© BERT DE DEKEN

INTERVIEW. Gedeputeerde Kathleen Helsen voelt zich goed in haar nieuwe rol

Kathleen Helsen stapte een maand geleden over van het Vlaams Parlement naar het ­Antwerpse provinciebestuur.

Hoewel haar hart lag in de commissie ­Onderwijs, waarvan ze voorzitter was, heeft ze de knop snel omgedraaid.

Guy Van Nieuwenhuysen

Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen maakte CD&V campagnefilmpjes waarin de partij lokale lijsttrekkers uit de Kempen samen met Kathleen ­Helsen (53) uit Herselt opvoert. Kathleen is op dat ogenblik nog Vlaams parlementslid. De interviewer legt de duo’s steeds enkele dilemma’s voor. Zoals deze:

Koffie of thee?

Kathleen Helsen: Koffie, ­uiteraard.

Gedeputeerde van de provincie of Vlaams parlementslid?

Dat hebben ze me toen niet gevraagd.

Dat is waar, maar wat is het ­antwoord?

Het zou toen anders zijn geweest dan nu. Vandaag zeg ik: ­gedeputeerde.

Hoewel het niet in de sterren geschreven stond dat u gedeputeerde zou worden.

Nee. Ik heb zelf ook nooit gedacht dat dit interessant zou kunnen zijn.

Heeft u die functie alleen te danken aan het feit dat u een vrouw bent?

Nee, maar het heeft meegespeeld. Een partij die mee wil besturen, bekijkt wie ze in haar groep heeft om een bepaalde functie op te nemen. Onze partij heeft twee vrouwen extra op de provincielijst gezet voor het geval het nodig was op hen een beroep te doen. Het ging er niet alleen om dat ik een vrouw ben, maar ook of ik geschikt zou zijn voor die functie. CD&V heeft me, ­weliswaar onverwacht, enkele maanden voor de verkiezingen gevraagd of ik bereid zou zijn gedeputeerde te worden. Ik heb mijn bezorgdheid geuit, vooral over de voortzetting van mijn werk in de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement. Ik was overtuigd dat ik niet zou verhuizen naar de deputatie.

Dat gebeurde wel. Peter Bellens moest plaatsruimen voor een vrouwelijke partijgenoot. Heeft u dat net als hij als een pijnlijke ­beslissing ervaren?

Voor mij was dat anders. Ik wist dat ik de klik moest maken. Ik ben iemand die in alles wat ik in mijn leven doe, vooruitkijk. Ik had me er dus mentaal op voorbereid, om snel te kunnen schakelen.

Heeft u uw bevoegdheden zelf ­kunnen kiezen?

Ja. Die waren nog niet verdeeld. De partij heeft vooraf wel bepaald welke thema’s voor ons belangrijk waren.

Onderwijs, toch uw dada, staat er niet tussen. Flankerend onderwijs wel?

Dat is een keuze die ik zelf heel bewust heb gemaakt. Het onderwijsbeleid wordt in Vlaanderen gemaakt, niet in de provincie. Die voert uit wat Vlaanderen beslist. Daar was ik bij betrokken. Met de bevoegdheid ‘flankerend onderwijs’ wil ik de link leggen tussen onderwijs en werk.

Hoe wilt u dat doen?

Er is veel lege ruimte tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. De aansluiting kunnen we met flankerende maatregelen beter laten verlopen. In diverse regio’s raken vacatures niet ingevuld. Ik wil bekijken hoe de aansluiting kan verbeteren.

Dat kunt u dan alleen maar voor het provinciaal onderwijs?

Helemaal niet. Gedeputeerde Luk Lemmens is alleen voor het provinciaal onderwijs bevoegd, maar mijn beleid is op alle onderwijsnetten en -niveaus in de provincie gericht.

In het pakket bevoegdheden zit ook het plattelands- en dorpen­beleid. Dat is een thema dat ook in uw verkiezingscampagne vaak aan bod kwam. Is dat ook een eigen keuze, of wil CD&V zich als een partij voor het platteland profi­leren?

CD&V heeft wel gezegd dat het wil inzetten op het plattelands-, dorpen- en landbouwbeleid. Maar een dorp bestaat ook in de stad. CD&V is geen plattelandspartij. Ook in Antwerpen of Turnhout heb je dorpen. Geel is een stad met dorpen, Herentals is een stad met dorpen. Het gaat ons niet om stad of platteland, maar om het dorp. Er zijn dorpen die een school hebben, waar openbaar vervoer en handel is, maar er zijn er ook waar De Lijn niet passeert, de school niet leefbaar is en winkels sluiten. Dat moeten veerkrachtige dorpen blijven, waar mensen op een aangename manier moeten samenwerken. Wat vraagt dat aan beleid? Wie speelt daarin een rol? Dat wil de pro­vincie bekijken. We willen samen met het dorp nagaan wat de ­uitdagingen zijn en hoe we die aanpakken. Vanuit die analyse, waarvoor we een monitor ontwikkelen, brengen we dat in kaart.

In uw campagne zegt u: elk dorp moet een bakker en bankautomaat hebben. Kunt u dat als gedeputeerde realiseren?

We willen de context bekijken. Vinden de mensen dat zelf belangrijk? Hoe die bakker dan aanwezig moet zijn, daarover moeten we nadenken. Want de wereld verandert en dat is ook voor ons een uitdaging. Die bakker moet ook kunnen overleven. En tegenwoordig kan je al veel betalen met alleen een smartphone. Maar lukt dat ook als de bevolking in het dorp vergrijst? Is een bankautomaat nodig als alle inwoners buiten het dorp gaan werken en onderweg tien automaten voorbijrijden?

Schepen Francis Stijnen introduceerde in het Turnhoutse gehucht Zevendonk een wekelijkse markt. Die heeft het een jaar volgehouden.

Vandaar die analyse en dat participatietraject. Als provincie willen we de integrale aanpak bewaken en op maat van het dorp werken. We hebben al heel wat gegevens verzameld en instrumenten ontwikkeld om die analyses te maken. We hebben proefgedraaid. Dat stellen we op punt. We gaan niet alle problemen oplossen. Lokale besturen moeten zich mee engageren. We gaan wel de verbindingen kunnen leggen.

De provincie is niet langer bevoegd voor cultuur, maar wel voor het provinciale cultuurhuis de ­Warande. U heeft er onlangs beloofd dat de provincie de Warande blijft steunen. Maar wat als de volgende Vlaamse regering beslist dat ze dat niet mag?

Wij hebben een duidelijke visie. We weten waar we met de ­Warande naartoe willen. We zorgen voor een schitterende programmatie en voor een vooraanstaande rol in de regio. Als Vlaanderen het anders ziet, moeten we samenzitten en overleggen. Maar we ervaren dat Vlaanderen niet nabij werkt. Het Vlaamse cultuurbeleid richt zich op de grote spelers. Vlaanderen laat de lokale besturen een grote vrijheid. Die krijgen op basis van een aantal indicatoren een bedrag uit het gemeentefonds en mogen er hun plan mee trekken. Het geld dat een gemeente vroeger voor jeugd, sport of cultuur kreeg, kan ze nu zelfs gebruiken voor de aanleg van riolen. Hoe ga je er dan voor zorgen dat cultuur doorsijpelt tot in elke huiskamer?

Uw voorganger Peter Bellens heeft zich tijdens zijn campagne geprofileerd als ‘Kempenknokker’. Moet u binnen de deputatie knokken voor de Kempen?

Ieder heeft zijn stijl. Maar Antwerpen is wel een provincie met een grote diversiteit. Het beleid dat je voert, kan daarom geen eenheidsworst zijn. Ik ben opgegroeid in een landelijke gemeente in de Kempen en ken die context heel goed. Binnen de deputatie ben ik een expert van de Kempen. Maar ik ben meer dan een vrouw die in de Kempen is opgegroeid. Ik heb ook veel expertise uit het Vlaams Parlement meegenomen, en uit het Herseltse schepencollege. Ik heb een combinatie van ervaringen die in de deputatie misschien nooit eerder aanwezig is geweest. Ik ken de noden van kleine gemeenten, ook die van Sint-Katelijne of Stabroek. Ik weet ook hoe Vlaanderen kijkt naar de dingen. Ik zie veel mogelijkheden om verbindingen te leggen die er vandaag niet zijn, maar die nodig zijn om stappen vooruit te zetten. Die verbindende rol wil ik spelen.

Over drie jaar vervangt Mireille Colson (N-VA) Ludwig Caluwé (CD&V) in de deputatie. Vanaf dat ogenblik bestaat de deputatie voor de helft uit Herseltse vrouwen.

Misschien kunnen we de deputatie in Herselt laten vergaderen? We gaan duurzaam te werk. College Jan De Haes is van Heist-op-den-Berg. Voor hem is Herselt dichterbij. Luk Lemmens moet dan wel van Antwerpen komen.

Heeft u met Mireille Colson al besproken hoe u Herselt bovenaan kunt plaatsen?

Nog niet. We moeten ervoor zorgen dat er in de provincie geen paniek uitbreekt en dat we met zijn allen een beleid blijven voeren dat goed is voor iedereen. Maar we kunnen wel tonen dat het hart van de provincie ook in het diepste puntje van die provincie klopt. Het is uniek dat er vanuit zo’n kleine gemeente twee gedeputeerden aan de slag zijn. Maar ik reken er vooral op dat we als provincie een rol kunnen blijven spelen.

Dat is geen vraag voor over drie jaar, maar voor binnen drie maanden. Er moeten nu belangrijke beslissingen worden genomen. Voor welk bestuursmodel kiezen we? Ik ervaar nu dat de provincie een bestuur is dat op een heel professionele manier werkt. Er is veel expertise bij het personeel. Dat is vergelijkbaar met wat er op het Vlaamse niveau voorhanden is, maar wel veel dichter bij de lokale besturen. De provincie slaagt erin de vertaalslag van Brussel naar de gemeenten te maken. Mét de provincie zie ik dat de besturen in die kleine gemeenten, die 15.000 of 30.000 inwoners tellen, in staat zijn om te doen wat ze moeten doen, omdat ze kunnen rekenen op een provincie die dat lokale niveau op een aantal vlakken kan overstijgen. Als we dat provinciaal bestuursniveau straks niet meer hebben, kunnen we niet anders dan kleine gemeenten fuseren tot grotere gehelen. Want Vlaanderen bestuurt niet nabij. De implementatie van het Vlaamse beleid gebeurt niet, of met haken en ogen, zonder de steun van de provincie.

Willen we een kwaliteitsvol bestuur in de gemeenten, dan moeten we de provincie een rol laten spelen, óf evolueren naar gemeenten van minstens 80.000 inwoners. De vraag is: kiezen we daarvoor in Vlaanderen? Kiezen we voor professionaliteit en nabijheid, of voor besturen op afstand? Die vraag ligt in mei of in juni op tafel. Het is rap gezegd om de provincies weg te cijferen, maar dat heeft enorme gevolgen voor de lokale besturen. Dat is het andere verhaal, voordat we over drie jaar met twee mensen uit Herselt de provincie kunnen gaan besturen.