Direct naar artikelinhoud
ColumnPeter Middendorp

Het publiek had hem negentig minuten lang terecht verrot gescholden. Terechter kon niet

In de perskamer van stadion Galgenwaard verheugde ik me voor de wedstrijd FC Utrecht - FC Emmen zondag kort in het gezelschap van twee voetbalcommentatoren. Ze kwamen altijd heel graag buiten de Randstad, zeiden ze tegen mij. Altijd lieve mensen. Bij jullie zeggen de mensen elkaar nog goeiedag op straat, zei de een (Fox). Bij jullie, zei de ander (NOS), gaan ze er tenminste niet bij voorbaat van uit dat iemand schuldig is.

Even later waren ze weg en zat ik aan een lege tafel. Ik had niets gezegd. Logisch ook, er was mij niets gevraagd. Bovendien hadden ze gelijk. Het was zelfs zo dat wij, als een ander niet onschuldig blijkt, in de war kunnen raken. Er gaat even een stopje door, een zekeringetje. Identiteitsdingetje, zo weer over. Rationeel moest je zeggen: op straat mogen onze waarden tot welzijn leiden, in het voetbal kost het ons meestal de beginfase.

In het stadion, voordat het onrustig werd, zei de omroeper tweemaal: ‘Drenthe is terug in de eredivisie. Is dat niet mooi?’ Feitelijk was dit niet juist, we waren er voor het eerst, maar wat belangrijker was: wilde hij nou ‘lief’ zeggen, of hoorde ik dat maar? Ik vreesde een beleefd applausje wat leuk voor die mensen waaronder je gemakkelijk tot een voetballende onschuldpresumptie verkruimelde. Het bleef uit, wat erger was.

Ik wist niet of we lief zijn. Hoe kon ik dat weten? Als je het vergeleek met wie het zei misschien. Bijvoorbeeld Utrecht. Ik weet, ze maken een moeilijke fase door en ze hebben het zwaar, heel zwaar, maar ik had nog niet eerder zo’n onlief publiek gezien. Ons lieten ze gelukkig met rust, ze hadden het vooral op zichzelf gemunt. Ze konden zichzelf niet meer horen of zien spelen zonder met zijn allen over hun nek te gaan.

Het was een heel schouwspel geweest, indrukwekkend, beangstigend, met keihard Eye of the Tiger, vuurpijlen en gecontroleerde vuurwerkontploffingen. Maar meteen vanaf het eerste tegenslagje, in de optrekkende vuurwerkmist, daalde er vanaf de tribunes een reusachtige, massieve, boosaardige ontevredenheid op de spelers neer, en zaten we de rest van de middag met elkaar in een kokende depressie opgesloten.

Nee, we kwamen er zondag niet aan te pas, niet vooraf, tijdens, in de gedachten van het publiek of de praatjes achteraf. Behalve voetballend. Na een angstig begin gooide Emmen de schroom van zich af en begon bijvoorbeeld Slagveer, een jongen op de weg terug, alsof hij de verpersoonlijking van de omslag was, weer eens ouderwets te spelen.

Tijdens de persconferentie vergat de interim-trainer van Utrecht van pure ellende de gasten met de overwinning te feliciteren (1-2). Het ergste was gebeurd, erger nog. Het publiek had hem negentig minuten lang terecht verrot gescholden. Terechter kon niet. Onmogelijk. Het liefst liet hij zich nog eens negentig minuten verrot schelden.

Even verderop zei Utrecht-aanvoerder Jansen: ‘En dan verlies je van Emmen en dan zit je heel diep.’ Ik zag de pijn en het verdriet, ik wilde al bijna sorry zeggen, ook namens FC Emmen. Sorry dat we de bal twee keer van afstand in het doel hebben getrapt. Wij hadden ook niet verwacht dat ze in de kruising zouden verdwijnen.

Voor het eerst speelt FC Emmen in de eredivisie. Van dat avontuur doet onze columnist Peter Middendorp wekelijks verslag. Hij groeide op in Emmen, voetbalde bij de voorloper van FC Emmen en schreef in 2014 een geruchtmakend boek over zijn jeugd boven het plaatselijke Blokkerfiliaal, Vertrouwd voordelig.