© Joren De Weerdt

In dit Antwerps natuurgebied zitten meer dan duizend giftige adders

Ooit trok ik vijf dagen met een slangenexpert door het Surinaamse regenwoud. Geen slangetje ­gezien, laat staan een giftig. Vandaag zet ik voorzichtig stapjes in de natte heidebodem van natuurgebied en gewezen militair domein het Marum, op de grens tussen Brecht en Wuustwezel. We zijn niet in de jungle, maar in de provincie Antwerpen. “Er zitten hier meer dan duizend adders, dus kijk maar uit waar je loopt.”

alain van veldhoven

ZOMERREEKS. Naar andere continenten reizen om jachtluipaarden en tijgers te spotten, is complete geldverspilling als je in de provincie Antwerpen woont. Iedere week gaan we in alle uithoeken van onze streek op zoek naar de bijzonderste creaties van Moeder Natuur. Uw reporter kon het grote geld van National Geographic en Planet Earth weerstaan, waardoor u de verslagen daarvan gewoon hier kunt lezen. Graag gedaan ...

“Hoe giftig zijn ze?” Het is zo ongeveer de eerste vraag die adderexpert Katja Claus (55) uit Merksem voor haar kiezen krijgt als we elkaar ontmoeten. “Je moet naar het ziekenhuis”, is haar eerlijke antwoord. Ze merkt dat ze me ermee overdondert. “Als je gebeten wordt, is het haast altijd je eigen schuld. Ieder mens reageert er ­anders op. Zowel ik als een collega van me hebben het al mee­gemaakt. Ik was er vanaf na vier uur ­observatie, een zwellingsremmer en antibiotica. Collega Dirk raakte zelfs niet meer op eigen kracht in het ziekenhuis van Brasschaat. Hij moest braken en de vinger waarin de slang beet, werd zwart. Ze hebben hem een nacht daar gehouden. Antigif gebruiken wij niet, daar heb je evenveel last van als het addergif zelf.”

© Joren De Weerdt

Met ‘wij’ bedoelt Katja het zeskoppige adderteam dat zich sinds 2011 onder haar impuls heeft gevormd. “Voor mij begon deze passie al in 1986, tijdens mijn studies biologie. Voor mijn thesis onderzocht ik hoe hagedissen reageren op de geurstoffen van slangen. Grappig is dat mijn promotor van toen nu ook deel uitmaakt van het adderteam. Met onze groep brengen we de adderpopulatie hier in kaart en publiceren we in wetenschappelijke tijdschriften.”

Het natuurgebied waar we naar op weg zijn is in deze periode van het jaar verboden terrein door het broedseizoen. Katja heeft een vergunning en een sleuteltje om de slagboom van de parking te openen. Ik voel me een vip die backstage mag bij een of ander bekend zomerfestival. Aangrenzend ligt het militaire domein Groot Schietveld: al helemaal een no-gozone. Vroeger was ook het Marum onderdeel van deze militaire zone, het diende als een soort buffergebied voor wanneer er ‘slecht gemikt’ werd. In 2010 werden de 315 hectaren van het natuurgebied na 120 jaar weer opengesteld voor het publiek.

“Ik ben blij dat we in Vlaanderen nog een paar mooie militaire domeinen ­hebben”, vertelt Katja als we met onze botten de eerste stappen in de vochtige heide zetten. “Het bulkt hier van de natuur. Nu en dan vliegt er eens iets in de fik door een schietoefening, maar heide kan wel wat hebben. Dit soort vegetatie is eigenlijk slechts seminatuurlijk en vergt beheer. De militaire activiteiten zorgen ervoor dat het gebied openblijft. Hier in het Marum zien we met ­lede ogen overal de berken weer uitschieten. Het Agentschap voor Natuur en Bos beheert het terrein, maar de middelen zijn beperkt. In het verleden konden we al eens een beroep doen op Europees geld om de heide te onderhouden. Bos is ook mooi, maar trekt nu eenmaal andere diersoorten. De ­adder voelt zich er niet thuis.”

© Joren De Weerdt

Geuren proeven

Nu en dan maant Katja de fotograaf en mij aan achter haar te blijven. Dit zijn de zones van de waarheid. Adders zijn koudbloedige reptielen. Hun leven draait om het reguleren van hun ­lichaamstemperatuur met behulp van de zon. Daarom zoeken ze open plekken op, net naast ruigtes waarin ze weer kunnen wegvluchten als dat nodig is. Daartussen sluipen we nu. Katja haalt stevige handschoenen uit haar rugzak en trekt ze aan. Denkt ze echt een slang te kunnen vangen? “Adders kunnen niet horen”, roept ze me toe. “Ruiken doen ze met hun gevorkte tong. Je zou kunnen zeggen dat ze geuren proeven!”

We hebben bot gevangen. Na ­anderhalf uur hebben we nog niets gezien, laat staan gevangen. De weersomstandigheden zijn nochtans ideaal. “Zo’n weertje waarbij je twijfelt of je een jas moet aantrekken of niet, dat is perfect,” vertelt onze gids. “Als het te warm is met te veel zon hoeven de slangen zich maar vijf minuten op te warmen en dan verstoppen ze zich weer voor de rest van de dag. Dat is ook de reden waarom ik je vroeg om ’s ochtends al af te spreken.”

© Joren De Weerdt

Reflexen aan, reflexen uit

Dan gebeurt het. Ineens zie ik Katja uit mijn gezichtsveld verdwijnen. Als een keeper die plat gaat op een lage schuiver stort ze zich tegen de grond. Hebbes! De fotograaf en ik komen toegesneld. Het dier sist dreigend, maar Katja heeft het stevig beet. Met zijn kop haalt de adder uit naar de handschoen die hem omklemt. Ik zie het gif uit de holle tanden in het rond spuiten. De ­rode ogen met verticale pupillen kijken me strak aan. “Ben je niet bang dat hij door je handschoen heen bijt?” vraag ik bezorgd om de venijnige uithalen.

© Joren De Weerdt

“Nee hoor”, antwoordt Katja ­onverstoord. “Het moeilijkste is je reflex om terug te trekken uitschakelen. Daardoor zouden de giftanden van de adder kunnen afbreken. Dat is me gelukkig nog nooit overkomen.”

Onze gevangene is een zwanger vrouwtje, net zoals Katja voorspelde. Zeven jongen, telt ze door het slangenvel heen. “Deze addertjes worden straks levend geboren en zitten niet in eitjes, zoals bij reptielen gebruikelijk is. Het is een overlevingstactiek die slangen in koudere streken wel vaker toepassen. De embryo’s kunnen in het moederlichaam veel warmer gehouden worden.”

Ik mag het vel aanraken. Het voelt ontzettend zacht, maar toch stevig. Ik kan haast niet geloven dat er ook hele kikkers en muizen in dit dunne lijfje passen. Katja lijkt mijn gedachten te lezen: “Wist je dat ze genoeg hebben aan vijf muizen om een heel jaar te overleven? Ze dienen gif toe, wachten tot hun prooi bezwijkt en verorberen het arme diertje dan in één keer door hun kaken open te klikken. Met de mensen van het adderteam lachen we wel eens als we er eentje tegenkomen die zichzelf wat overschat heeft en met een gigantische bobbel in zijn lijf rondkruipt. Zwangere vrouwtjes, zoals deze, hebben het ook moeilijk, ze eten het hele jaar haast niets. Door de jongen in hun lichaam worden ze trager, maar er is ook gewoon minder plaats over voor voedsel.

© Joren De Weerdt

Kraak de addercode

Dan is het tijd voor het echte werk. De adder moet gefotografeerd, gewogen en gemeten worden. Daarvoor moet onze dame eerst in een plastic buis en nadien in een zakje aan een weegschaal. De gegevens worden zorgvuldig genoteerd. “De inbreng van mijn ex-promotor Dirk Bauwens heeft het adderteam veel bijgebracht”, vertelt Katja. “Hij ontwikkelde een opzoeksysteem waarbij we de adders op basis van de kopschubben veel makkelijker kunnen identificeren en catalogiseren. In het begin zocht ik overal maar wat. Nu focussen we ons op een beperkt aantal addergebieden die we frequent bezoeken. Vroeger ving ik gemiddeld 20 tot 25% gekende dieren, nu hebben we dat aantal naar 50% opgedreven. Zo komen we op basis van vangst en hervangst veel meer te weten over het gedrag, verplaatsingen en de grootte van de populatie. Hier bevindt zich de grootste concentratie giftige slangen van de Lage Landen. Ik wil niet beweren dat ik elk addergebied ken, maar ik heb zelf geen weet van een grotere adderpopulatie in West-Europa dan deze!”

Voor we weer naar de bewoonde wereld trekken, mogen de fotograaf en ik nog een gokje wagen naar het gewicht van de adder. Om beurten houden we de zak met de adder in onze handen. Net op het moment dat we haar op meer dan het dubbele van het juiste aantal gram schatten, vliegt Katja naar voor om een tik op het zakje te geven. “Ze was een aanval aan het voorbereiden”, deelt ze doodleuk mee. Met vrouwen en hun gewicht valt niet te spotten!

Het Marum is een meer dan 300 hectaren groot natuurgebied in de gemeentes Brecht en Wuustwezel. Door de natte heidevegetatie met omringende bossen en het nabijgelegen Groot Schietveld vind je er veel bijzondere diersoorten. Wandelpaden en infoborden ­helpen je op weg. Om de fauna te beschermen zijn er geen honden toegelaten. Er is ook geen parking. Laarzen en muggenmelk bleken bij ons bezoek geen overbodige luxe.

© Joren De Weerdt

© joren de weerdt

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Keuze van de Redactie

MEER OVER