Direct naar artikelinhoud
review

Gerda Dendooven - 'Tabac': de belofte van een stilstaande trein

Tabac Gerda dendoovenBeeld rv

Een railroad novel of toch vooral een bonte verzameling jeugdherinneringen? Gerda Dendooven weet niet goed richting te kiezen in het slepende Tabac, haar eerste 'roman voor volwassenen'. Spoorslags stapelen de clichés zich op.

"Ik ben bang. Want ik kan helemaal op mijn gezicht gaan", zo liet Gerda Dendooven (°1962) zich ontvallen in Culture Club op Radio 1. "Maar het moest eruit."

Jarenlang broedde de Vlaamse illustratrice op Tabac, haar eerste roman voor 'grote mensen'. Een logische stap. Wanneer je als coryfee van de Vlaamse kinder- en jeugdliteratuur zo ongeveer alle mogelijke lauweren en honneurs hebt verzameld (van Woutertje Pieterse Prijs tot Zilveren Griffels en Boekenleeuwen en -Pauwen), kun je begrijpen dat er nieuwe schrijvershorizonten lonken.

Voor Tabac ging Dendooven te rade bij een faits divers. In Italië werden een aantal jaren geleden de lichamen aangetroffen van een Vlaams koppel, overleden nadat ze giftige bloemblaadjes hadden geconsumeerd. Dendooven zet dit morbide verhaal naar haar hand in een roman die twee sporen berijdt.

Kervelsoep en eau de cologne

In de eerste verhaallijn volgen we de lange treinrit van een jonge vrouw en een oudere man naar het zuiden, richting 'de laars'. Ze zijn samen op de vlucht voor een onvatbare dreiging. Hun omgang wordt gekenmerkt door onzekerheid en aftastende gevoelens. De vrouw koestert een idolatrie voor de man. 'Ik hou van het hele pakket: je engelachtige buitenkant en je donkere binnenkant.' Waarom verlaten ze op stel en sprong én op een ijzige morgen hun Vlaams provincienest, have en goed achterlatend? Parallel hiermee serveert Dendooven jeugdherinneringen van deze Conny, bijgenaamd 't Konijn. 'Ik ben een achterkomertje, het kleine zusje, het kakkernestje, 't Konijn. Niemand zit op mij te wachten; had ik zelf kunnen beslissen, ik was er nooit gekomen', lezen we.

Aan het omslag ligt het niet dat Tabac een enigszins gezapige indruk nalaat. Levensgezel en typograaf Gert Dooreman zorgt voor het nostalgisch cachet via een voorplat met een interbellumsfeer. En met een bedrieglijk lieflijke bloementuil.

Toch belanden we spoedig in een resem voortkabbelende vertelsels. Dendooven parkeert ons op een trein der traagheid, want in de hoofdstukken over het reizende koppel gebeurt aanvankelijk nagenoeg niets. Lamlendig verloopt de queeste van de voormalige leraar en 't Konijn naar escapistisch geluk. Er wordt naar buiten gestaard, uit het raam gehangen (ondanks 'E pericoloso sporgersi'), er wordt gezwegen en er wordt gesabbeld op fletse boterhammen met bonenpasta. Diepzinnige bedenkingen hoeven we niet te verwachten: 'Een stilstaande trein heeft geen nut maar houdt wel een belofte in. Want ooit komt het moment dat hij zal beginnen te rijden om je naar je bestemming te brengen.' Juist, ja. Treinen tuffen, dorpen zwijgen, hemels en wolken staan in brand en 'de gloeiende zon rolt met een grote vaart de aarde in'. Even later klinkt het: 'De zon is achter de huizen weggerold en heeft de kleuren van de stad meegenomen.'

Er wordt naar buiten gestaard, gezwegen en gesabbeld op fletse boterhammen met bonenpasta

Dendoovens fascinatie voor het rollend materieel van de spoorwegwereld is aandoenlijk. 'Als de conducteur de aftocht fluit, zuchten de deuren dicht.' Maar dan moet je toch de gesuikerde lyriek en kodachromeclichés van de prentbriefkaart weten te overstijgen.

In hetzelfde bedje ziek zijn de jeugdherinneringen van 't Konijn, die weliswaar eleganter én met meer pit zijn opgetekend. Het meisje kent al vroeg de ontsnappingsroute naar een fantasiewereld en wordt door haar bedilzieke moeder in het nauw gedreven, zeker nadat de vader - een spoorwegman - al vroeg is overleden.

En waarom komt weduwnaar Tabac altijd over de vloer, gehuld in een geur van kervelsoep en eau de cologne? Hij heeft een ongezonde interesse voor 't Konijn, maar legt ook strootjes bij haar moeder. Toch tankt zij ook zelfvertrouwen bij hem. Konijn schaamt zich over haar schurftige vel en laat zich daarom maar ontmaagden door de niet al te kieskeurige chaperon Tabac.

De handen in het haar

Dendooven mikt gretig op herkenbaarheid, met een waaier aan oer-Vlaamse jeugdherinneringen - een dagje aan zee, het verloren hondje Foxie, het vangen van op kaas beluste muizen, de rivaliteit tussen de zussen of eerste verliefdheden.

Slechts als ze een wranger timbre hanteert, zet je je schrap. Veel te laat schroeft Dendooven de suspense op en krijgt haar boek een uitgesproken donkere tint. Behoedzaam licht ze de sluier van het merkwaardige verleden van de man. 'Het was jou volgen of me te pletter zuipen. Nee, me te pletter storten, zeg je vaak.'

Helaas kampt de lezer op dat moment al met manifeste concentratieproblemen. 'Tot nu toe was deze reis niet meer dan een brug oversteken van vroeger naar later. Van gisteren naar vandaag. Maar vanaf morgen springen we in het duister', staat er.

Dendooven hoopt de clichés in een hoog tempo op tot een Bibelebontse berg. Ook onwaarschijnlijkheden ontsieren het verhaal. Hoe geloofwaardig is het dat het duo anno de 21ste eeuw geen mobiele telefoon bij zich heeft? De manier waarop ze ontdekken dat Europa geteisterd wordt door IS-aanslagen is vreemd, zeker omdat ze op allerlei stations ronddwalen. De link met de vluchtelingenthematiek is opzichtig en naïef ingeweven.

Je merkt dat Dendooven verteltechnisch soms met haar handen in het haar zat en moeizaam de balans vond tussen hoofd- en bijzaken. Haar taal houdt ze eenvoudig - toonde ze te weinig durf om het idioom van de jeugdliteratuur af te werpen? Evengoed expliciteert ze veelvuldig en neemt ze de lezer aan het handje. Daardoor wordt Tabac, ondanks de tastbare melancholie, een grotendeels mislukte roman. Te zelden treft Dendooven het juiste register voor deze historie die - jawel - voortdokkert als een overjaarse boemeltrein.

Gerda Dendooven, Tabac, Querido, 198 p., 18,99 euro.