Direct naar artikelinhoud
Essay

Het is cultuuroorlog: wen er maar aan

Vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon.Beeld BELGA

Politieke strijd wordt nu ook aan de progressieve zijde geduid als een ‘cultuuroorlog’. Dat besef komt laat, want die oorlog is allang aan de gang. Wat wel veranderd is, is dat conservatieven aan de winnende hand zijn. Ook hier.

“Er zijn altijd mensen die van alles beweren”, zei minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) in De Ochtend op Radio 1, over de aanpak van Afrikaanse migranten in het Brusselse Maximiliaanpark. De minister heeft gelijk (zij het niet helemaal zoals hij bedoelt).

Een week eerder, in De afspraak op vrijdag snoerde dezelfde minister de hoofdredacteur van deze krant, An Goovaerts, de mond (de assertieve omschrijving is correct, voor wie zich de beelden herinnert) met de stelling dat de Sudan-crisis meer Sudanese migranten naar hier had gehaald. "Het aantal Sudanezen in ons land is exponentieel toegenomen sinds de repatriëringsvluchten zijn gestopt", stelde Jambon.

Toen hij naar concrete cijfers werd gevraagd, kon Jambon die niet geven. Uit een feitenrelaas nadien, onder meer in deze krant (15/1), blijkt dat er geen enkele aanwijzing is van een aanzuigeffect vanuit Sudan. Dat geeft de minister intussen ook toe. In de Kamer klinkt het op donderdag: “In deze fase kan ik niet wetenschappelijk bewijzen dat er een verband is tussen de beslissing van de regering van 20 december om de verwijderingen naar Sudan tijdelijk op te schorten en de groei van het aantal transitmigranten in ons land.”

Het woordje ‘wetenschappelijk’ is interessant in die verklaring. Door het te gebruiken, laat de minister voor zichzelf een achterpoortje open: het is niet omdat de ‘so called’ experts het niet kunnen bewijzen, dat het niet zo is.

Jan Jambon is als vicepremier een betrouwbare steunbeer voor de regering van Charles Michel (MR). Toch durft hij net als zijn digitaal wat mondigere partij- en regeringsgenoot Theo Francken weleens verklaringen af te leggen die op gespannen voet staan met de waarheid.

Minister Jambon is ook de man die meende dat “significante aantallen moslims op straat dansten” na de aanslagen in Brussel en Zaventem. Ook daarvoor is nooit enig feitelijk bewijs gevonden. Ook daar is de minister ontsnapt met de nuance dat hij zijn stelling niet kon bewijzen.

Kulturkampf

De kwestie met regeringsleden die onjuistheden (of onwaarheden) vertellen, is illustratief voor de cultuuroorlog die nu overal ontwaard wordt. De strijdende partijen zijn niet precies af te bakenen. Ruwweg gaat het om een nationalistisch, rechts-conservatief wereldbeeld dat het opneemt tegen een veeleer kosmopolitische, progressieve tegenhanger.

Het begrip cultuuroorlog komt overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar het sinds begin jaren 90 in zwang is. In zijn boek Culture Wars wees de Amerikaanse socioloog James Hunter er al in 1991 op dat groeiende polarisering over thema’s als abortus, wapenwetgeving, migratie of gelijke rechten tot een breuklijn leidt tussen onverzoenlijke kampen. De terminologie bevat een echo van de ‘Kulturkampf’ die de Duitse kanselier Otto Bismarck eind 19de eeuw ontketende tegen de invloed van de katholieke kerk op de staat.

Het strijdconcept krijgt snel ingang aan de (aarts)conservatieve zijde van het front. In een speech op de Republikeinse conventie die in 1992 uittredend president George Bush senior hernomineert, oreert de rechts-conservatieve spraakmaker Pat Buchanan: “We moeten onze steden heroveren, wijk per wijk. We moeten onze cultuur heroveren. We moeten ons land heroveren.”

Dat hele idee van een cultuuroorlog is niet nieuw. Relevanter is de vaststelling dat de term vooral in de mond wordt genomen door het kamp dat die oorlog aan het verliezen is. Toen de conservatieven, nu de progressieven

De oproep kent niet meteen succes. Bush verliest de verkiezingen tegen Bill Clinton – een krachtige internationale bevestiging van de dominantie van een veeleer progressief wereldbeeld, na de conservatievere jaren 80.

Dat leidt ons naar een voorlopige conclusie. Dat hele idee van een cultuuroorlog is helemaal niet nieuw. Relevanter is de vaststelling dat de term vooral in de mond wordt genomen door het kamp dat die oorlog aan het verliezen is. Toen de conservatieven, nu de progressieven.

Activist of trol?

Het idee van strijd om het dominante maatschappelijke verhaal is een update van de oude theorie van de Italiaanse radicaal-linkse filosoof Antonio Gramsci (1891-1937). Hij stelt dat een ideologie pas succesvol kan zijn als ze de ‘culturele hegemonie’ kan claimen. Als ze met andere woorden de debatten kan domineren. Daar moet strijd om geleverd worden.

Er zijn signalen dat conservatieven die strijd aan het winnen zijn. Alleszins gaan zij die strijd momenteel energieker en assertiever aan.

Een goed voorbeeld is het al dan niet georganiseerde maar alleszins solidaire engagement van rechtse activisten op sociale media. Het is niet door hen enigszins denigrerend ‘trollen’ te noemen dat progressieven hen tot bedaren zullen brengen. Wellicht veeleer integendeel.

Voor linkse kosmopolieten moet het te denken geven dat rechtse nationalisten zich op dit moment beter en gemeenschappelijker weten te organiseren. Rechts kent Gramsci blijkbaar beter dan links.

Wie Gramsci alleszins goed kent, zijn de vroegere en huidige influisteraars van Donald Trump. De Amerikaanse nieuwssite Politico noemt Trump de eerste “cultuuroorlogspresident” uit de geschiedenis. Daar valt wat voor te zeggen. Terwijl hij er beleidsmatig niet bijster veel van bakt, blijft de president ook vanuit het Witte Huis zijn basis opjutten en de tegenstand verbijsteren met agressieve, digitaal-verbale aanvallen op al wie anders denkt of er anders uitziet.

Volgens een telling van de fact checkers van The Washington Post deed Trump in een jaar tijd een dikke 2.000 onjuiste of misleidende uitspraken. Dat hoge aantal zal de president waarschijnlijk niet aansporen om zijn taalgebruik voortaan te versoberen. Wat telt, is dat hij denkt dat het werkt. En dat hij ook de baas wil zijn over het ‘nationale discours’.

Damned if you do...

In een zeer gematigde vorm komen we zo weer uit bij de onjuiste boodschappen van politici als Jan Jambon en Theo Francken. Voor de goede orde: er gaapt wat ons betreft een wijde kloof tussen Trump en de regeringsleden van N-VA. Maar de mechaniek om regeringsbeleid te combineren met hardere, soms provocatieve communicatie vertoont wel enige gelijkenis. Ook bij N-VA is die communicatiestijl geen faux pas, maar een essentieel onderdeel van de strategie.

Ook niet onbelangrijk: de strategie schijnt te werken. Daarop heeft de concurrentie zich miskeken. CD&V wou N-VA juist in een coalitie lokken, opdat ook die partij zich vuil zou maken aan de compromissen eigen aan het dagelijks landsbeheer. N-VA pareert die tactiek door ook vanuit het beleid op stevig aangezette campagnetoon te blijven communiceren. En zeker als het over identitaire thema’s als migratie of veiligheid gaat, mag er van de waarheid al eens een bocht afgesneden worden.

N-VA pareert die tactiek door ook vanuit het beleid op stevig aangezette campagnetoon te blijven communiceren

De praktijk toont hoe lastig het voor tegenstrevers is om om te gaan met die nieuw opgelegde spelregels. Toen Theo Francken eind vorig jaar zijn eigen communicatielijn verkoos boven een volledig juiste toedracht van de feiten, ontstond grote ophef. Tot zelfs een regeringscrisis toe. De episode eindigde met een versterking van de positie van Francken en een beduusd achterblijvende CD&V.

Ditmaal lijkt de onwaarheid van Jan Jambon juist rimpelloos te passeren. Ook dat laat bij andere partijen een wrange smaak na. Damned if you do, damned if you don’t...

Kickboksen

Van boksen lijkt politiek overgegaan te zijn op de regels van kickboksen. Dat leidt weleens, en met name bij sommigen op de geknelde progressieve flank, tot de mismoedige stelling dat de wereld ten onder gaat aan polarisering. Alsof de cultuuroorlog de hele samenleving uiteenrijt in twee strijdende polen.

Maar is dat wel zo? Neemt de polarisering toe in Vlaanderen? De sociologische bewijslast oogt mager. Er is vooralsnog geen significante verschuiving waargenomen in overtuigingen of breuklijnen tussen bevolkingsgroepen.

Het zou ook kunnen dat we ons miskijken op de uiterste stemmen die dankzij sociale media luider klinken en beter in beeld komen. Het is een sfeer waarin een paar tiental ranzige en ronduit racistische reacties bij de verkiezing van Angeline Flor Pua tot Miss België het denkbeeldige volume krijgen van “een massale stroom haatberichten” die vervolgens illustratief zijn voor ‘de’ Vlaming. Dat blijkt niet zo te zijn. (Wat niet wil zeggen dat er geen probleem is met discriminatie, maar dat is een ander verhaal.)

Miss België Angeline Flor Pua.Beeld BELGA

Ook de partijpolitiek levert argumenten die het idee van algemene polarisering in Vlaanderen nuanceren. Daar blijft, peiling na peiling, de alomtegenwoordige N-VA stationair draaien rond 30 procent. Dat is puik, naar Vlaamse versplinterde normen, maar het percentage lijkt niet te stijgen, ondanks alle gedaas. Ook bij andere partijen blijven de verschuivingen weinig significant, op de verhouding tussen sp.a en Groen na dan.

In Culture War? The Myth of a Polarised America betwijfelt ook de Amerikaanse politicoloog Morris Fiorina of het in de VS wel zo’n vaart loopt met die polarisering. Zijn boek uit 2004 dateert wel van lang voor Trump, maar ook sindsdien houdt Fiorina vol dat Trump geen product is van een maatschappelijke aardverschuiving. Trump is veeleer een aberratie, mogelijk gemaakt door eigenaardigheden in het kiessysteem, een slappe Democratische campagne en een sluwe inzet van sociale media. Een aberratie weliswaar met naast de vanzelfsprekende risico’s ook het belangrijke gevolg dat een legitiem protest niet meer genegeerd kan worden.

Trump is veeleer een aberratie, mogelijk gemaakt door eigenaardigheden in het kiessysteem, een slappe Democratische campagne en een sluwe inzet van sociale media

Over die sociale media wordt nu veel misbaar gemaakt. Opmerkelijk, want Barack Obama werd nog als pionier geprezen voor zijn weliswaar constructieve maar niettemin even uitgekiende socialemediastrategie.

Stanford-professor Fiorina ziet geen oprukkende polarisering, wel een betere ‘sortering’ van kiezers. Die gaan op zoek naar partijen of kandidaten met een helder en volledig ideeënkader dat dat van henzelf het dichtst benadert. Vele conservatieve kiezers knijpen de neus dicht voor Trump, maar nog liever stemmen ze voor hem dan bijvoorbeeld het risico te lopen dat de vacature in het Hooggerechtshof onder een Democraat naar een progressief gaat.

Sortering van kiezers is ook een aantrekkelijke hypothese om de concentratie van kiezers bij N-VA op rechts en in mindere mate bij Groen op links te verklaren. Het zijn twee partijen die vol inzetten op het in de markt zetten van hun ideeën. Voor de klassieke middenpartijen (CD&V, Open Vld, sp.a) zou zo’n evolutie geen goed nieuws zijn. Zij knopen traditioneel hun ideeën vast aan beleidsresultaten en dus aan compromissen. Voor alle drie lijkt in meer of mindere mate op te gaan dat dat resultaat belangrijke groepen kiezers ontgoochelt.

Voor N-VA zit daar de drijfveer voor de cultuuroorlogscommunicatie: de partij wil niet samenvallen met de ingebakken grijsheid van beleidsvoering. Zodus blijft ze ook vanuit de regering de zaken graag zwart-wit stellen.

In het eigen hart

Laten we ook nog even in het eigen hart kijken. Hoewel de cultuuroorlog dus eigenlijk in grote mate een zuiver politieke oorlog om marktaandeel en macht is, wordt de strijd grotendeels in de media, oud én nieuw, uitgevochten. Of preciezer gesteld: zijn de media, als platform om ideeën te verspreiden, inzet van de strijd. Net zoals het in een echte burgeroorlog ook van prioritair belang is om het omroepgebouw te veroveren.

Een objectief vaststelbaar gevolg is dat de aandacht voor het cultureel-identitaire debat toeneemt. “In de media en op sociale media neemt de identitaire logica vol zelfvertrouwen toe: iemands gedachten worden schaamteloos tot zijn afkomst, positie of godsdienst herleid”, schreef filosofe Tinneke Beeckman daar eerder al scherp over in deze krant.

De eerlijke mediakritiek is dat nieuwe media daarin de oude iets te makkelijk mee op sleeptouw nemen. Wie scherp uit de hoek komt op Twitter, krijgt ’s avonds sneller een plaatsje gereserveerd in Terzake of De afspraak. Dat vernauwt de blik tot wat confrontatie belooft.

Amerikaans president Donald Trump.Beeld EPA

Ook een krant ontsnapt niet altijd aan die druk. Die is niet eens louter commercieel. Juist niet. In een tijdperk van afbrokkelende gezagsstructuren viseert de mondige roep om totale transparantie, waarover ik deze week al eerder schreef, ook elke redactionele keuze.

Sociale media worden snel met de vinger gewezen omdat ze mensen opsluiten in filterbubbels die enkel het eigen gelijk bevestigen. Eerder heb ik zelf ook al eens kritisch geschreven over die verantwoordelijkheid van sociale media. Nu vraag ik me af of die analyse wel nog klopt, en of sociale media burgers niet juist confronteren met de soms ruige, andere opinies buiten de veilige, eigen kring.

Een gevolg lijkt alleszins te zijn dat van media zelf een stellingname in de strijd verlangd wordt. Niet alleen politici maar ook sommige lezers verwachten dat hun krant weer meer een veilige zone wordt voor het eigen gedachtegoed, zodat ze niet nog bozer of ongelukkiger worden. Voor klassieke media zoals kranten, die zich net uit zulke verzuiling ontworsteld hebben, is dat een probleem. Zij kunnen dat comfort niet meer bieden.

Niet alleen politici maar ook sommige lezers verwachten dat hun krant weer meer een veilige zone wordt voor het eigen gedachtegoed. Voor klassieke media zoals kranten is dat een probleem

Dat bleek nog maar eens deze week toen deze krant berichtte over betwistingen in het vroegere professionele leven van Antwerps sp.a-voorzitter Tom Meeuws bij De Lijn. Sommige lezers raakten verstoord door die publicatie.

Sta me toe daar even op in te gaan. Wist de redactie dat haar berichtgeving een impact zou hebben op de Antwerpse kiesstrijd? Uiteraard. Wist de redactie dat een faire bronvermelding voor Dag Allemaal juist de indruk van mediacollusie zou wekken? Uiteraard.

Als na onafhankelijk eigen onderzoek met hoor en wederhoor vier zeer diverse bronnen en een schriftelijke bevestiging voor de feiten op tafel liggen, rest er een redactie die trouw wil blijven aan haar missie, evenwel weinig keus. Op het eind van de dag blijven twee vragen over: klopt het nieuws? En is het relevant? Wij hebben in dit geval in alle openheid tweemaal geoordeeld van wel.

Media zouden zich scherper bewust mogen zijn van hun verantwoordelijkheid en rol in deze veeleer politieke dan culturele oorlog. Maar een terugkeer in het gelid van de verzuiling brengt geen heil. De toekomst ligt in nuchtere, feitelijke waarheidsvinding en het aanbieden van een open platform van botsende maar waardevolle meningen. Met vallen en opstaan.

‘Jef, jef, jef, ’ne Zeppelin

kruipt al gauw de kelder in’

(Paul van Ostaijen, Bedreigde Stad)

Bart Eeckhout.Beeld Eva Beeusaert