Cafébazen klappen uit de biecht: "Ze waren bezig op het toilet terwijl hun partners braaf in het café zaten"

Een goede cafébaas hoort, ziet en zwijgt. Niet simpel, want een goede cafébaas hoort en ziet heel veel. Van dronkaards die op wc-blokjes zuigen tot vrijende minnaars op het toilet. Een goede cafébaas drinkt ook niet. Niet simpel, want een goede cafébaas blijkt vaak wel te drinken. Maar een goede cafébaas ziet vooral de mens door de eenzaamheid. “Soms ga ik bij een oud vrouwtje zitten en vullen we samen een kruiswoordraadsel in.”

“Je zou verschieten. Zatte mensen vallen nog zo rap niet van een tafel. Soms staan ze daar met vijf op een schamel tafeltje los te gaan op Dromen Zijn Bedrog van Marco Borsato, en toch blijven ze rechtstaan. Ze doen wat, dronkaards. Mannen halen de hemden uit hun broek, zwaaien met pinten in de lucht. Vrouwen worden wulpser, luidruchtiger en halen een soort wankele femme fatale in zich naar boven. Het is van alle tijden. Van alle rangen en standen. Veertig jaar geleden zogen de mannen op een wc-blok om stoer te doen, en nu doen ze het nog.”

“Net als vrijen in het toilet. Ooit hadden we hier twee koppels op café. De vrouw van het ene koppel gaat naar het toilet en de man van het andere koppel ook. Ik had het al in de smiezen, dus ging ik geheel toevallig met mijn bakken bier richting wc’s. En ja hoor, ze waren aan het vrijen op het toilet terwijl hun partners gewoon braaf in het café aan hun gin-tonic zaten te nippen.”

“Maar ook ’s ochtends, als de nacht gaat slapen, de wereld wakker wordt en jij het café sluit, zie je soms nog mensen in de struiken foefelen. Je schrikt je dan rot. Zegt beleefd: Goeiemorgen, zouden jullie niet beter naar huis gaan? Soms zit een man met zijn minnares aan de toog en de volgende dag zit de vrouw van die man met haar minnaar aan de toog. En in het weekend spelen die man en vrouw dan het ideale koppeltje en lang leve de schone schijn.”

(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)

 

“Er wordt op café vaak naast de pot gepist. Ook letterlijk. En zelfs gekakt. Je wilt niet weten hoe smerig mensen kunnen zijn. Ooit zag ik een vrouw op haar knieën voor de wc-pot. Ze had uit zattigheid gewoon naast het toilet gekakt en was het aan het opkuisen.”

“Cafébazen horen, zien en zwijgen. Die beeldjes staan niet voor niets in een café. Ik heb een klant die zich geregeld lazarus drinkt en dan gaat slapen onder de flipperkast. Dan maak ik hem wakker als het café sluit. Staat hij recht, trekt zijn hemd recht en waggelt naar buiten. De nacht in, richting bed. Eén keer is een man op het toilet in slaap gevallen. Ik werd uit mijn bed gebeld om zes uur ’s ochtends door de politie. We moesten het café gaan openen, zodat die arme kerel naar huis kon.”

“Maar ook barmannen en cafébazen zelf zijn niet onschuldig. Ooit hadden de barmannen hier een lijstje van vrouwen die ze wilden veroveren. Een wishlist. Was een vrouw bezet, dan kreeg je dubbele punten als je haar toch binnendraaide. Een barman had al zodanig veel vrouwen gehad dat er plots vier dames aan de toog zaten. Een geladen situatie. Hij had stress.”

Naar het vrouwtje kijken

“Je te pletter drinken, dat bestond vroeger niet. Je dronk en bleef drinken. Eentje en nog eentje. En dan werd je zat en uiteindelijk soms knetterzat. Nu wordt er echt opzettelijk gezopen om zat te worden. Het is veel bewuster. De ene na de andere, zo rap mogelijk. Mannen drinken ook steeds meer wijn. Wellicht door de gezondheidshypes. En van een vent die cava drinkt, weet je dat hij op dieet staat.”

“Of de gemiddelde cafébaas de zatte medemens nog een laatste glas geeft, ook al is het niet meer verantwoord? Je moet daar eerlijk in zijn. Er wordt zelden een glas geweigerd. Tenzij ze omvallen. Sommige cafébazen geven dan een spuitwater in plaats van een pint. Goeie cafébazen zullen dronken mensen altijd een taxi aanraden. Of we voeren ze zelf naar huis, als we bijna sluiten. Dat is een kleine moeite.”

“Hoeveel alcoholisten we per dag zien? Wat is een alcoholist? Misschien zijn we er zelf ook eentje. Men zegt dat een goeie cafébaas niet meedrinkt. Maar ik ken ze niet. De meeste cafébazen drinken wél mee. Als je van elf uur ’s ochtends tot vijf uur ’s nachts werkt, dan heb je vlot een dertiental pintjes gedronken. Dat is bijna onvermijdelijk.”

“In elk café is er ook al gevochten geweest. Waar drank is, komt haantjesgedrag naar boven. De ideale truc om twee vechtersbazen uit elkaar te houden is resoluut op hen afstappen. Je geeft hen elk een pint en zegt: Wat gaan we doen, eentje drinken of ruziemaken? Die truc helpt wonderwel. Omdat ze schrikken. Wat is dat? Ik sta hier ruzie te maken en komt die gast nu een pint geven. Ik ga ervan uit dat heel veel ruziemakers geen echte ruziemakers zijn. Ze zijn gewoon zat, kregen een duw of vonden dat een ander te veel naar het vrouwtje keek. Maar in se hebben ze geen slecht hart.”

“Als er echt gasten komen om te vechten, toon dan nooit dat je bang bent. Nooit. Ook al schijt je in je broek. Loop op de kleerkasten of de opgefokte cocaïnehoofden af en zeg dat ze je café moeten verlaten. Rustig, maar resoluut. Soms zeg ik ook doodgewoon: Sla het hier maar kort en klein. Ik wou toch van interieur veranderen. Maar weet dat jullie het zullen betalen. De grootste straf die je iemand kan geven, is dat hij nooit meer een voet mag binnenzetten in je café. Je neemt dan een groot deel van zijn sociaal leven weg.”

“Jacques Brel zingt heel mooi over de nuttelozen van de nacht. Maar ik vind cafégangers geen nuttelozen. Zij die eens goed willen doorzakken, willen gewoon even de wereld vergeten. Foert zeggen tegen de ratrace en zich amuseren. Je bent pas een nutteloze als je dat dag in dag uit doet. Een café is nuttig voor de mens. Hij zit al zo vaak alleen. Heeft al zo weinig contact door die virtuele wereld die alsmaar groter wordt en de echte alsmaar kleiner. Sociaal contact is een belangrijke behoefte in je leven.”

Oninteressante toogfilosofen

“Er zijn natuurlijk veel toogfilosofen. Ze orakelen graag. Geven hun visie op China, Trump, de allochtonen. Of op de wegomleggingen en de overledenen in de stad of het dorp. Soms is dat interessant, maar het probleem is dat veel toogfilosofen vaak hetzelfde vertellen. Na tien keer de visie op China gehoord te hebben, vind je dat niet meer interessant. Dat is misschien wel de illusie van de cafébaas: dat je denkt dat je boeiende gesprekken zult hebben. Maar dat zijn ze vaak niet. Mensen komen pinten drinken om zich te ontspannen, niet om zich te ontplooien.”

“Daarom probeer je die mensen in contact te brengen met anderen die hun filosofie nog niet hebben gehoord. Of je knikt minzaam en laat hen vertellen, terwijl je een liedje in je hoofd zingt en aan andere dingen denkt. Soms moet je je hoofd echt afsluiten voor al dat gezever. Vraag het aan elke cafébaas: als hij niet werkt, dan wil hij vooral met rust gelaten worden. Dan wil hij niet altijd aangesproken worden. Op café gaan in je eigen stad of dorp zit er vaak niet in, omdat iedereen dan tegen je begint te praten terwijl je er eigenlijk geen zin in hebt. Je bent niet aan het werk, hé.”

“Sommige cafébazen worden zelfs wat mensenschuw als ze niet moeten werken. Ook achter de toog hebben we onze slechte dagen. Sommigen steken dat weg, maar velen zijn eerlijk. Zeker tegen de vaste klanten. Wij kunnen ons ook eens minder voelen, hé. De meeste klanten appreciëren dat je open bent. Hoewel er ook zijn die vinden dat een cafébaas altijd vriendelijk moet zijn. Ben jij altijd vriendelijk op je werk? Wij zijn ook maar mensen.”

Zware motorbendes

“Weet je wat het schoonste is? Als je tien mensen aan de toog hebt die elkaar niet kennen en jij die tien mensen met elkaar doet praten. Er komt hier ook elke middag een oude vrouw haar twee Irish coffees drinken terwijl ze haar kruiswoordraadsel invult. Als er geen volk is, zet ik me bij haar en vullen we het samen in. Stilzwijgend. Dat is puur genot. Ik denk trouwens dat de echte eenzamen niet op café zitten, die zitten thuis en hebben niet eens meer de courage om te komen. Je ziet hier ook vaak de weerbaarheid van de mens. Ja, hij kan afglijden, een slechte periode hebben en zich helemaal laten gaan. Maar er zijn er veel die er toch weer bovenop komen. Die zich toch weer herpakken. We beschermen ook de zwakkeren van geest. Wordt er met hen gelachen, dan vliegen de pestkoppen buiten. In een café moet iedereen zich goed voelen. Thuis.”

“Er kwam hier bijna dagelijks een kankerpatiënte in de namiddag haar kopje koffie drinken. Ze zei niet veel, maar je kon zien wanneer het goed ging en wanneer niet. Ze verloor haar prachtige, blonde haren. Ze vermagerde. Ik gaf haar altijd een extra koekje. Ze apprecieerde dat. In stilte. Tot ze op een bepaald moment niet meer kwam. Bleek ze overleden te zijn. Dat doet je wat. Een cafébaas moet vaak naar begrafenissen. Zelfs van mensen die een kwartier voor hun dood nog bij jou aan de toog zaten. En daarna verongelukken.”

“Een begrafenis heeft ooit het café van een collega gered. Die cafébaas ging 25 jaar geleden naar de begrafenis van een jongen van zeventien die was verongelukt. Bleek die jongen in een zware, criminele motorbende te zitten. De baas van die bende kwam na de begrafenis naar hem toe en zei dat hij het apprecieerde dat hij er was. En dat hij eigenlijk de opdracht had gekregen om zijn café kort en klein te slaan. Die opdracht kwam van een concurrerende cafébaas. Maar omdat ge hier zijt, zal ik het niet doen, zei hij. Ja, de tijden van de zware motorbendes waren ook niet simpel voor ruigere cafés.”

“Ooit werd de uitbater van de frituur recht voor een café neergespietst met een Afrikaans mes. Een jongen die in het frietkot stond, liep het café binnen en gilde dat ze die kerel aan het vermoorden waren. Het hele café stormde naar buiten, want iedereen kende de friturist. Ze hebben die motorbende lam geslagen. Uit woede. Dat was een schoon moment. Een heel café verenigd. Solidariteit.”

Stiekem naar de Colruyt

“Broodjeszaken en supermarkten zijn de moordenaars van cafés. Dertig jaar geleden ging niemand naar de broodjeszaak of supermarkt om blikjes te kopen en ze buiten uit te drinken. Nu is die gewoonte rampzalig voor ons. Net als de nachtwinkels. Ik vind dat nog erger dan het rookverbod.”

“Ook de jacht op zwart geld is niet om mee te lachen. Maar die kunnen we omzeilen. Vroeger kwam de brouwer met drank aan huis bij de mensen. Dan zei hij aan de boekhouder dat hij vijfhonderd bakken aan de deuren had verkocht, maar dat waren er maar honderd. Die vierhonderd verpatste hij in het zwart aan de cafés. We gingen ook vaak naar de Colruyt. Een kar drank in het wit en een identieke kar drank in het zwart. Maar nu lukt dat niet meer. Geven ze al een factuur als ze drie flessen sterkedrank verkopen. Dus gaan wij elke dag naar de Colruyt om één fles. Je moet inventief zijn.”

“Er zijn ook veel cafés met een zwarte biertap en een witte. Ken je de klanten en weet je dat die geen bonnetje vragen, dan tap je van de zwarte tap. Hetzelfde met cola’s en co. Je koopt gewoon zwarte bakken en witte bakken. Brouwers hebben niet voor niets drankcentrales geïntroduceerd. Je zet streepjes op een blaadje hoeveel zwarte frisdrank er al werd gedronken. We nemen dan de lege bakken mee naar de brouwer en laten die vullen. Daarom maken we ook contracten op voor zij die komen werken in het café. Is er geen controle, dan verscheuren we die en betalen we in het zwart. Er zijn wel flexi-jobs ge­creëerd waarbij mensen ergens kunnen bijverdienen zonder belastingen te betalen, maar niet iedereen kan dat. Veel cafés willen met plezier in het wit werken, maar dan moeten ze iets doen aan de belastingen. Horeca is zodanig arbeidsintensief dat je niet anders kunt dan nu in het zwart te werken.”

“Of een café kan overleven als er volledig in het wit wordt gewerkt? De meeste cafébazen zullen neen zeggen. Of je moet tevreden zijn met een loon van 1.500 euro netto, terwijl je zestig uur per week werkt. Geen mens die dat doet. Maar wie denkt dat een cafébaas een café openhoudt voor het geld, zit er compleet naast. We doen het omdat we het graag doen. En omdat we goed kunnen zwijgen.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer