© rr

“Voor ijshockey moet je schaatsen alsof je loopt”

De Antwerp Phantoms verdedigen de eer van onze stad in de BeNeLeague van het ijshockey. Maar de jeugdrangen raken maar moeilijk vol. “Kinderen moeten op hun zes jaar beginnen: ze moeten kunnen schaatsen alsof ze lopen.”

ANDREAS ROTTY

“Met de Olympische Spelen komt ijshockey wel even twee weken in de aandacht, maar anders is er veel te weinig tijd en plaats in de media voor onze sport”, zegt Buck Rombouts (42), eerste coach van de elites van Antwerp Phantoms. De Deurnese ijshockeyclub is de enige van Antwerpen. “Als je het vergelijkt met voetbal is het zo goed als niets. Dat is deels de reden waarom onze jeugdploegen niet vol genoeg zitten.”

En daar knelt het schoentje. “Om echt te kunnen ijshockeyen moet je eigenlijk van kindsbeen af op het ijs staan. Je mag niet meer nadenken over het schaatsen zelf, het moet hetzelfde aanvoelen als lopen of fietsen. Kinderen moeten op hun vijf of zes jaar beginnen, want vanaf twaalf jaar is het eigenlijk al te laat.”

Rombouts betreurt dat de stad geen vrije schaatsbeurten meer organiseert. “Vroeger had je van die gratis schaatsdagen met discomuziek. Toen ik tien was, kon je daar over de koppen lopen. Spelertjes van de jeugdploegen van het hockeyteam kwamen dan in hun tenue, andere kinderen kwamen dan zo in contact met de club. Op die manier kregen we jeugdspelers tot in de training.”

Maar de stad organiseert die vrije schaatsdagen niet meer. “Er is tegenwoordig ook zo veel anders te doen. Ook voor supporters: waarom zouden mensen in de kou naar ons komen kijken als er zo veel andere activiteiten zijn?”

Maar het begint te beteren, merkt Rombouts. “De club doet er alles aan om jeugdspelers te lokken. We hebben een paar weken geleden nog een vrije schaatsbeurt georganiseerd en we nodigen jeugdverenigingen en scholen graag uit om eens met een helm en een stick rond te schaatsen. Veel van hen beseffen dat in ijshockey het tempo veel hoger ligt dan in andere sporten. Een voetballer moet soms minuten wachten voor hij de bal in de voeten krijgt, bij ijshockey is het een kwestie van seconden. De puck glijdt in topwedstrijden soms aan snelheden van 160 tot 180 kilometer per uur.”

Hard imago

Misschien heeft ijshockey een te hard imago. Veel mensen kennen de sport enkel van de hardste beelden, namelijk de impressionante botsingen of spelers die met elkaar op de vuist gaan. “Twintig of dertig jaar geleden werd er veel harder gespeeld, nu worden de regels strenger toegepast en wordt er minder gevochten. Het blijft een contactsport, maar spelers zijn voldoende beschermd met hun uitrusting. Ik denk dat op zondagochtend eerder voetballers dan ijshockeyers bij de spoed belanden.”

De Antwerp Phantoms doen het ondertussen al een tijd erg goed, ondanks het vrij lage ledenaantal. “De Phantoms zitten al jaren mee aan de top en zitten zeker bij de beste vier clubs van ons land. In het verleden is de club geregeld kampioen geworden. We spelen mee in de BeNeLeague (competitie met zowel Belgische als Nederlandse clubs, red.). Dit jaar zijn we in de reguliere competitie jammerlijk niet bij de eerste acht geëindigd, dus kunnen we niet meedoen aan de play-offs. We hadden een hele reeks afwezigen en blessures de afgelopen tijd, waardoor we het met een praktisch halve ploeg moesten doen.”

En niet te vergeten: onze nationale ploeg. “Eind april vindt het WK plaats in Nederland”, zegt Rombouts. “Ik denk dat een stuk of vijf van onze spelers een heel goede kans maken om bij de selectie te zitten. Daar ben ik trots op.”

De Olympische Spelen zijn evenwel nog een verre droom. “Voor de Spelen moet je ongeveer bij de beste vijftien zijn, België staat meestal rond de vijfendertigste plaats.” Er moet iets veranderen, vindt de coach. “In ons land is er geen wintersportcultuur. Kijk maar naar snelschaatser Bart Swings, een topper die een crowdfunding op poten moet zetten om deel te kunnen nemen aan wedstrijden.”