Direct naar artikelinhoud
Uitgewezen Sudanezen

The New York Times: "Uitgewezen Sudanezen worden wel gefolterd"

Actie in het Maximiliaanpark tegen de uitwijzing van Sudanese asielzoekers, eerder dit jaar.Beeld Wouter Van Vooren

The New York Times heeft zeven Sudanezen geïnterviewd die uit België, Frankrijk en Italië naar hun thuisland zijn uitgewezen. Vier van hen gaven een gedetailleerde getuigenis over folteringen.

De Amerikaanse krant pakt uit met een achtergrondreportage over de Sudanees-Europese samenwerking inzake vluchtelingen en migratie. Daaruit blijkt onder meer dat België, Frankrijk en Italië de jongste achttien maanden vijftig Sudanese vluchtelingen terugstuurden naar Khartoum.

Reporter Patrick Kingsley interviewde zeven terugkeerders, van wie er vier verklaarden dat ze na hun aankomst in Khartoum gefolterd werden. "Een van hen was een politieke dissident uit Darfur die eind 2017 van Frankrijk naar Khartoum is gedeporteerd. Hij verklaarde dat hij bij zijn thuiskomst werd aangehouden door de Sudanese staatsveiligheid NISS. Hij zei dat hij gedurende tien dagen geslagen werd en mishandeld is met elektroshocks en metalen staven. Op een bepaald moment verloor de dissident het bewustzijn en werd hij naar een ziekenhuis overgebracht. Hij is nu vrij onder een borgsom."

Kinsley voegt eraan toe dat de dissident tijdens zijn verblijf in Frankrijk ondervraagd werd door Sudanese agenten in het bijzijn van Franse politiemensen. "De man zei dat de Sudanese officieren hem openlijk bedreigden, maar dat de Franse agenten niet begrepen wat er precies werd gezegd."

Om de identiteit van zijn bronnen te beschermen, laat de Amerikaanse journalist in het midden of er bij de geïnterviewde personen ook Sudanezen waren die door België zijn uitgewezen.

Eind vorig jaar ontstond in België controverse omdat staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) samenwerkte met een Sudanese identificatiemissie. Drie Sudanezen die daarna werden uitgewezen, verklaarden achteraf dat inlichtingenofficieren hen folterden na hun aankomst in Khartoum.

'Alvast één dissident werd bij zijn thuiskomst tien dagen lang mishandeld met elektroshocks en metalen staven'
Patrick Kingsley, New York Times-reporter

Morele vragen

Uit een nieuw onderzoeksrapport van de Amerikaanse ngo The Enough Project blijkt dat de Europees-Sudanese samenwerking inzake vluchtelingen en migratie steeds meer morele vragen oproept.

The Enough Project heeft vooral kritiek op het feit dat Europese miljoenen aangewend worden voor de logistieke steun van de Sudanese Rapid Support Force (RSF), een speciale grenspolitie die aan de grenzen met Eritrea, Ethiopië en Libië vluchtelingen en migranten moet tegenhouden en arresteren. Uit tal van rapporten blijkt dat de RSF is samengesteld uit voormalige Janjaweed-milities, die beschuldigd worden van genocide en oorlogsmisdaden tijdens de Darfur-oorlog, die sinds 2004 het leven kostte aan naar schatting 300.000 mensen.

Ook het feit dat EU en Sudan op permanente basis samenwerken, krijgt veel kritiek van The Enough Project. Volgens de ngo komt de samenwerking de facto neer op de legitimering van het regime van president Al-Bashar, die vervolgd wordt door het Internationaal Strafhof in Den Haag.