Direct naar artikelinhoud
Column

Ik tintelde weer als een zesjarig kind in de ban van kleur en licht en een zachte stem

Ik tintelde weer als een zesjarig kind in de ban van kleur en licht en een zachte stem
Beeld Eric de Mildt

Hilde Van Mieghem, acteur, regisseur en auteur, neemt u mee in haar leefwereld.

Venetië, nog steeds, daar was ik in de vorige column ook al. Daar zal ik in de volgende misschien nog zijn, in hart en ziel, terwijl het lijf ergens anders is. Weer in A. Waar het iets langer zoeken is naar schoonheid.

Schoonheid heeft me altijd door alle gruwel heen geholpen. Me daar aan ­vastklampen was en is nog steeds een over­levingstechniek.

Overleven.

Ik ben 6 jaar, in een hospitaal, in de tijd dat de vazen met bloemen nog op de gang werden gezet. Slapeloos, maar niet ongerust of bang, eerder wat onwezenlijk. Ik glip uit bed en loop op blote voetjes de kamer uit. Wandel door de gangen, voel de koele vloer, hoor het geluid van mollige kindervoeten, de mijne, op steen. Voel de nachtjapon die vederlicht om me heen danst. Zie het blauwige licht in de gang, drink de kleuren van al die ruikers bloemen. Ik dwaal door de gangen en streel elke bloemenstruik. Ik loop niet meer, maar zweef intens gelukkig tot ik op de nachtzuster bots, die me met een stem die kriebelt in mijn buik naar bed brengt. Ik hou van haar.

Schoonheid heeft me altijd door alle gruwel heen geholpen

Ik ben 16, misschien vertel ik daar ooit, later, nog eens over. Maar ik geloofde heilig in kunst, in schoonheid, in overgave, in revolutie, in vrijheid, eindelijk, in mededelen, in vertellen, in het uitschreeuwen, spelend met woorden geschreven door een ander. Een veilig masker. De hoop gehoord en gezien te worden.

Ik ben 40, ik zit op een bankje in de tuin van een hotel in Frankrijk, waar ik ondergedoken ben. Ik moet in de buurt blijven voor politieverhoren. Maak u geen zorgen, het is goed afgelopen. Maar dan, daar, slapeloos, ben ik niet ongerust of bang, maar op sterven na dood. Ik staar naar een aarden pot waarin papavers groeien en bloeien, de kronkelende stengels behaard als een mannenbeen, de zachte vrouwelijke bloemkelk erbovenop, de warme rood­oranje blaadjes van het fijnste crêpe­papier. De gele stampertjes op zwarte voetjes. Zeven papavers tel ik. Zo samenleven, denk ik.

Het was niet gepland, maar net nu in alle turbulentie, ben ik in de stilste stad ter wereld

Ik ben 41. Kijk naar de groeven in een oude boerenhand. Schoon gepoetst en opgeblonken omdat hij voor meneer de rechter moet komen, maar de aarde laat zich niet meer wegwassen, woont in zijn ouderdom. Hij is de moestuinman, bezorgt de kok die terechtstaat elke dag opnieuw kraakverse groenten, al heel lang, ook al aan zijn vader en grootvader. Ik luister naar zijn bevende stem als hij de eed aflegt, we zitten in een assisen­zaal, kijk naar zijn handen, zie de verlegenheid, de gêne, de eerlijkheid, de gezonde rode blos, en vergeet nooit de schoonheid van zijn ogen, in dat trieste gezicht, die me warm doorboorden. Hij had niet één negatief woord over zijn baas gezegd. Ik nam zijn blik aan, gaf hem de mijne. Begreep. Ook hij begreep.

Ik ben 59, een beetje moe van het vele vechten en moet me soms inspannen om schoonheid te zien. Ik zie ze wel, maar ze ontroert me minder, troost me minder, het is allemaal zo heftig daarbuiten.

Het was niet gepland, maar net nu in alle turbulentie, ben ik in de stilste stad ter wereld.

Ik wou mijn jongste zus en hartsvriendin, we zijn getrouwd in geestesgoederen, een wonderschone verjaardag bezorgen en boekte maanden geleden een prachtig appartement op Piazza San Polo naast de Basilica dei Frari, waar de schilder Titiaan begraven ligt in een graftombe met een grafzerk, een kerkmuur hoog, met uit marmer gehouwen schoonheid. Daar stond ik vanmiddag voor. Ik voelde de beitel, de concentratie, zag de virtuositeit, rilde van pure schoonheid. En tintelde weer als een zesjarig kind in de ban van kleur en licht en een zachte stem. Ik keek naar het marmeren leven van het graf en dacht: ik heb mijn nek uitgestoken voor mezelf. Nu voor anderen.

Eerlijk?

Ik doe het niet eens voor de ander. Ik doe het voor de schoonheid. Ik kan niet leven zonder.