© Jeroen Hanselaer

COLUMN. “In mijn fantasie wordt de sluikstorter een ongelofelijke smeerlap, die mij uitgekozen heeft om mij het leven zuur te maken”

Schrijver Jeroen Olyslaegers, winnaar van de Fintro Literatuurprijs, kijkt wekelijks in CittA met een saterblik naar zijn thuisstad Antwerpen.

De kou begint te bijten en dan moet ik denken aan sluikstorten tijdens de donkere dagen. Dat komt zo. In mijn straat verloopt het sluikstorten met pieken en dalen. Soms ben ik weken aan een stuk elke dag lege flesjes, bierblikjes en verfrommelde pakjes sigaretten uit mijn klimop aan het plukken, soms valt het mee. Klimop tegen uw gevel nodigt sommige mensen immers uit tot sluikse manieren. Sommigen laten hun rommel zichtbaar achter, anderen doen echt de moeite om hun leeggedronken blik werkelijk te verstoppen, alsof hun schaamte dat tikkeltje extra energie van hen verlangt.

Niks zo onnozel, o lezer, als vuilnis van een ander in uw eigen blauwe vuilzak te steken, alsof heel de stad een verwende puber is en gij de vader die af en toe zuchtend achter zijn rug dan toch maar die gedragen onderbroek in de wasmand gooit. Soms bevangt een colère me en schop ik zo’n blik een eind weg de straat in, word ik dus door die woede een deel van het probleem omdat ik het vertik op te ruimen na een ander. Sluikstorten is een uitdaging voor ieders burgerzin en ik ben echt geen heilige, hoewel mijn baard en haren zouden kunnen doen vermoeden dat Jezus mijn beste vriend is.

Jaren geleden, tijdens de wintermaanden, gaat het sluikstorten plotseling crescendo. Ineens zijn het dichtgeknoopte plastic zakken van de supermarkt, volgepropt met huishoudafval. Meestal vind ik er zo twee of drie terug tegen mijn gevel. Dat gebeurt een keer of drie na elkaar en mijn woede wordt haat. Nu weet ik dat haat vooral uzelf vergiftigt en ik zie mezelf graag. Maar het baat niet. Ik begin te fantaseren over de mens die dit op zijn geweten heeft. In mijn ogen wordt hij een ongelofelijke smeerlap, een klootzak die mij uitgekozen heeft om mij het leven zuur te maken en bovendien een lafaard. O, hoe zou ik graag die slinkse linkerhand van Satan op heterdaad betrappen! Wraak wil ik!

“No police, no police...”

Op een avond terwijl we aan het eten zijn, wordt de deurbel heel nadrukkelijk ingedrukt. We zitten op de eerste verdieping en ik open het raam om fronsend over de klimop heen te kijken wat er aan de hand is. Ik hoor de stem van mijn buurman Mustafa die altijd op een of andere manier over mij en het huis waakt en die nu roept dat ik naar beneden moet komen.

Eenmaal daar zie ik hoe hij de door mij zo gehate sluikstorter bij de kraag heeft gevat. Meer op heterdaad betrappen kan niet. Hij heeft nog een plastic zak in de ene hand en de andere staat aan zijn voeten. Mustafa dreigt met de politie, maar ik weet dat hij het maar half meent. Ik kijk immers naar de dader. Een magere snotneus van een jaar of veertien, bibberend in een dunne trainingsbroek en een sweater, smekend: “No police, no police…”

Hij vouwt zijn handen en ik kan geen wraakgod meer zijn. Blij ben ik evenmin. Ik vraag hem waar hij woont. Daar kan hij geen antwoord op geven. Wat een leven moet dat gastje leiden… Ik bezweer hem dat ik hem zal vinden als hij dit nog eens doet. Mustafa laat hem los. De kou bijt. Ik zucht ‘och jong…’ tegen mijn buurman. Doder kan een mus niet zijn. Geen dichtgeknoopte zakjes meer aan mijn gevel; dat dan weer wel.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Keuze van de Redactie

MEER OVER