?

De vraag of het een jongen of meisje wordt, levert voor sommige ouders al gedoe op. Daar komt nog iets bij, als we een recente wetenschapsbevinding mogen geloven: stelletjes die er aantrekkelijk uitzien krijgen vaker dochters dan zoontjes. Dat meldde tijdschrift Ouders van Nu onlangs.

De wetenschapper achter de bewering is evolutionair psycholoog Satoshi Kanazawa. Zijn theorie komt erop neer dat dochters geschikter zijn dan zonen om aanleg voor knapheid door te geven, want bij zonen speelt status een grotere rol dan uiterlijk voor het krijgen van kinderen. Zijn laatste onderzoek daarover stamt alweer uit 2011, maar de bewering blijft sindsdien op internet rondspoken.

Klopt het?

Volgens Kanazawa’s berekeningen op basis van 17 duizend Britten hebben knappe ouders grofweg 59 procent kans op een meisje, in plaats van de gebruikelijke 48 procent. Dat is een fors verschil in de geboorteverhouding. Die valt misschien niet op per gezin, maar wel als je veel gezinnen naast elkaar zet.

Maar er zijn ook gaten te schieten in Kanazawa’s onderzoek. Het meest opvallend is misschien wel de manier waarop de psycholoog bepaalde wie er aantrekkelijk uitzag en wie niet. Toen de ouders in het onderzoek zélf 7 jaar oud waren, beoordeelde hun basisschoolleraar hun uiterlijk in vijf verschillende categorieën. Maar hoe je als 7-jarige eruitziet, zegt natuurlijk niet per se alles over je looks op latere leeftijd, schrijft hoogleraar methodologie Jelte Wicherts van de universiteit van Tilburg in een reactie.

Sterker nog: leraren beoordeelden het uiterlijk van de deelnemers op 11-jarige leeftijd opnieuw, en daaruit bleek dat ongeveer een derde van de minder aantrekkelijke kinderen later tóch als knapper werden beoordeeld. Het zou goed kunnen dat Kanazawa totaal andere uitkomsten had gekregen als hij díé scores had meegenomen.

En dat is precies Wicherts’ kritiek op de rest van het onderzoek: Kanazawa neemt telkens onverklaarbare afslagen in zijn analyse. Zonder uitleg beschouwt hij alleen het geslacht van het eerste kind. Hij bouwt de aantrekkelijkheidsscores lukraak van vijf naar twee categorieën. Al dat soort wendingen vormen een probleem, want de verhouding dochters en zonen verschilt gewoon enorm van ouderpaar tot ouderpaar: telkens als je de gegevens anders indeelt, kan het resultaat de ene keer een overschot aan dochters opleveren, zoals hier, maar de andere keer net zo goed een overschot aan zonen.

Daar komt bij dat Kanazawa van zulke kritiek op de hoogte was nog voor hij zijn onderzoek afrondde, omdat statistiekhoogleraar Andrew Gelman van Columbia University hem daar meermalen op had gewezen. Diens adviezen heeft Kanazawa blijkbaar in de wind geslagen. Over het resultaat is Gelman kort: ‘Het is allemaal ruis’, mailt hij.

Overigens is dit niet de eerste keer dat er wat aan te merken valt op Kanazawa’s onderzoek. Eerder trachtte de evolutionair psycholoog aan te tonen dat knappe mensen intelligenter zijn, zwarte mensen dommer en vaak ook lelijker. Nadat hij geen foutloos bewijs daarvoor kon aanleveren, kreeg hij een publicatieverbod van een jaar opgelegd.

Eindoordeel

Onzin: het is nooit bewezen dat knappe ouders meer dochters krijgen.