Direct naar artikelinhoud
Pleegzorg

40 procent meer kinderen wachten op pleegouders

Nadia Weiss met haar dochter Imani.Beeld rvb

Het aantal kinderen dat wacht op een pleeggezin, is in twee jaar tijd met 40 procent gestegen. Nochtans zijn er steeds meer mensen bereid om een kind op te vangen. Voor Nadia Weiss (33), die van instelling naar instelling trok, was een pleeggezin alleszins een godsgeschenk.

Eind 2015 wachtten 602 kinderen op een pleeggezin, maar eind vorig jaar was hun aantal al gestegen tot 844. Zolang er geen pleeggezin wordt gevonden, blijven de kinderen thuis - ook als het daar niet veilig is - of worden ze naar een jeugdinstelling gestuurd. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams Parlementslid Lorin Parys (N-VA) - die zelf twee pleegkinderen en een adoptiekind heeft - opvroeg bij Vlaams minister Jo Vandeurzen (CD&V).

Dat het aantal wachtende kinderen zo hard toeneemt, is opmerkelijk, want er zijn steeds meer mensen die bereid zijn een kind op te vangen. In 2015 telde Vlaanderen 4.177 pleeggezinnen. Twee jaar later waren er 5.181 of een kwart meer.

"Als ik zie dat meer ouders zich informeren over pleegzorg maar dat minder kandidaten aan het selectieproces beginnen, vrees ik dat de wachtlijst nog zal groeien", aldus Parys. "Dus moeten we dringend te weten komen waarom kandidaten afhaken, werk maken van tijdskrediet voor pleegouders en Gezinshuizen oprichten. Dat is kleinschalige opvang die aanleunt bij een gezinsomgeving: een gezinshuisouder zorgt voor maximum vier kinderen. Zo kunnen we kinderen en jongeren de beste ontwikkelingskansen bieden.

Getuigenis

Nadia Weiss (33) uit Kessel-Lo verbleef als kind in 34 instellingen in amper vier jaar tijd. Tussendoor woonde ze even in een pleeggezin. Daar voelde ze zich zo goed dat ze soms nog verlangt naar de liefde die ze er kreeg. Liefde, die wildvreemden haar zomaar gaven.

"Ik ben thuis weggelopen toen ik twaalf was. Samen met mijn vier broers en zussen woonde ik bij mijn mama in Gent. We werden zwaar mishandeld. Ze sloeg ons met riemen en latten, timmerde met schoenen op ons hoofd. Dat was niet omdat we stout waren. Dat durfden we helemaal niet. We waren doodsbang van haar. Toen ik in het eerste middelbaar zat, had ik een vriendje. Mijn mama heeft me bij mijn haren gepakt en me met mijn hoofd tegen de muur gegooid. Ik was bang dat ze me zou vermoorden. Dan ben ik weggelopen."

Twee weken doolde Nadia rond op straat, tot de politie haar vond en de jeugdrechter haar in een instelling plaatste. "Ik kwam als 12-jarige in een crisiscentrum voor volwassenen terecht, want er was nergens anders plaats. Na vier dagen ben ik ook daar weggelopen. Ik werd weer opgepakt en kwam in een andere instelling terecht. Dat scenario heeft zich bijna eindeloos herhaald. Overal maakte ik het heel bont. Het resultaat was steeds hetzelfde: ofwel was ik niet meer welkom in de instelling, ofwel liep ik er weg.

"Toen ik veertien was, werd ik naar een pleeggezin gestuurd omdat mijn gedrag in de instelling weer helemaal ontspoord was. In dat gezin voelde ik me goed. Ik was er braaf. Mijn pleegouders gaven me direct het gevoel dat ik erbij hoorde. Ze namen me op in hun gezin. Ze gaven me zoveel liefde terwijl ze dat niet hoefden te doen want eigenlijk was ik een vreemde voor hen. Ik wou er graag blijven, mijn pleegouders wilden dat ook. Maar na twee weken besliste de jeugdrechter dat ik terug naar een instelling moest 'omdat ik in een gezin niet kon aarden'. Terwijl het net in een instelling was dat het niet lukte.

"Nadat ik geproefd had van het leven in een pleeggezin, werd het verblijf in de instellingen pas echt een hel. Ik miste mijn pleegouders zo hard. Zij hadden me het gevoel gegeven dat ik er mocht zijn. Zelfs bij mijn mama had ik dat nooit gehad. Nu verlang ik soms nog naar dat pleeggezin. Uiteindelijk heeft de jeugdrechter me naar een voorziening bijzondere jeugdzorg in Leuven gestuurd. Het verblijf daar heeft ervoor gezorgd dat ik op mijn pootjes ben terechtgekomen."