Direct naar artikelinhoud
reportage

“Brokstukken, soms zo groot als tennisballen, stortten neer”: terug naar de ingestorte Morandibrug in Genua

War er overgebleven is van de Ponte Morandi.Beeld JONAS LAMPENS

Stefano Bruzzone schuift zijn bureaustoel achteruit en trekt zijn broek op. Hij zucht diep als een paard en kijkt een horde blote vrouwen in de ogen. Die hebben lang haar en hangen aan de muur. Stefano wandelt de container uit, drukt met de schoenpunt een zelfgerolde sigaret tegen het grind en staart naar wat rest van een brug. “We komen dit wel te boven”, zegt hij. Bericht uit Genua, sempre La Superba.

“Die 14de augustus leek een dag zonder geschiedenis”, zegt Stefano. “Het regende onophoudelijk. De hemel was één groot, grijs canvas.” Een truck passeert het metalen hek en draait de parkeerplaats op. Stefano Bruzzone knikt de chauffeur toe. Hij is de poortwachter van deze vale, uitgestrekte betonvlakte. Een grote parking, waar vooral chauffeurs uit Genua hun vrachtwagens voor de nacht kunnen neerzetten, om dan richting huis te trekken – een camion zet je niet zomaar voor de deur thuis. Het is donker en koud, licht van koplampen flitst ons voorbij.

‘Jarenlang reden we onze dood tegemoet, iedere dag, zonder het te weten. Als ik daar te lang over nadenk, sla ik tilt’
Giovanni Martino, trucker

Iedere avond wanneer de vrachtwagenchauffeurs het terrein oprijden, noteert Stefano de nummerplaat, het uur van aankomst en daags nadien ook het uur van vertrek. Dat is zijn job, al twee jaar, hij werkt vanuit een omgebouwde container. Hij kijkt uit op de Morandibrug. Alleen is dat uitzicht nu veranderd en dat kan Stefano niet vatten. Hij schopt een steen voor zich uit en vertelt.

“De storm woedde hevig, dus verschool ik me in het wachthuisje. In mijn herinnering hagelde het ook, althans zo klonk dat in de container, alsof er iemand met een machinegeweer op het dak schoot. De trucks passeerden aan het raam en claxonneerden. Ik zag alleen wazige contouren en noteerde het uur van aankomst. Nadien zou ik alles wel verifiëren, na de storm. Ik zat op mijn bureaustoel en schrok op na een enorm heftig, dof en daverend geluid. BOEM. Ik dacht aan gedonder, een blikseminslag, wist ik veel. Nadien keek ik door het raam en kon mijn ogen niet geloven. Porco dio (God is een varken, red.).”

Stefano Bruzzone, poortwachter van de vrachtwagens: “Ik keek door het raam en kon mijn ogen niet geloven.”Beeld JONAS LAMPENS

De chauffeur die daarnet passeerde, komt er bij staan. “Ciao Stefano.” Hij klemt zijn handen om een aansteker. De hoge vlam verlicht zijn gezicht, de sigaret ontbrandt. De trucker heet Giovanni Martino en hij hoeft niet te vragen waarover het gesprek gaat.

“Zeg het hem maar, Stefano. Zeg maar dat wij hier jarenlang onze dood tegemoetreden, zonder het te weten.” Giovanni blaast de rook niet uit, hij laat die langzaam uit zijn mond en neus ontsnappen. “Iedere dag reed ik die brug op, járen aan een stuk. Ie-de-re dag. Meer nog: tien minuten voor de instorting reed ik over het viaduct. Als ik daar te lang over nadenk, sla ik tilt.” Truckers praten dagelijks over de ramp, zegt hij. Dat ze allemaal dood konden zijn, allemaal. “Rijd ik nu een brug over, dan trillen mijn benen.”

Tot net voor de middag, die 14de augustus, telde de Morandibrug drie grote pijlers. Met metalen kabels, ingebed in een betonnen omhulsel, loodsten de pijlers de druk bereden autoweg over de uitgedroogde rivierbedding van de Polcevera. Meer dan enkel een waterweg, hing de brug ook dreigend boven een aantal flatgebouwen, boven een spoorweg en boven de loodsen van Amiu Genova, het lokale afvalverwerkingsbedrijf. Het zijn de kabels van de meest westelijke pijler die het begaven, waarna de weg kantelde, afbrak en de betonplaten 45 meter diep naar beneden stortten. Kort daarna kwam ook de ­pijler zelf naar beneden. In een paar seconden tijd kreeg de dag een geschiedenis. Drieënveertig doden.

‘De Morandibrug legt de ziel van ons land bloot. Die ziel is onverschillig. Dit is Italië. Eerlijk zijn wij niet’
Andrea Giachino, buurtbewoner

“Die brug maakte deel uit van onze identiteit.” De as van Giovanni’s sigaret licht rood op. “Het was een landmark, een goudader. Waarom staan al die vrachtwagens hier? Omdat ze nodig zijn. Genua is een van de grootste en belangrijkste steden van Italië (na Rome, Milaan, Napels, Turijn en Palermo, red.), hier wonen bijna 600.000 mensen en velen zijn afhankelijk van de haven. ’s Morgens rijden wij de dokken in, halen containers op en rijden over de Morandi naar het noorden, naar Milaan of Turijn. Nu de boel is ingestort, loopt de economische schade dagelijks op. Er loopt een alternatieve route voor vrachtverkeer en luchthaventaxi’s door de haven, maar die kan niet op tegen de snelheid en de toegankelijkheid van de Morandibrug. Dit verhaal is verre van gedaan.”

Stefano wringt tegen: “Rustig Giovanni. De bijnaam van Genua is niet zomaar La Superba (de trotse, de hoogmoedige, red.). We komen dit wel te boven.”

Blauwe plek

Wat verderop is het vreemd om te zien: politieagenten die op een paar tientallen meters van de brug, verscholen in hun prefabwachthuis, luisteren naar trillingen. Tientallen sensoren zijn bevestigd op de resterende twee pijlers van de brug en de rest van het wegdek, en naargelang de stabiliteit mogen mensen onderdoor passeren. Dit is Italië, een land met een bijsluiter die niemand leest. Soms is de toegang tot de ‘rode zone’ een paar uur gesloten, zeker als het regent of hevig waait, dan blokkeren agenten de weg. Soms voor een halfuurtje, een voormiddag of de hele nacht. Nadien rijden wielertoeristen onder de betonnen constructie en vrachtwagens en Vespa’s en is er niets gebeurd.

Giovanni Martino (l.), naast Stefano Bruzzone: “Tien minuten voor de instorting reed ik nog over het viaduct.”Beeld JONAS LAMPENS

“Die sensoren, wat een grap.” Het is nog altijd avond in Genua. Cafégast Andrea Giachino drinkt zijn glas leeg en wrijft het schuim uit zijn zwarte snor. Hij werkt voor het afvalverwerkingsbedrijf Amiu Genova onder de brug. “Ons leven hangt nu af van een sensor. Fantastico!” In Bar Massa, vlakbij de brug, is het licht wit. Hier drinken de vuilnisophalers van Amiu ’s morgens koffie en ’s avonds bier. Sinds 14 augustus ligt het script vast. Eentje begint over de brug en het glas loopt over. Deze buurt is de blauwe plek van Genua, van Italië. Kijken doet geen pijn, maar even duwen en het leed laait op. “De Morandibrug legt de ziel van ons land bloot”, zegt Andrea. Er volgt een handgebaar. “Die ziel is onverschillig. Dat weten we. Italianen wenden de blik af, wij allemaal. Straks doen we dat opnieuw, als de brug is vervangen. Dit is Italië. Eerlijk zijn wij niet. Maar wat ik u zeg, is waar.” Barman Massimiliano valt hem bij. “Zeg het maar, Andrea, de waarheid heeft haar rechten.”

Net na de instorting gingen de hulpdiensten uit van honderden doden

- “Niemand die over een mirakel spreekt.”

“Wat zouden ze, het lijkt te vreemd om zo’n woord te gebruiken als er 43 mensen sterven. Juist hè, meneer. Of niet?”

- “Daags voor Maria Hemelvaart, Ferragosto, was het. Mensen waren thuis en moesten niet werken. Het was een soort, welja, brugdag. Was dit op een gewone werkdag gebeurd, ergens in september, dan spreek je over veel grotere aantallen.”

“Honderden. Schrijf maar op: tussen de 200 en 300 doden. Een mirakel is het.”

- “En het regende, nog een reden voor het weinige verkeer. Mensen bleven binnen.”

Dio mio. Mijn god.”

De ziel waarover Andrea praat, werd met de voeten getreden nog voor de omvang van de ramp duidelijk werd. Overigens, net na de instorting gingen de hulpdiensten effectief uit van honderden doden. Zo werd al het personeel van het grote Ospedale Policlinico San Martino per sms uit vakantie teruggeroepen – ‘200 à 300 doden’, stond er te lezen in het berichtje dat ze op hun gsm kregen.

Een ingenieur van de universiteit van Milaan, Carmelo Gentile, raadde een jaar voor de ramp na onderzoek van de brug aan om de pijlers snel te renoveren. Door de betonnen sarcofaag rond de metalen kabels was corrosie moeilijk te meten en vreesde Gentile voor onzichtbare schade, voor gevaar. Een kleine barst in de betonwand volstond om het metaal te corroderen, gezien de zoute lucht in Genua en de zure dampen van de nabijgelegen fabrieken. Dat erkende Riccardo Morandi eind jaren 70 al. Morandi is de architect van de brug. Nog geen vijftien jaar na de bouw rezen er al twijfels. Liet één pijler het afweten, dan waren de anderen niet in staat de druk en het gewicht op te vangen. Anders gezegd: één probleem en de constructie was om zeep.

Bulldozers zijn bezig aan de afbraak van de brug. Binnen een jaar zou er een nieuwe moeten zijn, maar niemand die dat gelooft.Beeld JONAS LAMPENS

De schuld van Europa

Uiteindelijk stond de renovatie op de planning, ergens in het najaar van 2018, maar liep het dossier vertraging op. Na de ramp wees iedereen naar iedereen. De rechtse, populistische Italiaanse regering telde niet tot tien en kneedde het leed van Genua tot het precies in hun kraam paste. Zowel de extreemrechtse Lega Nord, bij monde van vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken Matteo Salvini – “Het is de schuld van Europa en hun opgelegde besparingen” – als hun populistische coalitiepartner, de Vijfsterrenbeweging, bij monde van Danilo Toninelli, minister van Infrastructuur enTransport – “het is de schuld van de wegbeheerder” – wreven de verantwoordelijkheid van zich af, als stof op hun schouder.

‘Brokstukken, soms zo groot als tennisballen, stortten neer. Telkens keken wij omhoog en lachten: wanneer gaat dat ding hier instorten?!’
Andrea Giachino, buurtbewoner

Saillant detail: in 2016 stemde de Vijfsterren­beweging tégen de hoge renovatiekosten. Dat viel op hun website te lezen, waarna het document plots verdween, en plaatsmaakte voor een brandbrief gericht aan de beheerder van de brug, Autostrade per L’Italia, die het grootste deel van alle Italiaanse snelwegen onderhoudt. Of alleszins verondersteld wordt dat te doen.

Bijkomend: de Lega Nord, in tegenstelling tot de Vijsterrenbeweging, viel de beheerder niet af en bleef wijzen naar Europa. Waarom? De Lega Nord kreeg in 2006 een royale donatie van 150.000 euro van Autostrade – net als andere politieke partijen, overigens. In 2008 stemde Salvini in het parlement voor een hernieuwing van de licentie van Autostrade. Daarbovenop duurde het behoorlijk lang vooraleer de Italiaanse regering een nooddecreet klaar had ter rehabilitatie van de hele regio, en ter anticipatie op andere infrastructurele rampen.

Al die tijd tikte de klok in Genua. De frustratie groeide alleen maar toen de Lega Nord snel een resem andere, controversiële maatregelen in het decreet pleurde, zoals het afremmen van bepaalde milieuwetten. En om het helemaal af te maken: Autostrade behoort tot moederbedrijf Atlantia, dat dan weer voor 30 procent in handen is van de onbegrensd rijke familie Benetton, van het gelijknamige modewerk.

Atlantia maakte in de eerste zes maanden van dit jaar een half miljard euro winst en reageerde volgens de Genuezen te lauw op de ramp, te onverschillig.

Dat is de bijsluiter, het complexe, politieke web dat wordt gesponnen en het zicht op het leed verhindert: een ingestorte brug en 43 doden.

Seydou Ballu (l) en Youssouf Ouedraogo werken als vrijwilliger voor het Rode Kruis, dat voor de opslag van spullen zorgt van bewoners die hun woning verloren.Beeld JONAS LAMPENS

Er staat een vers glas bier klaar voor Andrea aan de toog van Bar Massa. “Onze werkplaats van het afvalverwerkingsbedrijf lag tot voor kort recht onder de brug”, zegt hij. “Altijd droegen wij een helm. Ooit al een vuilnisman met een helm gezien? Die gele tsjoep beschermde ons tegen stenen. Brokstukken, soms zo groot als tennisballen, stortten neer. Telkens keken wij omhoog en lachten: ‘Wanneer gaat dat ding hier instorten?!’ Kort na de 14de augustus hebben we Mirko en Bruno begraven. Twee vrienden, twee collega’s. Mirko Vicini en Bruno Casagrande. Zij waren laat terug van hun ronde. De rest van het personeel stond al onder de douche. Evengoed stonden die allemaal onder de brug te schuilen tegen de regen. Zal ik er een tekeningetje bij maken?”

‘Het leed is niet alleen materieel, maar ook psychisch: het idee dat alles onherroepelijk is veranderd’
Silvio Caltanella, kapitein bij het Rode Kruis

Andrea praat beheerst. Af en toe strijkt hij zijn baard recht. “Dat is de ziel: weten dat de brug er slecht aan toe is, en toch lachen, wegkijken en niet ageren. Onder de slachtoffers vind je Italianen, maar ook mensen uit Chili en Albanië. Hoe leg je dit uit? Na de ramp zwaaiden nationale politici hier met een zakdoek. Ze hadden een helm op. We hebben ze sindsdien niet meer gezien.

“Gaat er iets veranderen? Ja, er komt een metalen brug in de plaats. Binnen een jaar al, maar dat gelooft niemand. En nadien? Dan raakt dit verhaal vergeten en stort er straks elders in dit land een brug in.”

Dakloos

De volgende ochtend zien we Seydou Ballu en Youssouf Ouedraogo, twee jonge mannen uit Ivoorkust en Burkina Faso. Ze wrijven hun handen warm. Beiden dragen een wit hesje met een rood kruis. De Afrikanen staan in het midden van het brede gangpad van het business center, een duur woord voor een complex dat allerlei bedrijven en een grote loods huist. Ze laden kratten water uit een bestelwagen, op een paar honderd meter van de brug. “Gooi maar, het zijn toch plastic flessen.” Seydou en Youssouf zijn asielzoekers. Ze werken vrijwillig.

Eén man houdt de bevoorrading in de gaten: de gladgeschoren kapitein Silvio Caltanella. Hij staat aan het hoofd van het Croce Rossa Italiana – Corpo Militare, de militaire afdeling van het Rode Kruis. Mannen met ervaring, ze waren erbij toen de aarde trilde in L’Aquila en ruimden anderhalve maand geleden puin in de Ligurische havenstad Rapallo, niet ver van Genua, toen een storm een vloot zeilboten en jachten stuk­sloeg tegen de kade. “Wij zijn hier dagelijks met acht à tien vrijwilligers”, zegt Caltanella. “Vooral als hulpverlener, maar ook als klankbord. Het leed is niet alleen materieel, maar ook psychisch: het idee dat alles onherroepelijk is veranderd.”

Aan de loods is het een af en aan rijden van bestelwagens die spullen van bewoners komen stockeren, gered van de sloop.Beeld JONAS LAMPENS

Aan de oostkant van het bedrijventerrein is een grote hangar opgedeeld in drie hallen. De capitano trekt de deur van de eerste hal open en weert het invallende zonlicht met zijn rechterhand. De grond is opgedeeld in vakjes, afgelijnd in een fluogele kleur. Hier staan de spullen van de honderden mensen gestockeerd die hun huis ‘uit voorzorg’ moesten verlaten, net na de ramp, en zich snel realiseerden dat er van voorzorg geen sprake was. Ze zien hun huis nooit meer terug: 360 gezinnen, goed voor 600 mensen, zijn in theorie dakloos. Een derde kreeg een voorlopig huis toegewezen van de stad. De rest behelpt zich nog altijd bij vrienden en familie en quasi iedereen haalt zijn appartement leeg, vooraleer een kraan een metalen bal door de gevel slingert en de geschiedenis wegvaagt.

Verhuiswagens rijden af en aan. Groepjes bewoners, zelden meer dan vijf tegelijk en altijd bijgestaan door de civiele bescherming, wandelen hun vorig leven binnen, rapen spullen bijeen en stallen de huisraad in hun met fluogeel afgezoomde hokje. Daar heeft iedereen een nummer en staat een koelkast naast een matras naast een kamerplant naast een sporttas: Unione Calcio Sampdori, van de voetbalploeg.

‘Zal de vervangwoning straks volstaan? Wat met kinderen die van school moeten veranderen? de huisraad die niet tijdig wordt verhuisd? Er is zoveel meer ­ingestort dan een brug’
Lucilla Paoli Spazzafumo, buurtbewoonster

Aan de ingang van het bedrijventerrein gaat de bareel omhoog en rijdt een nieuwe verhuiswagen behoedzaam binnen. Seydou en Youssouf reiken de familie – vader, moeder, dochter – een flesje water aan, de militairen laden de wagen uit. “Dat is de hometrainer van mijn moeder”, zegt Lucilla Paoli Spazzafumo. Ze heeft een hond onder de arm. “Wees er voorzichtig mee, alstublieft.” Ook de kerststal is nog intact. “Hier, je bent Jezus vergeten”, zegt een militair. Lucilla: “Wij verhuizen de inboedel van mijn moeder. Ze woonde hier haar hele leven en is doof. De instorting van de brug was het eerste dat ze in jaren hoorde. Ze is er nog niet goed van. De stad bood haar een appartement aan, een paar wijken verder. Daar zit ze de hele dag aan het raam en huilt onophoudelijk. Ze is 90 jaar. Een oude boom verplant je niet ongeschonden.”

“Er heerst veel onduidelijkheid”, zegt Lucilla nog. De vrouw is aangedaan en praat snel. “Zal de definitieve vervangwoning volstaan? Wat met kinderen die plots van school moeten veranderen? Wat met de huisraad die niet tijdig wordt verhuisd? Er is zoveel meer ingestort dan een brug alleen.”

Het hokje is gevuld. Een nieuwe bestelwagen draait de hal in.

Vers brood

In Genua ruikt de volgende ochtend naar vers brood. Aan de haven verkopen donkere mannen lederen riemen en mutsen van voetbalclub Unione Calcio Sampdoria. Groepjes Afrikanen leunen tegen een standbeeld. Deze stad heeft alles: de zee, de bergen, het marmer, de wasdraad boven de stegen en de gekartelde sfeer aan de haven. Zwarte dames met naaldhakken en netkousen die knipogen. In de smalle straten zie je ze op iedere hoek, verscholen in de onderbuik. Geel licht valt op de houten raamluiken.

‘Plan Piano in poleposition’, schrijft een krant. ‘Renzo Piano is de architect die Genua van een nieuwe brug moet voorzien.’ De komende tijd – maanden, jaren? – hoor je ‘Genua’ en denk je aan een brug en een vrachtwagen. Net zoals je aan tenten denkt bij L’Aquila, aan vuurwerk bij Enschede en een meteorietenregen in Tsjeljabinsk.

Vers brood
Beeld JONAS LAMPENS

Op een terras zit een forse man met lang, blondbruin haar. Hij draagt een zwarte bontjas en drinkt koffie. We gingen hem niet bellen en enkel Italianen aan het woord laten. Maar Ilja Leonard Pfeiffer valt niet te negeren. Hij, de bizon van de Nederlandse letteren, woont al tien jaar in Genua. Pfeiffer passeerde er ooit met de fiets, zette die tegen de muur en groef zich in in La Superba. Dat resulteerde in een liefdesbetuiging en een gelijknamig boek. “De instorting van de brug is het symbolische einde van de vooruitgang”, zegt hij. “Morandi bouwde de brug en de stad droomde van een gouden toekomst. Wat rest, is puin.”

Pfeiffer klapt een doosje open en rolt een sigaret, dik als een vulpen. “Een maand na de ramp organiseerde de stad een ceremonie op Piazza De Ferrari. Daar was veel volk en ervoer je een zeldzaam gevoel van solidariteit. Premier Conte zwaaide met beloftes en documenten. Bleek het om blanco papier te gaan. Nee, de schok blijft nog een tijd nazinderen.”

Een paar uur later staat de zon hoog. Stefano Bruzzone, de poortwachter, zit aan zijn bureau op de parking. Vrachtwagens rijden af en aan. “Kijk,” zegt hij, en wijst naar buiten: “de rest van de brug staat er nog.” Hij lacht. ’s Avonds valt de nacht een laatste keer over Genua en wacht de terugkeer. Het waait niet en het regent niet. In een appartement brandt een zonderlinge lamp. Iemand redt een ­familiealbum van de vergetelheid.