Matchwinnaar Lukaku openhartig in The Players’ Tribune: “Toen mijn moeder water bij de melk goot, wist ik: nu is het genoeg”

© The Players’ Tribune

Het houdt niet op voor Romelu Lukaku. Tegen Panama scoorde de 25-jarige spits opnieuw twee keer, de recordman zit nu al aan 38 goals in 70 interlands, waarvan 15 in zijn laatste 10. Bij de Rode Duivels scoort hij één keer om de 103 minuten, daarmee doet hij beter dan Cristiano Ronaldo bij Portugal, Harry Kane bij Engeland en Robert Lewandowski bij Polen. Na zijn goals tegen Panama vormde Lukaku met zijn vingers de letter A, een eerbetoon voor mama Adolphine. Maar heel zijn carrière is in feite een eerbetoon aan zijn moeder en zijn hele gezin. In een bijzonder openhartig interview bij The Players’ Tribune, afgenomen voor het WK, vertelt Lukaku hoe hij opgroeide in armoede, hoe zijn mama water bij de melk goot, hoe de ouders van de tegenpartij zijn paspoort controleerden en hoe hij – ondanks alles – uitgroeide tot een wereldspits. “Op mentaal vlak ben ik de sterkste kerel die je ooit zal ontmoeten.”

dvd, jvw

“We waren blut. Niet gewoon arm, maar blut”

“Ik herinner me het exacte moment dat ik besefte dat we blut waren. Ik kan me nog altijd mijn moeder aan de koelkast inbeelden, en de blik op haar gezicht. Ik was zes jaar en ik kwam ‘s middags naar huis om te eten. Mijn moeder had elke dag hetzelfde op haar menu staan: brood en melk. Als kind denk je daar zelfs niet bij na. Maar dat was blijkbaar alles wat we ons konden veroorloven.”

“Die dag kwam ik thuis, wandelde ik de keuken binnen en zag ik mijn moeder met het melkkarton, zoals gewoonlijk. Maar dit keer mengde ze de melk met iets anders. Ze was ermee aan het schudden. Ik begreep er niks van. Dan bracht ze mijn lunch en ze glimlachte, alsof alles oké was. Maar ik had meteen door wat er aan de hand was. Ze deed water bij de melk. We hadden niet genoeg geld om telkens nieuwe flessen te kopen. We waren blut. Niet gewoon arm, maar blut.”

“Mijn vader was profvoetballer, maar op het einde van zijn carrière was al het geld op. Het eerste dat thuis verdween was kabeltelevisie. Geen voetbal meer. Geen Match of the Day meer. Geen signaal. Dan kwam ik ‘s avonds thuis en waren de lichten uit. Twee, drie dagen per week hadden we geen elektriciteit. Ik nam een bad en er was geen warm water. Mijn moeder warmde een ketel op het fornuis, en met een tasje goot ik het warme water over me heen in de douche. Er waren zelfs momenten dat mijn moeder brood moest lenen van de bakker in onze straat. Ze kenden mij en mijn kleine broer en dus mocht ze maandag brood mee naar huis nemen, pas vrijdag moest ze de bakker terugbetalen.”

“Ik wist dat we het niet breed hadden. Maar toen ze water bij de melk kapte, was het genoeg. Ik zei geen woord. Ik wou haar geen pijn doen en at gewoon mijn lunch op. Maar op dat moment maakte ik een belofte aan mezelf. Ik wist wat ik moest doen en wat ik ging doen. Ik kon mijn moeder zo niet zien leven. Nee, nee, nee. Dat kon gewoon niet.”

“Mensen in het voetbal praten graag over mentale sterkte. Wel, ik ben de sterkste kerel die je ooit zal ontmoeten. Omdat ik mezelf nog in het donker zie zitten met mijn broer en mijn moeder. Biddend, hopend, beseffend dat er iets ging veranderen.”

“Ik hield mijn belofte even voor mezelf. Maar soms kwam ik terug van school en zag ik hoe mijn moeder aan het huilen was. Dus op een dag vertelde ik haar: Mama, alles gaat veranderen. Je zal zien. Ik ga voor Anderlecht spelen en dat zal snel gebeuren. Alles komt goed, je moet je geen zorgen meer maken. Ik was zes jaar.

“Ik vroeg mijn vader: “Wanneer kan ik profvoetballer worden?”

Hij zei: “Op je zestiende.”

Ik zei: “Oké, op mijn zestiende.”

Zo ging het zijn. Punt.”

“Laat me je iets vertellen: elke match die ik ooit speelde was een finale. Als ik in het park speelde, was het een finale. Als ik in de kleuterschool tijdens de pauze speelde, was het een finale. Ik ben bloedserieus. Ik probeerde elke keer de bal aan flarden te schieten. Volle kracht. Niet op finesse. Ik had niet de nieuwe FIFA. Ik had geen PlayStation. Ik liep niet te dollen. Ik probeerde je af te maken.”

© BELGA

“Hoezo? Ik ben geboren in Antwerpen. Ik ben Belg”

“Toen ik begon te groeien, begonnen sommige leraars en ouders me te jennen. Ik weet nog goed de eerste keer dat ik iemand hoorde zeggen: “Hey, hoe oud ben jij? In welk jaar ben jij geboren? Ik dacht: Wat!? Meen je dat nu? Toen ik elf was, speelde ik in de jeugd van Lierse. Een van de ouders van de andere ploeg probeerde me er zelfs te verhinderen van te spelen. “Hoe oud is deze jongen? Waar is zijn identiteitskaart? Vanwaar komt hij?” Ik dacht: Hoezo? Ik ben geboren in Antwerpen. Ik ben Belg.”

“Mijn vader was er niet want hij had geen auto om mij naar uitwedstrijden te brengen. Ik was helemaal alleen en moest voor mezelf opkomen. Ik haalde mijn identiteitskaart uit mijn zak en toonde het aan alle ouders, die het aan elkaar doorgaven en inspecteerden. Ik voel me nog altijd pisnijdig worden. Ik dacht: Ik ga jullie zoon nu nog meer afmaken. Ik ging hem al afmaken, maar nu maak ik hem helemaal kapot. Je gaat hem straks wenend naar huis moeten dragen.”

“Ik wou de beste Belgische voetballer uit de geschiedenis worden. Dat was mijn doel. Ik wou geen goeie speler worden. Geen grote speler. Geen geweldige speler. De béste speler. Ik speelde met zo veel woede, door heel veel redenen… De ratten in ons appartement… Omdat ik de Champions League niet kon volgen… En vanwege de manier waarop de andere ouders naar me keken.”

“Ik was op missie. Toen ik twaalf was, scoorde ik 76 keer in 34 matchen. Ik maakte alle goals met de schoenen van mijn vader. Van zodra onze voeten even groot waren, deelden we onze schoenen.”

“Op een dag belde ik mijn grootvader, de vader van mijn moeder. Hij was één van de belangrijkste mensen in mijn leven. Hij was mijn connectie met Congo, waar mijn vader en moeder vandaan komen. Ik hing met hem aan de lijn en ik zei: “Ik doe het super, ik maakte net 76 goals, werd kampioen, de grote clubs houden me in de gaten.”

“Meestal wilde hij altijd over mijn voetbal praten. Maar dit keer was het heel raar. Hij zei: “Wel, Rom, dat is geweldig. Maar kan je me een plezier doen?”

Ik zei: “Natuurlijk, zeg maar.”

Hij zei: “Kan je een beetje op mijn dochter letten?”

Ik weet nog dat ik helemaal verward was. Waar was hij in godsnaam over bezig?

Ik zei: “Op mama? Ja, natuurlijk. Is goed.”

Hij zei: “Neen, beloof het me. Kan je het beloven? Let een beetje op haar, oké?”

Ik zei: “Oké, opa. Ik beloof het je.”

Vijf dagen later overleed hij. Toen begreep ik wat hij bedoelde.”

“Anderlecht-Standard was de zotste dag van mijn leven”

“Het maakt me zo triest, omdat ik had gehoopt dat hij nog vier jaar langer zou leven, zodat hij me voor Anderlecht kon zien spelen. Zodat hij kon zien dat ik mijn woord had gehouden. Zodat hij kon zien dat alles oké was. Ik zei tegen mijn moeder dat ik het op mijn zestiende zou maken. Ik was elf dagen te laat. 24 mei 2009. De tweede testmatch tussen Anderlecht en Standard. Dat was de zotste dag van mijn leven. Maar we moeten even terug naar het begin van het seizoen. Ik speelde amper bij de U19. De coach gebruikte me als invaller, ik dacht: Hoe ga ik in godsnaam een profcontract tekenen op mijn zestiende als ik nog altijd op de bank zit bij de U19?

“Ik maakte een weddenschap met de coach. Ik zei hem: “Ik geef je dit op een blaadje. Als je me opstelt, scoor ik 25 keer voor december.” Hij lachte. Hij lachte me letterlijk uit.”

Ik zei: “Oké, laten we wedden.”

Hij zei: “Oké, maar als je geen 25 goals maakt voor december, vlieg je terug naar de bank.”

Ik zei: “Prima. Maar als ik win, ga je alle minibusjes die de spelers naar training brengen schoonmaken.”

Hij zei: “Oke, deal.”

Ik zei: “Nog één ding. Je moet elke dag pannenkoeken voor ons maken.”

Hij zei: “In orde.”

“De domste weddenschap die de man ooit aanging. In november zat ik al aan 25 goals. We aten pannenkoeken voor het Kerstmis was, serieus. Laat het een les zijn. Je solt niet met een jongen die honger heeft!”

“Ik tekende mijn profcontract bij Anderlecht op 13 mei, mijn verjaardag. We kochten onmiddellijk het nieuwste FIFA-spel en een kabelpakket. Het was al het einde van het seizoen, dus ik zat gewoon thuis, maar de Belgische competitie was gek dat jaar. Anderlecht en Standard eindigden met evenveel punten, waardoor er testmatchen waren om te zien wie kampioen zou worden.”

Tijdens de eerste wedstrijd zat ik thuis tv te kijken als fan.

De dag voor de tweede wedstrijd kreeg ik een telefoontje van de coach van de reserves.

“Hallo?”

“Hallo, Rom. Wat ben je aan het doen?”

“Ik sta op het punt om te gaan voetballen in het park.”

“Nee, nee, nee, nee, nee. Pak je spullen. Nu meteen.”

“Wat? Wat heb ik gedaan?”

“Nee, nee, nee. Je moet nu meteen naar het stadion komen. Het eerste elftal wil je nu.”

“Je… Wat?! Ik?!”

“Ja, jij. Kom nu.”

Ik sprintte letterlijk naar de slaapkamer van mijn vader en zei: “Yo! Kom nu meteen je bed uit! We moeten gaan, man!”

En hij was zo van: “Huh? Wat? Waar naartoe?”

En ik weer: “ANDERLECHT, MAN.”

Ik zal het nooit vergeten. Ik kwam toe bij het stadion, rende naar de kleedkamer en de materiaalman zei: “Ok, jongen, welk nummer wil je?”

En ik zei: “Geef me nummer 10.” Hahahaha! Ik weet het niet, ik was waarschijnlijk te jong om bang te zijn.

Hij zei: “Spelers van de academie moeten nummers 30 en hoger nemen.”

Ik zei: “Ok, wel, drie plus zes is negen, en dat ik een cool nummer, dus geef me 36.”

“Die avond bij het hotel deden de oudere spelers mij een liedje voor hen zingen bij het diner. Ik herinner mij zelfs niet meer welk liedje ik koos. Mijn hoofd tolde. De volgende morgen klopte mijn vriend op mijn voordeur om te zien of ik wou gaan voetballen en mijn moeder zei “Hij is al weg om te spelen.”

Mijn vriend zei: “Waar dan?”

En zij zei: “De finale.”

“We stapten uit de bus bij het stadion, en elke speler kwam in een cool pak. Behalve ik. Ik stapte van de bus in een afschuwelijk trainingspak, en alle camera’s waren op mij gericht. De wandeling naar de kleedkamer was misschien 300 meter, zo’n drie minuten wandelen. Zodra ik binnenkwam in de kleedkamer, ontplofte mijn telefoon. Iedereen had mij op tv gezien. Ik kreeg 25 berichten in drie minuten tijd. Mijn vrienden werden gek.

“Gast?! WAAROM BEN JE BIJ DE WEDSTRIJD?!”

“Rom, wat gebeurt er? WAAROM BEN JE OP TV?”

De enige persoon die ik terugstuurde was mijn beste vriend. Ik zei: “Gast, ik weet niet of ik ga spelen of niet. Ik weet niet wat er aan de hand is. Maar blijf gewoon tv kijken.”

In de 63ste minuut mocht ik invallen. Ik rende op het veld voor Anderlecht toen ik 16 jaar en 11 dagen oud was. We verloren die dag de finale, maar ik was al in de hemel. Ik heb mijn belofte aan mijn moeder en mijn grootvader gehouden. Dat was het moment waarop ik wist dat we oké zouden zijn.”

“De Belgische spits... of de Belgische spits van Congolese afkomst”

“Het seizoen erna was ik nog steeds mijn laatste jaar op de middelbare school aan het afwerken en speelde tegelijkertijd in de Europa League. Ik moest vroeger een grote zak mee naar school nemen zodat ik mijn vlucht in de namiddag zou halen. We wonnen de competitie met veel verschil en ik eindigde als tweede voor de Afrikaanse Speler van het Jaar. Het was gewoon… gek.”

“Ik had eigenlijk wel verwacht dat dat allemaal zou gebeuren, maar misschien niet zo snel. Plots was de media mij aan het opwerken en grote verwachtingen van mij aan het krijgen. Zeker met het nationale elftal. Om de een of andere reden speelde ik gewoon niet goed voor België. Het lukte niet. Maar hey, komaan. Ik was 17! 18! 19! Toen het goed ging, las ik krantenartikels en ze noemden mij Romelu Lukaku, de Belgische spits. Toen het minder goed ging, noemden ze mij Romelu Lukaku, de Belgische spits van Congolese afkomst.”

“Als je mijn spel niet goed vindt, dan is dat goed. Maar ik ben hier geboren. Ik ben opgegroeid in Antwerpen, en Luik en Brussel. Ik droomde ervan om voor Anderlecht te spelen. Ik droomde ervan om Vincent Kompany te zijn. Ik kan een zin beginnen in het Frans en hem afmaken in het Nederlands, en er wat Spaans of Portugees of Lingala tussen gooien, afhankelijk van in welke buurt we ons bevinden.

“Ik ben een Belg. We zijn allemaal Belgen. Dat is wat dit land zo cool maakt, niet? Ik weet niet waarom sommige mensen ik mijn eigen land mij willen zien falen. Ik weet het echt niet. Toen ik naar Chelsea ging en niet speelde, hoorde ik hen lachen naar mij. Toen ik uitgeleend werd aan West Brom, hoorde ik hen lachen naar mij. Maar dat is oké. Die mensen waren niet bij mij toen we water bij onze ontbijtgranen deden. Als je er niet bij was toen ik niets had, dan kan je mij niet echt begrijpen.”

“Weet je wat grappig is? Ik heb 10 jaar Champions League-voetbal gemist toen ik klein was. We konden dat gewoon niet betalen. Ik kwam naar school en alle kinderen waren aan het praten over de finale, en ik had geen idee waar het over ging. Ik herinner mij nog 2002, de wedstrijd tussen Madrid en Leverkusen, iedereen was bezig over: “De volley! Oh mijn god, de volley!” Ik moest doen alsof ik wist waar ze het over hadden. Twee weken later, bij de les informatica, downloadde een van mijn vrienden de video van het internet, en zag ik eindelijk Zidane de bal in de bovenhoek schieten met zijn linker.”

“Het leven is te kort voor stress en drama”

“Die zomer ging ik naar zijn huis zodat ik Ronaldo Fenomeno kon zien in de finale van het WK. Al de rest van dat toernooi is gewoon een verhaal dat ik hoorde van de kinderen op school. Ha! Ik herinner mij dat ik gaten in mijn schoenen had in 2002. Grote gaten. Twaalf jaar later speelde ik in het WK.”

“Nu sta ik op het punt om aan een ander WK deel te nemen, en weet je wat? Ik ga mij herinneren om plezier te hebben deze keer. Het leven is te kort voor de stress en het drama. Mensen kunnen zeggen wat ze willen over ons team, en over mij.”

“Man, luister – toen we kinderen waren, konden we het ons niet eens permitteren om Thierry Henry op Match of the Day te zien! Nu leer ik elke dag bij van hem met het nationaal elftal. Ik sta naast de legende, in vlees en bloed, en hij vertelt mij alles over hoe je in de ruimte moet kruipen zoals hij vroeger deed. Thierry is misschien wel de enige persoon ter wereld die meer voetbal kijkt dan ik. We debatteren over alles. We zitten daar en debatteren over het Duitse tweedeklassevoetbal.”

Ik zeg zo: “Thierry, heb je de opstelling van Fortuna Düsseldorf gezien?”

En hij zegt: “Doe niet zo gek. Natuurlijk.”

“Dat is het coolste wat er is, voor mij. Ik wou gewoon echt heel erg graag dat mijn grootvader erbij kon zijn om het te zien. Ik heb het niet over de Premier League. Niet Manchester United. Niet de Champions League. Niet de WK’s. Dat bedoel ik niet. Ik wou gewoon dat hij er was om te zien hoe ons leven er nu uitziet. Ik wou dat ik nog één telefoontje met hem zou kunnen hebben, om het hem te laten weten… Zie je wel? Ik zei het toch. Je dochter is oké. Geen ratten meer in het appartement. Niet meer slapen op de grond. Geen stress meer. Het is goed nu. Het is allemaal goed… Ze moeten onze identiteitskaarten niet meer controleren. Ze kennen onze naam.”

© REUTERS

Aangeboden door onze partners

HOOFDPUNTEN

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen