Direct naar artikelinhoud
Atletiek

50 jaar na de legendarische sprong van atleet Bob Beamon: “Vroeg of laat gaan alle records eraan”

Bob Beamon verpulvert het record verspringen op de Olympische Spelen van Mexico in 1968.Beeld Getty Images

Vandaag is het exact vijftig jaar geleden dat Bob Beamon in Mexico naar 8,90 meter vloog in het verspringen. Een wereldrecord dat alleen door Mike Powell, 23 jaar later, werd scherper gesteld. Maar op een dag gaat ook dat record eraan, stelt kenner Wilfried Meert.

18 oktober 1968. Bob Beamon, overmand door de emoties, kon niet meer op zijn benen staan in het Estadio Olímpico in Mexico-Stad. De Amerikaan kon zelf niet geloven wat hij net had gerealiseerd: 8,90 meter. Hij sprong zomaar 55 centimeter verder dan zijn voorganger, de Rus Igor Ter-Ovanesjan. Nooit eerder was het wereldrecord met zo'n fenomenaal verschil verbeterd.

Beamons sprong bleef tot 1991 op de tabellen staan, tot Mike Powell er in Tokio nog 5 centimeter bij deed. Slechts één recordverbetering in vijftig jaar: dat is al een record op zich en vraagt om wat uitleg.

'De wind moet ideaal staan, de aanloop moet ideaal zijn, er zijn zoveel factoren die een rol spelen'
Wilfried Meert, ex-directeur Memorial

Om te beginnen ligt Mexico-Stad op 2.250 meter hoogte. Wetenschappers zijn er niet uit hoeveel centimeters de lagere luchtweerstand precies oplevert - de schattingen gaan van 5 tot 40 centimeter winst - maar voordelig was de ijle lucht beslist wel. Tokio ligt wel op zeeniveau, maar Powell had een ander voordeel: hij werd tot het uiterste gedreven door Carl Lewis. Powell had al vijftien keer in het zand gebeten tegen Lewis, tot op het WK in Tokio in 1991.

"Het is zoals met Tia Hellebaut en Blanka Vlasic", trekt Wilfried Meert, oud-directeur van de Memorial Van Damme, de parallel. "Voor de Spelen van 2008 had Vlasic alles gewonnen. Maar in Peking verraste Hellebaut haar. Zo'n rivaliteit helpt altijd om de grenzen te verleggen."

Echevarría als uitdager

Volgens Meert is het wereldrecord van Mike Powell niet onbereikbaar voor de nieuwe generatie atleten, ook al houdt dat intussen al 27 jaar stand. De Cubaan Juan Miguel Echevarría sprong op 10 juni 8,83 meter in Stockholm, helaas met net te veel rugwind (2,1 meter per seconde). Hij lijkt gezien zijn jonge leeftijd (20) een kandidaat om Powell op te volgen.

"Het is gewoon een kwestie van de juiste omstandigheden", meent Meert. "De wind moet ideaal staan, de aanloop moet ideaal zijn, er zijn zoveel factoren die een rol spelen. Is het te koud of te nat, vergeet het dan maar. Het kan soms decennia duren, maar vroeg of laat gaat dat record van Powell er ook aan."

De grote Amerikaan Bob Beamon springt 8,90 meter ver tijdens de Spelen van Mexico in 1968. Dat was liefst 55 centimeter verder dan het vorige record.Beeld BELGAIMAGE

Dat lot dicht Meert ook het oudste van alle wereldrecords toe: de 800 meter van Jarmila Kratochvilova in 1983. "Het is een feit dat aan die oudste records een reukje hangt, ze komen veelal van atleten uit de DDR of het Oostblok. Door de strengere dopingcontroles is het nu niet meer makkelijk om vals te spelen. Dat neemt niet weg dat er ooit wel een uitzonderlijk talent zal opstaan om dat verbeteren.

"Als je de artikels van vijftig jaar geleden over Beamons sprong erbij neemt, dan zul je ook lezen dat niemand dat record nog zou verbeteren. En toch deed Powell dat. Waar liggen de limieten van de mens? Daarover hebben al veel profs zich gebogen."

Slechts één wereldrecord acht Meert voorgoed in de tabellen gebeiteld: dat van Florence Griffith-Joyner op de 100 meter, uit 1988 intussen. "Ik was er die dag in Indianapolis bij en geloof me, er stond een heel sterke rugwind. 10.49 op 100 meter: ik zie niet hoe een atlete daar ooit aan komt. Zelfs Marion Jones, die toch een en ander gebruikte, is het niet gelukt. Of het moeten hyperandrogene types zijn zoals Caster Semenya."

Inhaalrace vrouwen

Wie de evolutie van wereldrecords nader bekijkt, zal bemerken dat de records de afgelopen vijftig jaar bij de mannen minder spectaculaire sprongen maken dan bij de vrouwen. Terwijl hun wereldrecords in achttien disciplines met nog geen 10 procent scherper werden gesteld, gaan die bij de vrouwen in veertien onderdelen met meer dan 10 procent vooruit, met de marathon (36,8 procent) als uitschieter.

Meert: "Ik zie daar twee verklaringen voor. De mannen hebben al een halve eeuw voorsprong. Pas in 1984 mochten vrouwen een olympische marathon lopen. Toen Nawal el Moutawakel in 1984 olympisch goud won voor Marokko, werd daar in de Arabische wereld schande van gesproken omdat ze in korte broek liep. Nu trainen de vrouwen veel professioneler en zijn ze hun achterstand aan het inhalen."

En zijn tweede argument: "Nu ga ik als een oude vent klinken, maar de huidige generaties wil graag spelen. En er is keuze te over. Voetbal, basketbal, volleybal, hockey, tennis... Zo gaat er voor de atletiek veel talent verloren. Als je plafond in het hoogspringen op 1,90 meter ligt, kun je geen afdeling lager gaan springen. Atletiek is zwaar en eenzaam. Dag in, dag uit alleen trainen op een piste, breng het maar op. Dat is de uitdaging voor de atletiek: de sport attractief houden voor jongeren."