Direct naar artikelinhoud
Zin van het levenZuidas-advocaat Pieter Riemer

‘Ik ben jou en jij bent mij’

Pieter Riemer: ‘Voor mij staat voorop dat ik een enorme drang heb om er te zijn.Beeld Jitske Schols

De dood van zijn moeder veranderde zijn levensvisie. Plots werd ook de man van verderop met dat dikke hondje belangrijk voor hem. De wereld van Zuidas-advocaat Pieter Riemer is open­­gegaan, zegt hij tegen Fokke Obbema. 

‘Als je je eenzaam voelt, moet je iets voor een ander doen.’ Die raad kreeg Pieter Riemer van zijn vader, toen hij als tiener naar een kibboets in Israël vertrok. Zo’n veertig jaar later is hij een 57-jarige topadvocaat aan de Amsterdamse Zuidas. Van het gelijk van zijn vader is hij diep doordrongen: ‘Wanneer je iets voor een ander doet, doe je dat voor je eigen ­geluksgevoel’.

Als partner van Linklaters, een mondiale firma met vijfhonderd partners en vijfduizend medewerkers, vliegt hij de wereld over om juridisch advies te geven bij grote deals. Sinds hij in 1996 naar Londen verhuisde om er een advocatenkantoor op te zetten, laveert hij tussen culturen. In 2005 begon hij met enkele partners de Nederlandse tak van Linklaters, daarna kwam hij in het hoogste ­bestuursorgaan, opnieuw in Londen. ­Tegenwoordig richt hij zich weer op zijn praktijk. Onlangs schakelde een Chinees staatsbedrijf hem nog in bij de verkoop van Zuid-Amerikaanse bedrijven aan een andere Chinese gigant. Riemer, die in de nabijheid van de Loosdrechtse plassen woont, meent dat culturele verschillen op termijn er steeds minder toe gaan doen: ‘Uiteindelijk worden we één, daar ben ik van overtuigd.’

Wat is de zin van ons leven?

‘Voor mij staat voorop dat ik een enorme drang heb om er te zijn. Praten over de zin van het leven vind ik daardoor niet erg relevant. Heeft het zin dat alles er is? Nou, ik heb dat nog niet kunnen ontdekken. Ik durf dan ook niet te beweren dat het leven zinvol is. Maar gegeven het feit dat we er nu toch zijn, boeit mij vooral de vervolgvraag: is er een bepaalde ­manier waarop je het zou moeten doen? Kunnen we op een meer of een minder zinvolle manier leven? Is zuster Immaculata uit het gedicht van Reve, die al 34 jaar verlamde oude mensen waste, zinvoller bezig dan, ik noem maar wat, de seriemoordenaar, de advocaat aan de Zuidas of de journalist? Dat is een vraag die me al lang bezighoudt.’

Heeft u al een antwoord?

‘Niet sluitend, maar ik heb wel een denkrichting. De mens is van oorsprong een dier met instincten zoals angst, groepsgedrag en macht. Maar hij wil zich ook boven die driften verheffen. Tussen die wens tot verheffing en het dierlijke wordt hij voortdurend heen en weer geslingerd. Daarbij zoekt hij geluk. Onze beleving daarvan kan op verschillende niveaus zijn. Het kan gaan om basaal ­genot, zeg een lekkere appeltaart; het kan tevredenheid zijn, je zaakjes voor elkaar hebben. Maar het kan ook een slag dieper gaan. Dan kom je op het vlak van zingeving. Naarmate ik verder in het ­leven kom, heb ik daar meer behoefte aan.’

Zuster Immaculata zal door velen worden gezien als iemand met een voorbeeldig leven, waar de Zuidas-advocaat niet aan kan tippen.

‘Maar het kan heel goed zijn dat ­mevrouw Immaculata uiteindelijk niet veel anders heeft gekund dan te doen wat ze doet. De geluksbeleving die zij creëert, kan fantastisch zijn, zeker. Maar ik geloof dat je dat ook in heel andere rollen kunt bereiken. Het is niet zo dat je alleen een nuttig leven leidt wanneer je in de ziekenboeg werkt, of dingen voor een ander doet. Het leven van iemand die niet de persoonlijkheid heeft om anderen te helpen, kun je niet afdoen als niet nuttig. Wat je te doen staat, is te excelleren op de vlakken waar je kwaliteiten liggen. Want dan voel je je volkomen en heb je een geluksbeleving. Als jij een voortreffelijk artikel schrijft, geeft dat een gevoel van voldoening waardoor je je één voelt met je wezen. Dat moet je zoeken in jezelf.’

Waarom wantrouwt u altruïsme?

‘Bij mezelf zie ik dat in ieder geval niet. Als ik iets voor een ander doe, krijg ik er een schitterend gevoel voor terug, dus voor mij is het dan in wezen een egoïstische daad. Ik heb er nog een ander argument voor. Ik heb een geadopteerd zusje uit Korea en heb me erin verdiept wanneer adoptie werkt. Als je het alleen maar doet om de wereld te verbeteren, werkt het niet. Die drive is niet sterk ­genoeg. Met een echte kinderwens lukt het doorgaans wel. Dat vind ik in dit verband een belangrijke les.’

Maakt uw werk als advocaat uw ­leven zinvol?

‘Het is een prachtig vak waarin ik kan ­excelleren en dat mij in staat stelt in harmonie met mijn eigen kwaliteiten te komen. Dan kun je ook waarde toevoegen. Er is nu eenmaal een onvoorstelbare behoefte om dingen goed te regelen. Als dat niet gebeurt, kunnen zaken erg fout gaan. Ik faciliteer interactie in de samenleving, dat is een nuttige rol. In het begin van mijn carrière draaide het vooral om mijn zelfontplooiing, tegenwoordig probeer ik mijn geluksgevoel te optimaliseren door aan een breder verband bij te dragen. Dat kan op kantoor zijn, wanneer ik mensen de ruimte geef. Of dat kan in mijn werk voor vluchtelingen zijn, maar daar wil ik me verder niet op voorstaan.’

Waarom niet?

‘Omdat ik absoluut niet de indruk wil wekken dat ik mezelf rechtvaardig. Ik heb niets te rechtvaardigen en heb lak aan gemakkelijke, morele oordelen. Dan kom ik liever over als een steile Zuidas-advocaat. Wanneer Bill Gates besluit geld aan anderen weg te geven, draagt dat bij aan zijn geluk. Voor mij geldt hetzelfde. Als ik me voor vluchtelingen inzet, optimaliseer ik mijn eigen geluksgevoel door mij met anderen te identificeren. Ik wil hen begrijpen: waar komen ze vandaan, wat beweegt hen?

‘Dat heb ik ook in mijn werk. In de ­internationale zakenwereld is dat essentieel. In onze board zat ik geregeld aan ­tafel met een Japanner, een Belg, een Amerikaan en een Chinees. Ze hielden hun vork allemaal op een andere manier vast, maar als je bereid bent daar voorbij te kijken, zie je een enorme rijkdom. ­Iedereen kijkt anders tegen een probleem aan. Dat is een bron van creativiteit. De verschillen zijn er, zeker, maar uiteindelijk zijn er vooral vlakken waar we elkaar raken. Mijn overtuiging is dat we uiteindelijk één zijn.’

Hoe bent u tot dat inzicht gekomen?

‘Wellicht doordat ik mijn moeder kwijtraakte. Ze was een vitale vrouw van 73, de motor van de familie. Ineens was ze weg, in twee weken tijd. Dat was een ongelofelijke schok voor mij. Ik ben een kind van de zon, ik heb maar heel weinig tegenslag meegemaakt. Ik geloofde in grip op je leven houden en voer de hele tijd scherp aan de wind: ik doe dit, dit en dit, dan doe ik dat, dat en dat en dat brengt me dit. Teams aanvoeren, de koers uitzetten, zeggen wat we gaan doen, dat was mijn hele leven. Ik was bezig te handelen, perfectionistisch.

‘Ik weet nog dat ik mijn moeders begrafenis regelde en ik de mevrouw van het begrafenisbedrijf op twee fouten wees in het overlijdensbericht, waarop zij zei: ‘Meneer, wordt het geen tijd dat u uw verdriet toelaat?’ Ik zei: ‘Wanneer dat gebeurt, dat bepaal ikzelf. U moet zorgen dat dit bericht juist in de krant komt.’ Maar er zat wel wat in. Op de dood van mijn moeder had ik geen antwoord. Een tijdje na de begrafenis zat ik op een bankje in een park in Amsterdam-Zuid en vroeg me af: ‘Hoe verklaar ik dit?’ Ik was geschokt door de ruwheid, de abruptheid van het bestaan. De totale chaos die permanent om ons heen is.

‘Jij zit nu tegenover me, maar voor hetzelfde geld lag je nu onder de zoden en had ik gedacht: ‘Toch jammer, dat die ­kerel dood is’, maar ik was gewoon verder gegaan. Nu zit je hier en voeren we dit gesprek. Chaos. Ik ben toen gedichten gaan lezen en probeerde tussen de regels door te begrijpen, te rijmen dat het is zoals het is. Hoe kon ik weer grip krijgen? Die kreeg ik door te zeggen: ik ben jou, jij bent mij.’

Waarom gelooft u dat?

‘Het is geen geloof, maar een bewustzijn. Na de dood van mijn moeder heeft bij mij de gedachte postgevat dat het bestaan niet vanuit een enkel individu maakbaar is, maar dat je onderdeel van het grotere geheel bent. Als je dat echt voelt, ontstaat er veel rust. Want dan maakt het eigenlijk niet meer zoveel uit of jij er nu bent of dat een ander er is. Dat is een troostrijk gegeven, je eigen dood wordt dan minder belangrijk.

‘De wetenschap levert me bewijzen dat het die kant ook opgaat. We delen al organen met elkaar, dat is het prille begin. We gaan naar een punt waarbij onze geesten rechtstreeks met elkaar communiceren. Nu al kun je op die manier het spelletje Tetris spelen. De wetenschap op dit vlak maakt een steile curve door. Straks lig je met je vrouw in bed en zeg je: zullen we hem even aanzetten? Dan kom je bij elkaars geest binnen. Geweldig! Dan zeg je: die coïtus was helemaal niks, dit is pas echt mens zijn, de ultieme voldoening.

‘Abel Herzberg heeft ooit geschreven dat de mens een fragment is en doelde op het grotere verband waarin we leven. ‘We zijn fragmenten’, dat heeft diepe indruk op me gemaakt. In zijn optiek was daarbij een God, in die van mij niet, maar dat maakt niet uit. Ik ben ervan overtuigd dat we op weg zijn allemaal een te worden. Tenzij we zo stom zijn dat we onszelf vernietigen. Bijvoorbeeld doordat we ons afwenden van degenen voor wie we moeten zorgen. Dan houdt het op. Over jouw belang kan ik gemakkelijk nadenken, maar het gaat me ook om die man hier verderop op de dijk. Die woont er met zijn iets te dikke hondje en groet me altijd afgewend, als ik in mijn auto langsrij. Hij is even belangrijk. Als we niet voor hem zorgen dan wend je je af. Dat is wat de elite in mijn ogen momenteel te veel doet.

‘We moeten ophouden steeds grotere hekken om onze huizen te bouwen en ons naar de maatschappij gaan keren. Als ik op mijn roeivereniging ben, zit ik in de boot met allemaal mensen die het goed hebben. Dan kunnen we eindeloos over roeien praten, de snelheid en de slag. Hartstikke leuk. Maar dat mag niet het enige zijn. Als we ons daartoe beperken, wordt die boot uiteindelijk opgeblazen. Dan profiteren lieden die uit de elite voortkomen van het ongeluk van mensen om wie we ons niet hebben bekommerd. Dan grijpen de populisten de macht. Onze vrijheid is als kraanwater. We beschouwen het als normaal. Maar dat is het niet. Vandaar dat ik zeg: denk niet dat die ander echt een ander is, maar identificeer je met hem. Dat is in je eigen belang.’ 

Leestip

‘Job van Joseph Roth is zo mooi geschreven, het is bijna een gedicht. De hoofdpersoon Mendel Singer woont in Rusland met zijn vrouw en vier kinderen, van wie er een gehandicapt is. Die laatste laat hij achter bij zijn emigratie naar Amerika. Daar overkomen hem rampen en verliest hij alles en iedereen, waarna hij zijn geloof loslaat. Dan gebeurt er iets. Job is een boek waardoor je bijna weer zou gaan geloven.’

Zin van het leven

Na een hartstilstand, die hem tussen dood en leven deed zweven, gaat redacteur Fokke Obbema op zoek naar antwoorden op die aloude vraag: waartoe zijn wij op aarde? In een serie interviews gaat hij daarover het gesprek aan met mensen met zeer diverse beroepen en achtergronden.  Op deze pagina vindt u alle interviews. Benieuwd naar Obbema's persoonlijke verhaal? Dat leest u hier.