Direct naar artikelinhoud

Nederlanders hoopvol over eigen leven, minder over de maatschappij

Winkelend publiek in het centrum van Amsterdam.Beeld ANP

Nederland telt voor het eerst in tien jaar meer optimisten dan pessimisten, jubelde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vorige maand. Zijn al die optimisten ook hoopvol over de toekomst? Dat valt tegen, blijkt uit de vandaag gepubliceerde Hoopbarometer – een poging om het gemoed van de burger te vangen door hoop en vertrouwen als uitgangspunt te nemen. Nederlanders scoren ­gemiddeld een 6,1 op een schaal tot 10.

De Hoopbarometer is een initiatief van de Erasmus Happiness Economics Research Organisation en het Institute for Leadership and Social Ethics. Vorig jaar lanceerden ze een pilot, dit jaar zijn de ­resultaten officieel.

De onderzoekers benaderden 1.600 Nederlanders met stellingen over hun hoop voor de toekomst. Hun reactie daarop is een graadmeter hoe ze denken over belangrijke maatschappelijke thema’s. Door daarnaast ook vertrouwen te onderzoeken, ontstaat een completer beeld van het gemoed van de Nederlander, denken de onderzoekers.

Hoopindex

Als iemand hoopvol is, dan is hij bereid zijn situatie actief te verbeteren. Pessimisme en optimisme daarentegen veroorzaken een passiever opstelling, vanuit de gedachte ‘er verandert toch niets’ of ‘het is goed zoals het is’.

De Hoopbarometer laat zien dat Nederlanders positief zijn over hun eigen leven. 35 procent verwacht het komende jaar verbetering, 10 procent een verslechtering. De overige 55 procent van de 1.600 respondenten verwacht geen grote veranderingen op dit gebied.

Ook denken de meeste Nederlanders (55 procent) dat de economie zal aantrekken. Dit komt overeen met de conclusies die CBS en SCP onlangs trokken over toegenomen consumentenvertrouwen en groeiend optimisme over de ontwikkeling van Nederland.

De belangrijkste thema's uit het regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst’ kunnen op beduidend minder enthousiasme rekenen. Zo verwacht 57 procent van de respondenten een verslechtering op het gebied van klimaat, terwijl 8 procent op verbetering mikt. Ook bij thema's als onderwijs (25 procent versus 20 procent) en de zorg (35 versus 19) schiet het vertrouwen tekort. Dit staat dus haaks op het positieve beeld dat Nederlanders over hun eigen leven hebben. Hoop en pessimisme kunnen naast elkaar bestaan.

‘Je kunt hoopvol op je eigen eilandje zitten en tegelijkertijd het gevoel hebben dat belangrijke maatschappelijke instituten tekort schieten,’ verklaart onderzoeker Emma Pleeging van de EHERO.

Volgens Paul Dekker, die voor het SCP het Continu Onderzoek Burgerperspectieven uitvoert, komt het beeld uit de Hoopbarometer overeen met andere onderzoeken. ‘Uit ons laatste onderzoek in maart bleek dat mensen over het algemeen een stuk optimistischer zijn geworden, maar als het aankomt op culturele argumenten als onverschilligheid, egoïsme en polarisatie zijn ze juist pessimistischer.’

Consumentenvertrouwen CBS

Dekker vraagt zich af in hoeverre ‘hoop’ een nieuwe dimensie toevoegt aan het beeld dat uit andere indexen naar voren komt. ‘Voor veel mensen zijn vertrouwen, tevredenheid en hoop diffuse gevoelens die lastig vallen te duiden.’

Verrassender: personen tussen 45 en 54 jaar zijn minder hoopvol over de toekomst dan overige leeftijdsgroepen. En mensen van niet-westerse afkomst zijn hoopvoller dan autochtone Nederlanders en migranten uit andere westerse landen. Ook blijken werknemers in loondienst minder hoopvol dan zelfstandigen.

Wat betreft het vertrouwen in maatschappelijke instituten scoort de lokale politie met een 6,49 het hoogst. Religieuze instituten bungelen met een schamele 4,4 onder aan de vertrouwens­index. Het rechtsstelsel, het leger, de eerlijkheid van verkiezingen en de nationale overheid scoren een krappe voldoende, terwijl politieke partijen en politici het met een onvoldoende moeten stellen.

‘Hoe verder iemand van je afstaat, hoe minder vertrouwen er is’, zegt onderzoeker Pleeging. ‘Mensen vertrouwen hun familie, buurtbewoners, maar hebben minder vertrouwen in vreemden. De lokale politie staat wat dat betreft dichter bij de mensen dan politici in Den Haag.’