Politieke analyse: Correctief referendum als noodrem
CDA-leider Sybrand Buma is iemand van het type: een man een man, een woord een woord. Hij verdedigt manmoedig, in een interview in De Telegraaf, de coalitieafspraak om proeven met gelegaliseerde wietteelt te beginnen. Hij moet even slikken, herpakt zich en zegt dan: ‘Ik vind het best. Ik zal er nooit enthousiast van worden. Maar je mag van mij vragen dat ik er niet mijn neus ophalend voor wegloop.’
De kiezers die op het CDA stemden, zullen niet gedacht hebben dat de overheid ooit wiet zou gaan telen. Diegenen die hun stem op Gert-Jan Segers van de ChristenUnie uitbrachten, zullen dat evenmin in hun achterhoofd hebben gehad. Dit voorbeeld illustreert hoe het in Nederland Polderland kan lopen. Partijen met totaal verschillende ideeën en plannen doen bij een kabinetsformatie een uiterste poging gezamenlijk tot afspraken te komen om het land te regeren. Het is een hogere vorm van politiek, waarbij de kunst om water bij de wijn te doen een onmisbaar element vormt.
vertaalslag
Nog altijd zijn verkiezingsprogramma’s hét instrument voor een politieke partij om zich aan de kiezer voor te stellen, in de hoop hun stem te krijgen. De vertaalslag van programma naar een regeerakkoord is groot en niet altijd te volgen. De staatscommissie onder leiding van de Noord-Hollandse commissaris van de Koning Johan Remkes, legde daar afgelopen week de vinger bij. In een tussenrapport wijst de commissie op een ingebakken onvolkomenheid in het stelsel dat we in Nederland kennen: de vertegenwoordigende democratie. Dat is een prima werkend systeem en heel open. Nieuwkomers, zoals Forum voor Democratie, komen zonder al veel moeite de Tweede Kamer binnen.
Toch kan het gebeuren dat er over bepaalde vraagstukken politieke meerderheden worden gecreëerd, zegt de commissie, die niet overeenkomen met meerderheden onder de bevolking.
Ruud Koole, Leids historicus en politicoloog én lid van de staatscommissie, komt dan op de proppen met Moisei Ostrogorski-paradox. Deze Rus, zelf lid van de Doema, was een groot voorstander van de vertegenwoordigende democratie. Hij ontdekte al in 1902 dat er in het parlement een meerderheid voor een onderwerp kan bestaan dat door de bevolking niet wordt gedragen. Zijn oplossing voor dat probleem was het correctief referendum. Het volk krijgt dan met dat middel een noodrem in handen voor al te wilde plannen van parlement en regering.
De staatscommissie signaleert dit probleem en verbindt het aan de groeiende kloof tussen hoog- en laagopgeleiden in de samenleving. Veel laagopgeleiden voelen zich niet of onvoldoende vertegenwoordigd door de mannen en vrouwen in de Tweede Kamer. Dat is een reëel punt van zorg.
pas op de plaats
Het pas gepresenteerde regeerakkoord is zuinig over het referendum. Het raadgevend referendum is zo slecht bevallen, dat het kabinet daaraan een eind wil maken. Verder wordt gesteld dat de ‘politieke steun voor het correctief referendum sindsdien is afgebrokkeld en als beoogd einddoel voorlopig uit zicht is verdwenen’. De nieuwe coalitie wil pas op de plaats maken.
Dat kan heel verstandig zijn, maar het neemt niet weg dat de analyse van de staatscommissie wel degelijk hout snijdt. Democratie is een prachtig systeem, maar vergt altijd waakzaamheid en onderhoud. Wanneer grote groepen kiezers afhaken doordat ze zich niet meer herkennen in de gekozen volksvertegenwoordiging, is dat gevaarlijk. Wellicht is het dan toch verstandig dat correctief referendum, als noodzakelijke aanvulling op de vertegenwoordigende democratie, niet finaal af te serveren.