Direct naar artikelinhoud

De moderne sprinter start liever in de buitenbaan

Schaatsers op de 500 meter hebben tegenwoordig profijt van een start in de buitenbaan. Vroeger was dat anders, maar de moderne sprinter heeft minder last van de snelheid in de laatste binnenbaan.

Sprinters Hein Otterspeer met muts), Kjeld Nuis en Jan Smeekens rijden zich warm voor de wereldbeker in Stavanger, vrijdag.Beeld Foto Douwe Bijlsma / ANP

Het erepodium van de 500 meter in Stavanger stond vrijdag haaks op de werkelijkheid van de laatste jaren. De beste drie rijders van de wereldbekerwedstrijd, de Noorse winnaar Havard Lorentzen, de Nederlander Hein Otterspeer en de Pool Arthur Was, startten hun sprintrace in de binnenbaan. Ze finishten, na de kruising halverwege, in de buitenbaan.

De trend van de laatste jaren, zo blijkt uit berekeningen, is precies omgekeerd: sprinters die aan de buitenkant beginnen en eindigen in de binnenbaan boeken betere resultaten. Het verschil bij een optelsom van belangrijke wedstrijden van de afgelopen vier jaar (Winterspelen, wereldbekers en WK-toernooien) geeft 9,5 procent verschil te zien. In 674 ritten waren er 367 zeges voor in de buitenbaan gestarte schaatsers en 307 voor de mannen die door loting de binnenkant was toegewezen.

Jan Smeekens werd in februari in Zuid-Korea, op de olympische ijsbaan van Gangneung, wereldkampioen op de 500 meter met een start vanuit de buitenbaan. Het was na lang volhouden zijn eerste grote succes. Het leek het bewijs dat Smeekens voordeel had van zijn loting.

Die waarneming werpt de Sallandse sprinter graag ver van zich. Smeekens zegt dat 'binnen of buiten' hem niet uitmaakt. 'Ik heb geen voorkeur.' Die neutrale opvatting is hem ingegeven door zijn coach, Jac Orie, die vindt dat een schaatser moet leren vanuit beide banen winnend toe te slaan. Toch kent ook hij de cijfers: 'Buiten starten lijkt voordeliger, ja.'

Het is het gevoel van achter iemand aanjagen. Dat je iemand voor je hebt. Een prooi? Ja, precies dat gevoel
Jan Smeekens

Prooi

Smeekens, over zijn glorieuze WK-rit tegen de Japanner Tsubasa Hasegawa op de Gangneung Oval. 'Ik startte buiten en liep op de kruising op hem in. Het gaat mij niet om de windschaduw. Die wind maakt me niet zoveel uit. Het is het gevoel van achter iemand aanjagen. Dat je iemand voor je hebt. Een prooi? Ja, precies dat gevoel.'

Het was de eerste keer in decennia dat een grote titel met een rit werd beslist. Tussen 1996 en 2016 werden de winnaars op de 500 meter bepaald na twee ritten. Wie in zijn eerste rit in de binnenbaan startte, kreeg voor zijn tweede race dan de buitenbaan toebedeeld. En omgekeerd. De overstap van één race naar twee races had te maken met het nadeel dat toen werd toegekend aan het starten in de buitenbaan: het omgekeerde dus van de huidige trend. De snelheid was na de invoering van de klapschaats zo hoog (rond de 60 kilometer per uur) dat de meeste schaatsers de binnenbocht aan het einde van de 500 meter niet konden houden, ver uitwaaierden en kostbare tijd verspeelden.

Volgens sprintcoach Gerard van Velde, de trainers van jonge kampioenen als Kai Verbij en Dai Dai Ntab, is het nog steeds onbegrijpelijk dat het sprinten, met zijn traditionele climax in de tweede rit, is teruggegaan naar één rit. 'Als kijksport was het toch geweldig, die twee ritten. Welke sprintliefhebber je ook spreekt, hij of zij snapt het niet. Ik vind het ook heel jammer en ik zou de schaatsbond willen aanmoedigen de selecties voor grote toernooien te beslechten over twee ritten. Noorwegen loopt ook niet in de pas met wat de ISU (wereldschaatsbond, red.) doet. Je krijgt over twee ritten, met alle kans op een missertje of een calamiteit, de beste schaatsers naar de Spelen, de WK en de World Cups.'

Naar olympisch kampioen Van Velde - de winnaar van de 1000 meter in 2002 - is niet geluisterd, toen schaatsbestuurders in 2014 in Dublin besloten de olympische 500 meter terug te brengen tot een enkele rit. Twee jaar na het ISU-congres in Ierland was de verzamelde jaarvergadering te Dubrovnik nog stelliger. Ook de wereldtitel op de 500 meter diende voortaan in één rit verdeeld te worden. Nederlandse protesten werden afgewezen. Het is het leidende principe in de schaatswereld. Stem nooit met het dominante Nederland mee.

Intussen moeten de schaatsers het ermee doen, met de versimpeling van de 500-meter competitie. Daarbij werkt de loting van de paren gemiddeld vervalsend, al bepaalt de loting niet altijd het resultaat. De Nederlander Hein Otterspeer, met 1.93 meter een lange man op twee ijzers, schaatste vrijdag, gestart in de binnenbaan, naar zijn eerste wereldbekermedaille op de 500 meter sinds 2012: zilver.

Otterspeer had zich donderdag nog intens verheugd op een start vanuit de buitenbaan, maar na een afmelding moest er opnieuw geloot worden en schoof de Zuid-Hollanders door naar de binnenbaan. Zijn tekst van donderdag was er een waarin hij de voordelen van de buitenstart benadrukte.

750 meter

Otterspeer: 'Ik ben iets trager op de eerste 100 meter dan de echte sprinters. Ik ben eerder een 1.000 meterrijder dan een 500-man. Zeg maar een 750-meter-rijder. Ik moet het op de 500 meer vooral van de laatste 300 meter hebben. In dat verband vind ik de eerste binnenbocht van een 500 lastig. Dat is een onderschat onderdeel van de sprint. De eerste buitenbocht is gemakkelijker om snelheid te genereren. Daarna schiet je de kruising op en heb je nog eens voordeel dat er iemand voor je zit. Dat brengt toch iets extra's met zich mee. Dat vind ik het voordeel van buiten starten en de eerste buitenbocht rijden.'

Benenbreker

Buiten starten betekent binnen finishen. De krappere binnenbocht naar het laatste rechte eind is een benenbreker. 'Nog steeds is dat zo,' benadrukt Jac Orie, de coach van Otterspeer en Smeekens. 'Die tweede bocht op de binnenbaan is voor veel mensen nog immer een probleem. Je ziet ze eruit wapperen.'

Coach Van Velde kan erover meepraten. Hij had als schaatser zelf vaak moeite met die laatste binnenbocht. 'Het voordeel van de hogere snelheid bij het ingaan van die bocht is dan opeens weg.' Ook ziet hij starten in de binnenbocht als een nadeel, net als Otterspeer. Een sprinter kan minder snelheid ontwikkelen. 'Als je daar iets te behoudend bent en iets te weinig snelheid ontwikkelt, dan heb je daar nog 300 meter lang veel schade van.'

Hoewel de cijfers in het voordeel spreken van starten in de buitenbaan en finishen in de binnenbaan trekken de beste sprinters zich weinig aan van dat statistische gegeven. Zo reed de Rus Pavel Koelizjnikov zijn wereldrecord (33,98 seconden) op de 500 meter twee jaar geleden in Salt Lake City met een ongunstige volgorde: binnen starten en buiten eindigen.

Van Velde: 'Normaal verlies je in zo'n laatste buitenbocht snelheid, maar Koelizjnikov kwam er zo hard uit. Hij nam snelheid mee naar de laatste 30, 40 meter. Heel bijzonder. De 500 meter is en blijft een kunststuk.'