Het gras is altijd geler aan de overkant
'Droogte grijpt de ziel naar de keel en dorst is de bekwaamste landmeter ter wereld’, schreef Leonard Nolens in zijn gedicht ‘Woestijnkunde’ – een kunst waarin we ons allemaal bekwamen, nu voor onze ogen gras, weiden en akkers verdorren.
De genadeloze zon zet ons in ons hemd. Ze dwingt ons na te denken over de elementen.
De aarde verdort de oogsten. Drinkwatervoorraden slinken. Sproeien in de tuin is verspilling en stilaan zinloos: het gras heeft de strijd al opgegeven. Water dat normaal peuterbadjes vult wordt nu in noodvoorraden opgeslagen door brandweerkorpsen, die heidebranden moeten doven.
De laatste grote droogte dateert al van 1976 maar door de klimaatverandering dreigen we om de paar jaar met dit soort zomers geconfronteerd te worden. Een herziening van ons waterbeheer dringt zich op. Als dichtbevolkt en –bebouwd gebied kampen we met structureel lage waterreserves.
We gaan het nog dus heet onder de voeten krijgen. Of, zoals de Nederlandse Dichter des Vaderlands Ester Naomi Perquin deze week observeerde in ‘Nattigheid’:
Aardappels koken in de aarde droog. Vlees blijft stollen. De tijd wordt kaal.
De zon een bloeddoorlopen, starend oog dat onkruid brandt over
de godverlaten wegen. Een hark buigt langzaam krom.
Een hondentong plakt piepend vast
aan heet metaal.
De sloot spuugt gaargekookte eenden uit. Onzichtbaar leven stinkt en
woekert aan de kant. En vannacht staan de boeren op, sjouwen
langs akkers, houden de zonsopkomst tegen – bidden
tegen statistieken in. Grote weerman, aarde die
ons kostbaar is, geef ons heden regen.
Lees ook
Geselecteerd door de redactie