Direct naar artikelinhoud

'In het begin vond ik het ook vervelend. Zo rood ben ik niet'

Meer dan dertig jaar was Coen Stork diplomaat. Op oninteressante posten, maar ook in het Zuid-Afrika van de apartheid, het Spanje van Franco, het Argentinië van de Vuile Oorlog, in Castro's Cuba en het Roemenië van de Ceausescu's. Maar toch, hij heeft vaak het idee gehad dat hij overbodig was.

Coen Stork in 2012.Beeld Joost van den Broek

Zeven donkere jaren heeft Coen Stork gekend in de Buitenlandse Dienst en ze begonnen in Madrid, in de zomer van 1972, toen Lewe van Aduard een andere baron, C.W.A. van Haersolte, afloste als ambassadeur. Lewe gaf het ambassadepersoneel meteen zijn visitekaartje af: 'Nemen jullie alstublieft geen voorbeeld aan ons vaderland, waar de miljoenen in het water worden gegooid om de negers met hun tenen te leren spelen.' Niemand protesteerde, wel werd hier en daar gelachen.

Later, op de post in Buenos Aires maakte hij Van Voorst tot Voorst mee, oude katholieke adel. In Chili had het leger de macht overgenomen van Allende, de PvdA-bewindslieden Van der Stoel en Pronk gaven opdracht een lijst op te stellen van 115 Chileense asielzoekers. Van Voorst was het er niet mee eens: 'We moeten ons vaderland behoeden voor dit geteisem.'

In Madrid begon Coen Stork een verhouding met Ellen Elmendorp, secretaresse op de consulaire afdeling. Ze was verrukkelijk. Spoedig was ze zwanger.

Ze gingen samenwonen. Het lastige was dat hij met een ander getrouwd was. 'Laten we een ommetje maken', zei de ambassadeur. Hij adviseerde Stork een roman te lezen, een biertje te drinken, juffrouw Elmendorp te vergeten. 'U moet dit echt beëindigen, deze relatie.'

De zwangerschap groeide, de verhouding bloeide. De ambassadeur tapte uit een ander vaatje: 'U bent eerste secretaris meneer Stork, U hebt geen enkel idee van discipline! Geen notie van orde, van gezag. Onberispelijk gedrag, ooit over nagedacht?'

Stork: 'Zelf deed Lewe het intussen met de archivaresse van de ambassade. Hij nam haar nota bene mee op dienstreis, godbetert.'

Stork vertoefde op zijn standplaatsen graag onder kunstenaars en ongeregeld volk. Op zijn conduite schreef de ambassadeur dat hij niet kon beoordelen 'in hoeverre hij (Stork) weerstand zal kunnen bieden aan bepaalde politieke zuigkrachten, die zich juist in cultureel geïnteresseerde milieus zo dikwerf demonstreren'. Hij is een communist - dat was wat zijn chef in Madrid schreef naar de bazen in Den Haag.

Stork herinnert zich: 'Ik ben naar hem toe gelopen, erbij was Van de Mortel, ook adel, die vreselijke Van de Mortel, hij stond erbij en keek ernaar toen Lewe mij uitkafferde.

'Laatst heb ik Van de Mortel terug gezien, na eeuwen. Hij is al lang gescheiden van zijn toenmalige, veel te leuke vrouw en in zee gegaan met de dochter van een Oostenrijkse champagnemagnaat, zoiets. Een echte profiteur. Juist die Van de Mortel... als diplomaten tussen verschillende posten door korte tijd op het ministerie in Den Haag werkten, lunchte je vaak met elkaar. Meestal in een restaurant vlakbij het ministerie dat toen nog aan het Plein lag. Die Van de Mortel had aan tafel altijd het hoogste woord. Van hoe je het beste het ministerie kon flessen. Ja, daar kwam het gewoon op neer. Hoe het onderste uit de kan te halen met je declaraties. Wat de loopholes waren in de regeltjes.'

Wat zei u ervan?
'Oké, ik heb inderdaad mijn mond gehouden toen. Ik was timide, toen nog. Maar ik vond het geen pas hebben. Je kreeg een heel redelijk salaris. En om dan je collega's te onderwijzen hoe je... enfin, geen woorden voor.'

U vermeldt steeds met nadruk de adellijke afkomst. Waarom is dat belangrijk?
'Omdat ze de Dienst, althans voor een deel, zo reactionair hebben gemaakt. Ik dacht laatst: potverdomme, er is overeenkomst. Er is overeenkomst tussen de Lewes van Aduard, de Van de Mortels en de lui die in de oorlog voor Nederland op de neutrale posten zaten, Stockholm, Bern, Madrid, Lissabon. Allemaal deugden ze niet en allemaal waren ze van adel.'

Hij is net terug van zwemmen. Hij heeft de pest aan zwemmen, maar als je 84 bent en nog niet dood wil, kan je het maar beter wel doen. Hij mag mee zwemmen in het zwemuurtje van de zwangere vrouwen. Dat maakt veel goed. 'Als ze op hun rug liggen is het alsof je in vijftienvoud omgeven bent door het eiland Pampus.'

Coen Stork, ambassadeur in ruste, had zo'n 35 jaar de wereld als thuishaven. Zijn levenswandel was onorthodox, voor zijn beroepsopvatting gold vaak genoeg hetzelfde. Met smaak en precisie is het nu opgeschreven, met de hulp van journalist Peter Henk Steenhuis. De rode ambassadeur heet zijn biografie die gisteren verscheen.

Sinds twintig jaar woont hij aan de Amstel in Amsterdam, tegenover de Stopera. Achter de deur ligt een stapeltje zojuist bezorgde tijdschriften. Van de New York Review of Books tot het blad van de Vogelbescherming.

Een pullover van fijne jersey, een ribbroek, beide in beige tint en daaronder opeens vuurrode sokken. Zijn vriendelijke gezicht is gerimpeld tot in de wenkbrauwen, beweeglijke ogen. Zijn stem is als van een oude barones.

Hij leeft te midden van boeken en schilderijen. Coen Stork sjouwt zijn geschiedenis met zich mee. 'Ik heb mijn leven lang geknipt in Le Monde, de Süddeutsche Zeitung, hele jaargangen van Tirade en Forum staan hier. In elk boek zitten knipsels. Als het te veel knipsels werden, deed ik ze in enveloppen'- hij spreekt het uit als anvelôppe.

Het is thuis begonnen. Thuis was het milieu van de directeur van Gebroeders Stork & Co Apparatenfabriek in Amsterdam. Industriëlen, politici en bankiers kwamen over de vloer. Zijn ouders hebben hun leven lang De Telegraaf gelezen en gingen in 1936 gewoon naar de Olympische Spelen in Berlijn.

Hij weet nog dat ze op zondagochtend 3 september 1939 thuis aan de radio zaten, in afwachting van de oorlogsverklaring van Chamberlain na de Duitse inval in Polen en dat zijn vader tegen hem zei: 'Als je nu iets interessants wil doen, Coentje, dan moet je de berichten over deze oorlog uitknippen en in een album verzamelen.' Het was niet tegen dovemansoren gezegd. 'Ik heb ze allemaal nog, 22 albums. Ze staan boven.'

Meer dan dertig jaar was hij diplomaat. Op oninteressante posten, maar ook in het Zuid-Afrika van de apartheid, het Spanje van Franco, het Argentinië van de Vuile Oorlog, in Castro's Cuba en het Roemenië van de Ceausescu's. Maar toch, hij heeft vaak het idee gehad dat hij overbodig was.

Gaandeweg is hij zich gaan voornemen pal te staan voor wat hij 'het minst slechte' noemt. In Johannesburg was hij een van de weinige diplomaten die het proces tegen Mandela bijwoonde. In Boekarest was zijn ambassade vrijhaven voor dissidenten. Later bleek dat de Securitate een dossier van hem had aangelegd dikker dan het telefoonboek van New York. In Havana was de ambassade een open huis - alle dagen feest.

Had u niet wat kritischer moeten zijn tegen het bewind van Castro?
'In Havana heb ik ongelofelijk veel mensen over de vloer gehad, schilders, schrijvers, ook wel journalisten. Waar ik ook was, ik heb altijd kunstenaars opgezocht en ik vond het fijn dat ik mensen een plezier kon doen. Met de revolutie hadden de Cubanen hun cafés verloren. En dat zwembad lag er, de drank stond in de kast. Misschien had ik kritischer moeten zijn. Ik vind het moeilijk daarop te antwoorden.'

U kreeg de titel rode ambassadeur. Klinkt niet als een aanbeveling.
'In het begin vond ik het ook vervelend. Zo rood ben ik niet, al ben ik dan lid van de PvdA en is dat een zeldzaamheid in de Buitenlandse Dienst. Later kon het me minder schelen. Ik ontving van het ANC uit Zuid-Afrika een uitnodiging voor hun honderdjarig jubileum. With revolutionary greetings stond er; voor Cde Coen Stork. Wat was dat 'Cde'? Plotseling wist ik het: comrade. Voor Kameraad Coen Stork. Zo zie je, toch een rode ambassadeur.'

Hoorde u wel onder diplomaten?
'Ik geloof dat ik gevoelig ben voor rechtvaardigheid. Thuis was ik tegen de Duitsers. Dat was uitzonderlijk. Mijn broer heeft het nog steeds over 'joodjes'. Het stuitte mij tegen de borst. Toen ik in Havana was, vond ik dat de Amerikanen schandalig bezig waren in Latijns-Amerika. Misschien ben ik te naïef, dat is mogelijk. '

U wilde staan, schrijft u, voor wat het minst slecht is. Wat is dat dan?
'Dat je tenminste betrokkenheid toont en respect voor het land waar je terecht komt. En dat je weet wat er leeft onder de bevolking. Ik heb vaak genoeg meegemaakt dat het daar ernstig aan schortte. In Zuid-Afrika kregen we een nieuwe tweede man, Ad van der Made, een heel aardige vent, met een prachtige Oostenrijkse vrouw. Hij kwam aan in november '63, eind november. Ik dacht: ik moet die vent gaan helpen met uitpakken, het was dus twee dagen na de moord op Kennedy, ik vroeg: Ad, is er iets dat ik voor je kan doen en ik zei natuurlijk ook: hoe vind je het, wat er gebeurd is, verschrikkelijk niet? En hij zei: wat is er dan gebeurd? Wat bedoel je?'

En nu, hoe is het nu gesteld met onze diplomaten?
'Er is veel verbeterd, denk ik. Kennis en karakter tellen nu zwaar. Op afkomst wordt minder gelet en hantering van mes en vork staat niet meer bovenaan.'