Sylvia Huang: gevoelig, maar ze miste een tikkeltje vaart

© BELGA

Sylvia Huang liet ons in de finale opnieuw de gevoelige muzikaliteit zien die ons van bij het begin fan van haar maakte. Maar misschien miste ze een tikkeltje virtuositeit en vaart.

Anna Vermeulen

Wie?

Sylvia Huang heeft haar favorietenrol niet zomaar aan haar Belgische wortels te danken. Het hele concours lang ontwapende ze ons met oprecht en fragiel spel. Mozarts melodieën deed ze met de zuiverste transparantie door het orkest zweven, en schijnbaar moeiteloos toverde ze Ysaÿes venijnige dubbelgrepen om in klankparels. Het was aftellen naar vanavond, om opnieuw in haar klank te mogen verdrinken.

Nieuwe-noten-visie?

Huangs orkestervaring was aan het woord in haar intelligente en mededeelzame greep op het vers geschreven ‘Fidl’. Voor de nootjeswirwar schrok ze niet terug, maar ze haalde er helder de juiste gestes uit en vertelde ons zo het verhaal, van volks brommende dreuntonen, gefloten melodieën, etude-grapjes en tintelende natuurpoëzie, dat bij Luke Hsu ontbrak. Huangs hese tonen krasten niet, maar kropen onder je vel.

Schoonspraakniveau?

Dvorak met haar oud-collega’s van het Nationaal Orkest op het podium beloofde magie, en die kregen we vooral in de tweede beweging. Huang wiegde daar heen en weer van aaneengelijmde honingzoete melodieën op de lage snaren naar mini-driftbuitjes. Ze zocht en vond er de verstilling. In de eerste beweging leek het wel alsof ze haar rug naar ons wilde toedraaien om zo nog inniger met de houtblazers in gesprek te kunnen gaan. En opnieuw sprak uit elk van de zinnen haar scherpzinnig inzicht in hun grammatica.

Schakelcontrole?

Eigenlijk schoot de bedenking al tijdens het plichtwerk te binnen: misschien mist Huang toch wat chilipeper onder haar vingers? Zowel in deel één als de finale van Dvoraks zonderlinge wedstrijdconcerto deed ze het orkest toch flink vertragen. Haar vingers scheerden net niet ras genoeg over de hals van de viool. Tussen het geinig, jongensachtige gehuppel misten we dus wat Boheemse branie.

Concertpotentie?

Het was Huang in de finale om muziekmakerij te doen, niet om de overwinning. Dat vertelde ze zelf en het bleek duidelijk uit haar spel. Ze liet ons opnieuw alle kwaliteiten zien die ons fan van haar maakten: intiem samenspel, ingetogen vertelkracht en gevoelige muzikaliteit die in ronde tonen uit haar viool drupt. Laat ons hopen dat dat zal volstaan om Huangs Dvorakconcerto tot zaterdag in het geheugen van de juryleden te griffen.

Luke Hsu

Ook Luke Hsu speelde gisteren zijn finale. Op zijn finaleconcert verblufte hij met zijn techniek, maar niet met zijn zin voor drama. In totaal zijn er twaalf finalisten, die van maandag tot en met zaterdag elke avond per twee het beste van zichzelf laten zien.

Wie?

Deze glimlachende Amerikaan werd in 2015 al na de eerste ronde uit de wedstrijd gekegeld, maar nu speelt Luke Hsu de finale met talloze andere wedstrijdmedailles op zijn vest geprikt. Zijn recitalproef maakte al indruk met een theatraal verpakte Prokofievsonate en racende hedendaagse noten bij Bram Van Camp. Het ietwat vierkantig geluid van zijn Mozartconcerto baarde ons wel wat zorgen.

Kras-gehalte?

Dat was maar half terecht, zo bleek uit ‘Fidl’ (het plichtwerk van de finale). Hsu kwam niet altijd mooi boven het orkest uit, maar of dat aan zijn nogal gecomprimeerde klank, het orkestspel of Kimmo Hakola’s partituur lag, was moeilijk op te maken na één avond. Ja, Hsu ging misschien iets te vlakjes voorbij aan de constante sfeerwissels van de muziek, en van het eolisch getinkel bleef niet veel over. Maar de violin-hero openingsriff en het letterlijk stampvoetend einde krasten dan wel weer uitstekend. Bijna alle noten van deze krachttoer kwamen precies uit Hsu’s instrument. En uiteraard: alles aan een moordtempo.

Zakdoekmoment?

Hsu deed zijn vestje af en draaide zijn glimlach om in een frons voor de hoofdact, maar toch kon je met zijn Tjsaikovskiconcerto niet lekker mee snotteren. Daar was gewoonweg geen tijd voor. Van aan Hsu’s nogal on-tragische intro tot aan de flitsfinale, waar er haast rook uit zijn vingers leek te komen, luisterden we met open mond. Het was vooral de strijkstok die ons deed duizelen: die hamerde, wipte, grifte en ronkte om Tjsaikovski’s virtuozenkunstjes niet met slagroom, maar tabasco te besprenkelen.

Laserprecisie?

Maar dan de keerzijde. Voor alle atletiek kregen we nogal vlakke zinnen in ruil. Hsu bouwde geen bergjes en dalletjes en verfde met een beperkt paletje klankkleuren. Dat stoorde eigenlijk niet in Tjsaikovski’s smartlapperige tweede deel. Het lichtjes afstandelijke spel was daar juist opluchtend. Maar in de finale klonterende alle spelenergie samen tot een gespannen toon, en zo bleef er voor drama en suspense te weinig plek over.

Eindoordeel?

Je zou je neus kunnen optrekken voor spel dat haast volledig op atletiek berust, maar geloof ons: dat van Hsu was daarvoor te fascinerend. Hij is misschien geen volledig muzikant, maar wel één waar we ons een avondje flink mee geamuseerd hebben.