Direct naar artikelinhoud
Column

De aanwezigheid van die personal trainer verraadde veel: de dichter was hier op aanraden van de dokter

De aanwezigheid van die personal trainer verraadde veel: de dichter was hier op aanraden van de dokter
Beeld Bob Van Mol

Daan Heerma van Voss is een Nederlandse schrijver.

Het was vreemd om hem hier te zien, in deze boksschool waar je je onbespied waande, waar je tussen het schrijven door neerstreek om je uit te leven op een zware bokszak, die je dreunen gedempt, bijna melancholisch incasseerde. Hij was de eerste dichter die je hier zag. Iets soortgelijks ging vermoedelijk in hem om; hij had evenmin verwacht om in deze kale, industriële hal, waar gewichtheffende mannen elkaar voortschreeuwen en de pompende hiphop bepaalt wanneer je in- en uitademt, een schrijver te zien. Eventjes keek hij betrapt, en toen brak een grote, hoekige glimlach zijn gezicht open.

Terwijl jij mepte en mepte, was hij, onder begeleiding van een personal trainer, met gewichten in de weer. De aanwezigheid van die personal trainer verraadde veel: de dichter was hier op aanraden van de dokter. Toen jullie eens tegelijkertijd op adem aan het komen waren, liet hij vallen dat hij een zware attaque had gehad. Na een herstelperiode moest hij zijn hart nu sterker zien te maken. Hij was negenenvijftig, en moest nog even mee. De boksbel ging. Jullie moesten door.

Nee, hij paste hier niet. Zijn ongemak kwam het duidelijkst naar voren wanneer zijn trainer de volgende oefening voordeed. Dan zag je zo'n gespierde, jonge vent door zijn knieën zakken en door de zaal kikkeren, of uit stand de ringen vastpakken om zichzelf tien keer op te trekken en weer te laten zakken. Even verwijdden de pupillen van de dichter zich, van verwondering, van vervreemding ook - wat doen mensen zichzelf toch allemaal aan?

Elke week zagen jullie elkaar, knikten jullie elkaar toe vanaf je eigen deeltje van het slagveld. Hij hupste hoofdschuddend rond, duwde een stang omhoog, terwijl zijn toch al piekerige haar steeds wilder ging zitten. Hij trainde altijd in het zwart. Nu je erover nadenkt, in het echt droeg hij ook zelden een andere kleur. Je ontmoette hem voor het eerst in 2010, vlak na je debuut, jullie traden na elkaar op. Hij, in het zwart gestoken en met puntige krokodillenleren schoenen, had een wat morbide uitstraling, iets grotesks, zoals Jack Nicholson of Tom Waits ook hebben - een air die duidelijk maakt dat ze weten dat leven lijden is, maar dat lijden onherroepelijk absurd is; je kunt dus maar beter lachen. Jullie wisselden oneliners uit. Dat hebben jullie sindsdien, bij de paar gelegenheden dat jullie het woord tot elkaar richtten, steeds gedaan.

Hij dichtte veel over de dood. Hij bezocht begrafenissen en wierp zich op als beschermheer van naamloze doden. Hij werd een schutsheilige, maar wel een heidense, die stelde dat angst voor de dood geen excuus was om slap te leven. Er moest gedronken worden, gedanst, gerookt, gedicht.

En ja, gesport, omdat het moest.

Vorige week zag je hem nog zwoegen, zweten, mopperen, glimlachen. En nu is hij dood. Weer dat hart van hem.

Voor je voeten staat een sporttas, je bokshandschoenen zijn ingevet, tijd om je handen in te zwachtelen. Het zal vreemd zijn om hem hier niet meer te zien, in deze boksschool waar je je door hem bespied waande. Hij is de eerste dichter die je hier nooit meer zult zien.